Operation Manual

Gebruikershandleiding Woordenlijst-4
Woordenlijst
configuratie: de specifieke onderdelen van het systeem (zoals de
terminal, printer en schijfstations) en de instellingen die bepalen hoe
het systeem werkt. De systeemconfiguratie kan met het programma
HW Setup worden beheerd.
controller: ingebouwde hardware en software die de functies van een
specifiek intern of randapparaat besturen (bijvoorbeeld een
toetsenbordcontroller).
CPU: Central Processing Unit (centrale verwerkingseenheid). Het
onderdeel van de computer dat instructies interpreteert en uitvoert.
CRT: Cathode Ray Tube. Een vacuümbuis waarin een elektronenbundel
een scherm aftast dat met een fluorescerend laagje is bedekt,
waardoor lichtpuntjes ontstaan. De CRT-techniek wordt bijvoorbeeld
gebruikt in TV's.
cursor: een klein, knipperend blokje of streepje dat de huidige
invoerpositie op het beeldscherm aanduidt.
D
DC: Direct Current (gelijkstroom). Ook wel een vooraf ingestelde waarde
genoemd. Dit type stroom wordt normaal gesproken door accu’s en
batterijen geleverd.
dialoogvenster: een venster dat invoer van de gebruiker accepteert om
systeeminstellingen te maken of andere gegevens vast te leggen.
diskette: een verwisselbaar schijfje voor het opslaan van magnetisch
gecodeerde gegevens. diskettestation: een elektromechanisch
apparaat dat gegevens van een diskette leest en ernaar schrijft.
DOS: Disk Operating System (schijfbesturingssysteem).Zie ook bij
besturingssysteem.
DVD-RAM: een Digital Versatile Disc Random Access Memory-schijf is
een hoogwaardige schijf met grote capaciteit waarop u grote
hoeveelheden gegevens kunt opslaan. Een DVD-ROM-station
gebruikt een laserstraal om gegevens vanaf schijf te lezen.
DVD-ROM: een Digital Versatile Disc Read Only Memory-schijf is een
hoogwaardige schijf met grote capaciteit, geschikt voor weergave
van video en andere bestanden met hoge gegevensdichtheid. Een
DVD-ROM-station gebruikt een laserstraal om gegevens vanaf
schijf te lezen.
F
formatteren: het proces waarmee een lege schijf wordt gereedgemaakt
voor gegevensopslag. Bij het formatteren wordt de schijf voorzien
van een structuur die het besturingssysteem nodig heeft om
bestanden of programma’s naar de schijf te kunnen schrijven.
functietoetsen: de toetsen F1 t/m F12 die de computer instrueren om
bepaalde functies uit te voeren.