Operation Manual

75
Het geluid in Realtime wijzigen
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Assignable
1.
Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op D BEAM [ASSIGNA-
BLE].
2.
Verplaats de cursor naar de parameter die u wilt instellen,
en draai aan de VALUE draaiknop of druk op [INC] [DEC]
om de instelling te maken.
3.
Druk op [EXIT] om het venster te sluiten.
Type (Assignable Type)
Specificeert de functie die door de D Beam controller wordt
bestuurd.
Waarde
OFF:
Uit
CC01-31, CC32(OFF), 33-95:
Control Change
AFTERTOUCH:
Aftertouch
BEND UP:
Regelt de toonhoogte volgens de specifi-
caties van de ‘Pitch Bend Range Up’
instelling (p.96).
BEND DOWN:
Regelt de toonhoogte volgens de specifi-
caties van de ‘Pitch Bend Range Down’
instelling (p.96).
ARPEGGIO ACCENT:
Arpeggio accent snelheid
ARPEGGIO SHUFFLE:
Arpeggio Shuffle snelheid
ARPEGGIO OCT UP:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
stijgt met stappen van een octaaf.
ARPEGGIO OCT DOWN:
De reeks waarbinnen het arpeggio klinkt
dealt met stappen van een octaaf.
Range Min
Specificeer de laagste limiet van het bereik van de D Beam controller.
Waarde
: 0-127
Range Max
Specificeer de hoogste limiet van het bereik van de D Beam control-
ler. Door Range Max onder Range Min in te stellen, kan de verande-
ringsreeks omgekeerd worden.
Waarde
: 0-127
Als Live Mode is geselecteerd worden de instellingen voor de
ASSIGNABLE onafhankelijk voor elke live set, als onderdeel
van de live set instellingen, opgeslagen. Op die manier kunt u
live sets creëren die effectief gebruikmaken van controller
instellingen. Dit geldt ook voor de Studio Mode, waar deze
instelling als onderdeel van de studio set wordt opgeslagen.
Als Single Mode is geselecteerd, wordt dit als onderdeel van de
systeeminstellingen opgeslagen. Om de instellingen op de slaan
drukt u op [F7 (Sys Write)].
U kunt de knoppen, schuifregelaars en [S1] [S2] knoppen gebruiken
om het geluid in Realtime te wijzigen.
1.
Ga naar het Single Play scherm (p.46).
Het ‘Realtime Control’ gebied toont de functie die aan elke Rea-
ltime controller knop, schuifregelaar en [S1] [S2] knop is toege-
wezen.
fig.10-007.e
2.
Terwijl u op het toetsenbord speelt om geluid te produce-
ren, bedient u de knoppen, schuifregelaars of [S1] [S2]
knoppen.
Het geluid verandert volgens de functie die aan elke knop,
schuifregelaar of toets is toegewezen.
Knoppen, schuifregelaars of
S1/S2 knoppen gebruiken
om het geluid te wijzigen
(Realtime Controller)