Operation Manual

20
3
Hoofdstuk 3
Dit hoofdstuk beschrijft de basisfuncties en andere kopieerfuncties.
NORMAAL KOPIEREN
De glasplaat gebruiken
1
Open de origineelklep/RADF en plaats het origineel op de
glasplaat met de kopiezijde naar beneden.
[Het plaatsen van het origineel]
Leg het origineel gelijk met de schaalverdeling en
de centreermarkering ( ).
2
Sluit voorzichtig de origineelklep/RADF.
Wanneer er een kopie wordt gemaakt met de
klep voor de originelen/RADF-klep geopend,
wordt de functie die overmatig tonergebruik
voorkomt standaard geactiveerd en verschijnt er
"CONTROLEER ORIGINEEL" op het scherm.
(Zie het gedeelte "Functie oorspronkelijke
deksel/RADF-klep open controleren" (p.13).)
3
Stel het aantal kopieën en andere kopieerinstellingen in en druk
vervolgens op de [START] toets ( ).
Het kopiëren van boeken of originelen met vouwen of kreukels
Druk tijdens het kopiëren op de origineelklep/RADF
zoals op de afbeelding. Wanneer de origineelklep/
RADF niet volledig gesloten is kunnen er schaduwen
ontstaan op de kopie of kan de afdruk vaag zijn.
Strijk originelen met vouwen of kreukels goed glad
voordat u deze plaatst.
De glasplaat kan originelen tot een grootte van A4 scannen.
Wanneer er een kopie wordt gemaakt, zullen de randen niet worden
gekopieerd (beeldverlies). Zie "TECHNISCHE SPECIFICATIES" (p.83) voor
meer informatie over beeldverlies.
Druk op de [WIS] toets ( ) als u het lopende kopieerproces wilt onderbreken.
Zie pagina 23 tot en met 35 voor informatie over de kopieerinstellingen.
Opmerkingen
markering
Origineel schaalverdeling
Opmerkingen
HET MAKEN VAN KOPIEËN
eS203S_203SD_OM_Dutch_Ver00.pdf 24eS203S_203SD_OM_Dutch_Ver00.pdf 24 16.09.2008 15:17:0516.09.2008 15:17:05