Operation Manual

Afbeelding 4-8 De HDMI-uitgang aansluiten
2
1
1. HDMI-uitgang 2. HDMI-kabel
In de volgende omstandigheden mag u een HDMI-apparaat niet aansluiten
of loskoppelen:
Het systeem wordt opgestart.
Het systeem wordt afgesloten.
Wanneer u een televisie of externe monitor aansluit op de HDMI-poort,
moet het beelduitvoerapparaat zijn ingesteld op HDMI.
Wanneer u de HDMI-kabel verwijdert en weer aansluit, dient u ten minste
vijf seconden te wachten voordat u de HDMI-kabel opnieuw aansluit.
Wanneer u het beelduitvoerapparaat wijzigt, wordt het afspeelapparaat
mogelijk niet automatisch gewijzigd. In dit geval stelt u het afspeelapparaat
in op hetzelfde apparaat als het beelduitvoerapparaat door het
afspeelapparaat als volgt aan te passen:
1. Klik op Configuratiescherm -> Hardware en geluiden -> Geluid in
de groep Systeem in de weergave Apps.
2. Selecteer op het tabblad Afspelen het afspeelapparaat waarnaar u
wilt overschakelen.
3. Als u de interne luidsprekers van de computer wilt gebruiken,
selecteert u Luidsprekers. Als u de televisie of externe monitor wilt
gebruiken die u op de computer hebt aangesloten, selecteert u een
ander afspeelapparaat.
4. Klik op de knop Als standaard instellen.
5. Klik op OK om het dialoogvenster Geluid te sluiten.
Instellingen voor beeldweergave op HDMI
Als u beelden op een HDMI-apparaat wilt weergeven, dient u de volgende
instellingen te configureren. Als u dit niet doet, wordt er mogelijk niets
weergegeven.
Selecteer het weergaveapparaat met behulp van de functietoets voordat u
de video afspeelt. Kies tijdens het afspelen geen ander weergaveapparaat.
Kies geen ander weergaveapparaat in de volgende situaties:
Gebruikershandleiding 4-22