Operation Manual

Gebruikershandleiding 4-33
L300/L300D-serie
De LAN-kabel aansluiten
Als u Fast Ethernet LAN (100 Mbit/s, 100BASE-TX) gebruikt, dient u de
computer aan te sluiten met een kabel uit categorie 5 (CAT5) of hoger.
Gebruikt u Ethernet LAN (10 Mbit/s, 10BASE-T), dan sluit u de computer
aan met een kabel uit categorie 3 (CAT3) of hoger.
Voer de volgende stappen uit om de LAN-kabel aan te sluiten.
1. Schakel de computer en alle erop aangesloten externe apparaten uit.
2. Koppel één uiteinde van de kabel aan de LAN-poort. Duw voorzichtig
tot de vergrendeling vast klikt.
Afbeelding 4-19 De LAN-kabel aansluiten
3. Koppel het andere uiteinde van de kabel aan een LAN-hubconnector.
Raadpleeg de LAN-beheerder voordat u de kabel op een hub
aansluit.
De LAN-kabel ontkoppelen
Voer de volgende stappen uit om de LAN-kabel te ontkoppelen.
1. Knijp het palletje op de connector in de LAN-poort van de computer in
en trek de connector eruit.
2. Ontkoppel de kabel op dezelfde wijze van de LAN-hub. Raadpleeg de
LAN-beheerder voordat u de kabel van de hub ontkoppelt.
De computer moet correct worden geconfigureerd voordat u verbinding
met een LAN maakt. Als u zich bij een LAN aanmeldt terwijl de
standaardinstellingen van de computer van kracht zijn, kunnen storingen in
het LAN optreden. Vraag de LAN-beheerder naar de juiste
configuratieprocedures.
LAN-aansluiting
Wanneer de computer gegevens met het LAN uitwisselt, brandt het
LAN-actief-lampje oranje. Wanneer de computer op een LAN-hub is
aangesloten maar geen gegevens uitwisselt, brandt het verbindingslampje
groen.
Zorg dat het LAN-actief-lampje (het oranje lampje) uit is voordat u de
verbinding tussen de computer en het LAN verbreekt.