Operation Manual

Gebruikershandleiding 4-19
Basisbeginselen
Systeemgeluiden wijzigen
Systeemgeluiden worden gebruikt om u op de hoogte te stellen wanneer
zich bepaalde gebeurtenissen voordoen.
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe u een bestaand schema selecteert
of een gewijzigd schema opslaat.
Voer de onderstaande stappen uit om het configuratievenster voor
systeemgeluiden te starten.
1. Klik met de rechtermuisknop op het luidsprekerpictogram op de
taakbalk.
2. Selecteer Geluiden in het menu.
Het microfoonvolume aanpassen
Volg de onderstaande stappen om het opnamevolume van de microfoon te
wijzigen.
1. Klik met de rechtermuisknop op het luidsprekerpictogram op de
taakbalk en selecteer Opnameapparaten in het submenu.
2. Selecteer Microfoon en klik op Eigenschappen.
3. Versleep de schuifregelaar Microfoon op het tabblad Niveaus om het
volume van de microfoon te verhogen of te verlagen.
Als het microfoonvolume niet toereikend is, verplaatst u de schuifregelaar
Microfoonversterking naar een hoger niveau.
Opmerkingen over het gebruik van de microfoon
U kunt de ingebouwde microfoon of een externe microfoon die u aansluit
op de microfoonaansluiting gebruiken om monogeluiden op te nemen in
toepassingen. Deze kan ook worden gebruikt om spraakopdrachten te
geven aan toepassingen die dergelijke functies ondersteunen. (Sommige
modellen zijn voorzien van een ingebouwde microfoon.)
Aangezien de computer een microfoon en luidspreker heeft, kan in
bepaalde omstandigheden akoestische terugkoppeling ('feedback')
optreden. Akoestische terugkoppeling ontstaat wanneer geluid uit de
luidspreker in de microfoon wordt opgevangen en versterkt naar de
luidspreker wordt teruggezonden, vanwaar het weer wordt teruggestuurd
naar de microfoon.
Deze terugkoppeling treedt herhaalde malen op en veroorzaakt een harde,
hoge toon. Het gaat hier om een algemeen verschijnsel dat in elk
geluidssysteem voorkomt wanneer de microfooninvoer naar de luidspreker
wordt uitgevoerd (doorvoer) terwijl de luidspreker te hard staat of zich te
dicht bij de microfoon bevindt. U kunt de doorvoer regelen door het volume
van de luidspreker aan te passen of met de functie Dempen in het
deelvenster Hoofdvolume. Raadpleeg de Windows-documentatie voor
informatie over het gebruik van het deelvenster Hoofdvolume.