Operation Manual

Gebruikershandleiding 4-20
Grondbeginselen
Als u draadloos LAN uitschakelt via de taakbalk, moet u de computer
opnieuw opstarten om deze functie weer in te schakelen. U kunt in plaats
daarvan ook de volgende stappen uitvoeren:
1. Klik op Prestaties en onderhoud in Configuratiescherm en klik
daarna op Systeem.
2. Selecteer het tabblad Hardware.
3. Klik op Apparaatbeheer. Het venster Apparaatbeheer wordt geopend.
Klik op Network adaptors (Netwerkadapters).
4. Selecteer de gewenste netwerkadapter en klik op de knop Inschakelen
op de werkbalk.
LAN
De computer heeft ingebouwde ondersteuning voor Ethernet LAN (10 megabits
per seconde, 10BASE-T) en Fast Ethernet LAN (100 megabits per seconde,
100BASE-TX). In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de computer koppelt
aan en ontkoppelt van een LAN.
LAN-kabeltypen
Als u Fast Ethernet LAN (100 megabits per seconde, 100BASE-TX)
gebruikt, dient u de computer met een CAT5-kabel of hoger aan te sluiten.
U kunt geen CAT3-kabel gebruiken.
Gebruikt u Ethernet LAN (10 megabits per seconde, 10BASE-T), dan kunt
u de computer aansluiten met een CAT3-kabel of hoger.
Status van het
lampje
Betekenis
Lampje uit Schakelaar voor draadloze communicatie staat op
uit. Automatisch uitgeschakeld wegens
oververhitting. Stroomstoring.
Lampje aan Schakelaar voor draadloze communicatie staat op
aan. Het draadloos LAN is ingeschakeld door een
toepassing.
De computer moet correct worden geconfigureerd alvorens verbinding
met een LAN te maken. Als u zich bij een LAN aanmeldt terwijl de
standaardinstellingen van de computer van kracht zijn, kunnen storingen
op het LAN optreden. Vraag de LAN-beheerder naar de juiste
configuratieprocedures.