Operation Manual

95
Een Patch creëren
Overzicht Geluid1 Geluid2 Geluid3 Pad Sampler
Menu/systeem
AppendixSequencer
Keyboard Fade Width Upper
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als een noot,
die hoger is dan de gespecificeerde toetsenbord reeks van de Tone,
wordt gespeeld.
Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke verandering in
volume. Als u wilt, dat de Tone geheel niet te horen is wanneer een
noot boven de toetsenbordreeks wordt gespeeld, zet u deze parame-
ter op ‘0’.
Waarde: 0-127
fig.06-027.e
TMT Velocity Control
(TMT Velocity Control Switch)
TMT Velocity Control bepaalt of een andere Tone wordt gespeeld
(ON) of niet (OFF), afhankelijk van de sterkte waarmee de toets
wordt gespeeld (Velocity).
Als dit op ‘RAMDOM’ is ingesteld, zullen de Tones waaruit de Patch
is samengesteld willekeurig klinken, ongeacht welke Velocity berich-
ten dan ook.
Als dit op ‘CYCLE’ staat, zullen de Tones waaruit de Patch is samen-
gesteld achtereenvolgend klinken, ongeacht de Velocity berichten.
Waarde: OFF, ON, RANDOM, CYCLE.
Gebruik ‘Velocity Range lower’ (p.95) en ‘Velocity Range
Upper’ (p.95) om het bereik van de toetsenbord dynamiek te
specificeren.
Als Velocity Range Lower en Velocity Range Upper op dezelfde
waardes zijn ingesteld, kunt u geen effect verkrijgen door TMT
Velocity Control op ‘RANDOM’ of ‘CYCLE’ in te stellen.
In plaats van Velocity te gebruiken kunt u Tones ook met
gebruik van de Matrix Control (p.109, p.95) vervangen. Echter,
de toetsenbord Velocity en de Matrix Control kunnen niet tege-
lijkertijd gebruikt worden om verschillende Tones te laten klin-
ken. Wanneer Matrix Control gebruikt wordt om Tones te ver-
anderen, stelt u de Velocity Control parameter op ‘OFF’ in.
Velocity Fade Width Lower
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een lagere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecifi-
ceerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Waarde: 0-127
Velocity Range Lower
Dit stelt de laagste Velocity in, waarop de Tone zal klinken. Maak
deze instellingen als u verschillende Tones wilt laten klinken, in res-
pons op noten die op verschillende sterktes worden gespeeld.
Waarde: 1-UPPER
Velocity Range Upper
Dit stelt de hoogste Velocity waarop de Tone zal klinken in. Maak
deze instellingen als u wilt verschillende Tones wilt laten klinken in
respons op noten die met een verschillende sterkte worden gespeeld.
Waarde: LOWER-127
Als u probeert de Lower Velocity limiet boven de Upper of de
Upper onder de Lower in te stellen, zal de andere waarde auto-
matisch op dezelfde instelling worden gezet.
Als de Matrix Control (p.109) wordt gebruikt om verschillende
Tones te laten spelen, stelt u de laagste waarde (Lower) en
hoogste waarde (Upper) van de waarde van het gebruikte MIDI
bericht in.
Velocity Fade Width Upper
Dit bepaalt wat er met het niveau van de Tone gebeurt als de Tone
gespeeld wordt met een hogere Velocity dan zijn gespecificeerde
Velocity reeks. Hogere instellingen produceren een meer geleidelijke
verandering in volume. Als u wilt, dat noten die buiten de gespecifi-
ceerde toets Velocity reeks niet te horen zullen zijn, stelt u dit op ‘0’
in.
Waarde: 0-127
fig.06-028.e
TMT Control Switch
Gebruik de Matrix Control (p.109) om het klinken van andere Tones
in te schakelen (ON) of uit te schakelen (OFF).
Waarde: OFF, ON
U kunt andere Tones ook laten klinken in respons op noten die
met verschillende sterktes (Velocity) op het toetsenbord worden
gespeeld (p.95). Echter, de Matrix Control en de toetsenbord
Velocity kunnen niet tegelijkertijd gebruikt worden om ver-
schillende Tones te laten klinken. Als u de verschillende Tones
hoorbaar wilt maken, stelt u de Velocity Control parameter
(p.95) op ‘OFF’ in.
Range Lower
Range Upper
Fade Lower
Fade Upper
Niveau
Toonhoogte
Range Lower
Range Upper
Fade Lower
Fade Upper
Niveau
Aanslag