Form No. 3361-789 Rev A TimeCutter® ZD420T zitmaaiers Modelnr.: 74437—Serienr.: 290000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Inleiding Figuur 2 Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. 1. Veiligheidssymbool. Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Veiligheid Onderhoud van het luchtfilter............................. 28 Motorolie verversen/oliepeil controleren............ 29 Onderhoud van de bougie .................................. 31 Onderhoud brandstofsysteem ................................ 32 Brandstof aftappen uit de brandstoftank ............. 32 Brandstoffilter vervangen ................................... 32 Onderhoud elektrisch systeem ................................ 33 Onderhoud van de accu......................................
◊ ◊ ◊ ◊ onvoldoende grip van de wielen, te snel rijden, onjuist gebruik van de rem, het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • Laat de motor nooit in een afgesloten ruimte lopen, omdat zich daar giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen. • Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm – voordat u verstoppingen losmaakt of het uitwerpkanaal ontstopt; – voordat u de maaimachine gaat controleren, schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren; – als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer gebruikt; – als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren).
omdat de machine kan omkantelen op oneffen terrein. • Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkantelt. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt verplaatst naar de voorwielen, kunnen de aandrijfwielen gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. • Nooit starten of stoppen op een helling.
Hellingdiagram 7
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 93-7010 1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit. 3.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 106-8742 1. Risico van explosie 1. Parkeerrem 2. Geen vonken of vuur en niet roken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 106-8743 1. Maaihoogte 5. Raadpleeg de gebruikershandleiding. 108-8769 1. Stand Gras opvangen 2. Recycler® stand 108-8759 1. Geleiding van drijfriem 9 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7.
110-6567 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Waarschuwing – Lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert; zet de rijhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en maak de bougiekabel los. 3. Ledematen kunnen worden (af)gesneden, maaimes; risico om gegrepen te worden, riem – Veiligheidsschermen niet openen of verwijderen terwijl de motor loopt. 4.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 3 1. Rijhendel 2. Maaihoogtehendel 4. Grasvanger 5. DFS-hendel 3. Bedieningspaneel 6. Bestuurderspositie, stoel 7. Maaidek 10. Bekerhouder 8. Recycle-on-Demand 11. Voetsteun hendel 9. Wiel van achterwielaandrij- 12. Voorste zwenkwiel ving G005884z Figuur 4 Grasvanger verwijderd 1. Rijhendel 2. Maaihoogtehendel 3. Dop van brandstoftank 4. Sensoren van opvangsysteem 5. Inspectieluik, achter 7. Maaidek 10. Achterframe 8. Motorkap 11.
Bedieningsorganen vanuit de middelste stand naar buiten beweegt, stelt u de parkeerrem in werking en kunt de machine verlaten (Figuur 5). Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen in Figuur 3, Figuur 4, Figuur 5 en Figuur 6 voordat u de motor start en de machine gebruikt. Parkeerrem De parkeerrem wordt automatisch in werking gesteld als de rijhendels in de remstand staan. Zet de rijhendels altijd in de remstand als u de machine stopt of onbeheerd achterlaat (Figuur 5).
Gebruiksaanwijzing sleuteltje op Uit draait, wordt de motor afgezet; het verdient echter aanbeveling het sleuteltje altijd uit het contact te verwijderen als u de machine verlaat om te voorkomen dat iemand per ongeluk de motor start (Figuur 6). Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Gas-/Chokehendel Veiligheid staat voorop Met de gas-/chokehendel kunt u zowel de gasklep als de choke bedienen.
In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank nooit als de machine op een aanhanger in een afgesloten ruimte staat. • Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de brandstoftank tot maximaal 6 mm tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis.
• Houdt de benzine vers gedurende stalling van 30 dagen of minder. Als u de machine langer wilt stallen, moet u de benzine aftappen uit de brandstoftank. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. • Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
Motor afzetten 1. Zet vervolgens de gashendel weer op Snel (Figuur 10). 2. Schakel de maaimessen uit door de aftakasschakelaar op Uit te zetten (Figuur 9). 3. Draai het contactsleuteltje op UIT (Figuur 11). 4. Maak voordat u de machine vervoert of opslaat de bougiekabel los van de bougie(s) om te voorkomen dat iemand per ongeluk de machine start. Figuur 9 1. Aftakasschakelaar – Aan 5. Sluit de brandstofafsluitklep onder de voorzijde van de brandstoftank voordat u de machine vervoert of opslaat. 2.
2. Zet de gashendel op Snel. 3. Trek de aftakasschakelaar uit om de maaimessen in te schakelen (Figuur 13). Figuur 12 1. Centrale onvergrendelde stand 2. Vooruit 3. Achteruit Figuur 13 1. Aftakasschakelaar – Aan 4. Remstand 2. Aftakasschakelaar – Uit Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk uitoefenen op beide rijhendels (Figuur 12). De maaimessen uitschakelen Om te draaien, vermindert u de druk op de rijhendel in de richting waarin u wilt draaien (Figuur 12).
Het Veiligheidssysteem zetten en de aftakas inschakelen. Kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen. 4. Verwijder de grasvanger. Neem plaats op de bestuurdersstoel, start de motor en schakel de aftakas in. De messen mogen niet gaan draaien. Niet-aangesloten of beschadigde interlockschakelaars kunnen onverwachte gevolgen hebben op de werking van de machine. Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
grasvanger. Om kort, droog maaisel door de tunnel naar de grasvanger te voeren, is minder kracht nodig. Milieufactoren kunnen invloed uitoefenen op de hoeveelheid maaisel die wordt afgevoerd naar de grasvanger, en de snelheid waarmee dit gebeurt. Als u hoog gras maait bij een lage maaistand, zal dit de luchtstroom belemmeren die nodig is om het maaisel naar de grasvanger te jagen. De afvoer van lang, nat of vochtig maaisel naar de grasvanger vereist veel meer kracht.
Figuur 16 1. DFS-hendel naar beneden 2. Opgeheven grasvanger, maaisel wordt uitgestort 4. Laat de grasvanger neer en laat de DFS-hendel los. Figuur 17 Als het alarm van de grasvanger overgaat terwijl de zak nog niet vol is, moet u de sensoren vrijmaken van maaisel of vuil dat de infrarode lichtstraal blokkeert. Hef de grasvanger op en veeg het oppervlak van de sensoren schoon met een zachte doek. 1. Grasvanger 2. Motorkap 3.
C. Als de bocht zichtbaar is, draait u de tunnel een kwart slag linksom. Als vuil dat zich ophoopt in het motorcompartiment, niet wordt verwijderd, bestaat de kans dat dit door een hete motor gaat branden. Brand in het motorcompartiment kan brandwonden bij u of anderen en materiele schade veroorzaken. D. Trek aan de tunnel totdat de spie zichtbaar is. Houd de spie in de tunnel op een lijn met de spiebaan. E. Verwijder de tunnel.
naar het maaidek. Als u begint te maaien door het midden van een ongemaaid gebied, moet u langzaam rijden en achteruit rijden als de machine verstopt raakt. Om optimale resultaten te waarborgen, moet de onderkant van de maaikast na iedere maaibeurt worden gereinigd. Als zich grasresten kunnen ophopen op de maaikast, kunnen de maairesultaten verslechteren. Om de beste resultaten met de Recycler® modus te verkrijgen, moet u als volgt te werk gaan. • Maai regelmatig.
Rijhendels afstellen De rijhendels kunnen hoger of lager worden gesteld overeenkomstig de wensen van de bestuurder. 1. Verwijder de 2 bouten waarmee de rijhendels is bevestigd aan de schacht van de bedieningsarm (Figuur 21). 2. Zet de rijhendels in de volgende groep gaten. Zet de hendel vast met de 2 bouten (Figuur 21). Figuur 22 1. Omloophendel, hendel in duwstand 2.
omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen. de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien. Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Stoppen tijdens het maaien Als u de machine tijden het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op het gazon achterblijven.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • De motorolie verversen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Controleer het veiligheidssysteem. Het motoroliepeil controleren. Maaimessen controleren. De sensoren van het opvangsysteem schoon vegen. Maaikast reinigen. Om de 25 bedrijfsuren • Alle smeerpunten smeren.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Toegang tot de machine Om bij sommige inwendige onderdelen te kunnen komen, hoeft u enkel de stoel omhoog te zetten. Ga als volgt te werk om toegang tot inwendige onderdelen te krijgen als dit nodig is om de in deze handleiding beschreven onderhoudswerkzaamheden te verrichten. G005900 Figuur 25 Motorkap verwijderen Motorleiding verwijderen Verwijder de motorkap om toegang te krijgen tot het motorcompartiment.
Smering 3 De lagers smeren 1 Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Smeer de draaipunten van de voorste zwenkwielen en de wielen (Figuur 29). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. G010222 2. Zet de schakelhendels in de remstand, schakel de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. 2 Figuur 27 1. Inspectieluik, achter 2. Bevestiging 3. Frame 3.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Schuimelement van het luchtfilter onderhoudsbeurt geven. (vaker in stoffige, vuile omstandigheden) Figuur 31 1. Kap 2. Schuimelement 3. Papierelement Om de 50 bedrijfsuren—Papierelement van het luchtfilter onderhoudsbeurt geven. (vaker in stoffige, vuile omstandigheden) 4. Vleugelmoer 5. Basis van het luchtfilter 6.
Oliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Het motoroliepeil controleren. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 2. Zet de schakelhendels in de parkeerstand, zet de motor uit, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurdersstoel verlaat. Figuur 33 1. Papierelement 2. Rubberen afdichting 3.
Om de 100 bedrijfsuren—De motorolie verversen. (vaker in stoffige, vuile omstandigheden) 7. Als alle olie is weggelopen, draait u de aftapplug dicht. 8. Verwijder de aftapslang (Figuur 36). 1. Start de motor en laat deze warm lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt. Opmerking: De oude olie afgeven bij een inzamelcentrum. 2. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 9. Vervang het oliefilter indien dit nodig is (Figuur 35). 3.
6. Laat de motor ongeveer drie minuten draaien, zet de motor af en controleer op lekken rond het filter. 7. Vul olie bij om te compenseren voor de daling in het oliepeil vanwege de oliefiltercapaciteit; zie Olie verversen en aftappen. naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt meestal op een vuil luchtfilter. Belangrijk: Bougie nooit schoonmaken. Bougie altijd vervangen bij zwarte laag op de bougie, versleten elektroden, vettige laag op de bougie of scheuren. Onderhoud van de bougie 2.
Onderhoud brandstofsysteem 4. Verwijder de motorkap en motorleiding om toegang te krijgen tot de onderdelen van de motor. 5. Maak de slangklem op het brandstoffilter los en schuif deze over de brandstofslang weg van het brandstoffilter (Figuur 41). Brandstof aftappen uit de brandstoftank Onderhoudsinterval: Vóór de stalling In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Onderhoud elektrisch systeem 4. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe en schuif ze weg van het filter (Figuur 41). 5. Trek het filter uit de brandstofslangen. 6. Monteer het nieuwe filter zodanig dat de pijl voor de stroomrichting van de brandstoftank af naar de motor wijst en schuif de slangklemmen terug tot dicht bij het filter (Figuur 41). Onderhoud van de accu Controleer het accuzuurpeil om de 25 bedrijfsuren. Houd de accu altijd schoon en volledig geladen.
Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif dat ernstige brandwonden veroorzaakt. • U mag accuzuur nooit inslikken en moet elk contact met huid, ogen of kleding vermijden. Draag een veiligheidsbril en rubberhandschoenen om uw ogen en handen te beschermen.
3. Verwijder de vuldoppen van de accu (Figuur 43). Accu monteren 4. Giet langzaam gedistilleerd water in elke cel van de accu totdat het zuurpeil de Bovenste streep (Figuur 43) op de accubehuizing bereikt. 1. Plaats de accu in de bak met de accupolen weg van het bedieningspaneel (Figuur 42). 2. Bevestig de pluskabel (rood) aan de pluspool (+) van de accu. Belangrijk: De accu niet te vol vullen; uitgelopen accuzuur (zwavelzuur) kan ernstige corrosie en beschadiging van het chassis veroorzaken. 3.
Onderhoud aandrijfsysteem Onderhoud van het maaidek Bandenspanning controleren Onderhoud van de maaimessen Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor scherpe maaimessen. Scherpe messen snijden het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de voorgeschreven spanning hebben.
Een krom of beschadigd mes kan breken en u of omstanders ernstig letsel toebrengen. • Vervang altijd een krom of beschadigd mes door een nieuw mes. • Vijl of maak nooit scherpe inkepingen in de snijranden of het oppervlak van het mes. Figuur 47 1. Snijrand 2. Gebogen deel 3. Slijtage/groefvorming Maaimessen verwijderen Een mes moet worden vervangen als u vast voorwerp heeft geraakt, of als het mes uit balans of krom is.
5. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig evenwijdig (Figuur 52). Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figuur 52). Als beide afstanden groter zijn dan 5 mm, moeten deze worden bijgesteld; ga verder met de rest van deze procedure. Figuur 50 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 51). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik.
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) instellen 10. Meet de afstand tussen de rand van zowel het voorste mes als de rand van het achterste mes tot het horizontale oppervlak (Figuur 55). Als de rand van het voorste mes niet 1,6–7,9 mm lager staat dan de rand van het achterste mes, moet u de voorste borgmoeren afstellen. Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u dit monteert.
6. Verwijder de R-pen en de ring op de stelbeugels van het maaidek (Figuur 58) aan beide kanten van het maaidek. Onthoud in welk gat de stelbeugel is geplaatst voor latere montage. Schuif de beugels van de bevestigingspunt. Figuur 56 1. Borgmoer en stelmoer 2. Voorwiel 3. Stelmoer 4. Borgmoer Figuur 58 14. Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals controleren of het maaidek horizontaal staat; zie Maaidek horizontaal stellen. 1. Stelbeugel 2. R-pen en ring 3. Stelstang 7.
4. Verwijder de drijfriemkappen op de buitenste assen. Maaidek monteren 5. Maak de bevestiging los waarmee de riemgeleider vastzit aan de achterste poelie (Figuur 59). 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak en schakel de aftakas uit. 6. Trek de arm van de spanpoelie in de richting die wordt aangegeven in Figuur 59, en verwijder de riem van de poelies. 2.
Reiniging Sensoren van het opvangsysteem reinigen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks De sensoren van het opvangsysteem hoeven niet volgens een bepaald schema te worden onderhouden, maar als het alarm van de grasvanger overgaat terwijl de grasvanger nog niet vol is, moet u de vlakken van de sensoren met een zachte doek afvegen. De doek mag worden bevochtigd met water. Figuur 60 Belangrijk: Gebruik geen oplosmiddelen of chemische stoffen van welke aard ook om de sensoren te reinigen. 1.
Stalling Motor opnieuw starten en laten lopen totdat deze afslaat. Reiniging en stalling Bedien de choke of hulpstarter. Start de motor en laat deze lopen totdat de motor niet meer start. Bedien de hulpstarter, indien aanwezig, diverse malen om er zeker van te zijn dat er geen brandstof meer in de hulpstarter aanwezig is. 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje. 2.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2. Het carter bijvullen met olie. 3. De koelribben en luchtkanalen ontstoppen. De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. 5.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 1. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 2. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 2. Neem contact op met een erkende Service Dealer. 1. De bevestigingsbouten van de motor zitten los. 1. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien. 2. De motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los. 3. De motorpoelie is beschadigd. 2. Desbetreffende poelie vastzetten.
Probleem Messen draaien niet. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De tractieriem is versleten, los of stuk. 1. Een nieuwe drijfriem monteren. 2. De drijfriem zit niet op de poelie. 2. Drijfriem monteren en assen en riemgeleiders op juiste stand controleren. 3. Een nieuwe drijfriem monteren. 3. De drijfriem van het maaidek is versleten, los of stuk. 4. De grasvanger is niet goed gemonteerd. 46 4.
Schema's G005894 Installatieschema (Rev.
Opmerkingen: 48
Opmerkingen: 49
Opmerkingen: 50
International Distributor List Distributor: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd Cyril Johnston & Co Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.p.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd Jean Heybroek b.v. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
Toro Warranty Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Aanwijzingen voor aanvraag van garantieservice The Toro® Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, geven de oorspronkelijke koper* krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie alle Toro producten die worden gebruikt voor normale huiselijke doeleinden*, te zullen repareren als deze materiaalgebreken en fabricagefouten vertonen.