Operation Manual

2. Klik op de tab Toepassingen. Als een programma niet meer reageert,
wordt 'reageert niet' weergegeven achter de naam in de lijst.
3. Selecteer het programma dat u wilt sluiten en klik op Taak
beëindigen. Nadat het programma is gesloten, zou u moeten kunnen
doorwerken. Zo niet, ga dan verder met de volgende stap.
4. Sluit de overige programma’s een voor een door de programmanaam
te selecteren en op Taak beëindigen te klikken. Nadat u alle
programma's hebt gesloten, zou u verdere moeten kunnen werken. Zo
niet, zet dan de computer uit en start opnieuw op.
De computer wordt niet opgestart.
Controleer of de netadapter en het netsnoer correct zijn aangesloten.
Als u de netadapter gebruikt, controleert u of het stopcontact werkt door er
een ander apparaat op aan te sluiten, zoals een lamp.
Controleer aan de hand van het aan/uit-lampje of de computer is
ingeschakeld.
Als het lampje brandt, staat de computer aan. Probeer ook de computer uit
en weer in te schakelen.
Als u een netadapter gebruikt, controleert u aan de hand van het DC-IN-/
acculampje of de computer stroom krijgt via de externe voedingsbron. Als
het lampje brandt, is de computer aangesloten op een werkende
voedingsbron.
Controlelijst voor hardware en systeem
In dit gedeelte wordt ingegaan op problemen die worden veroorzaakt door
de computerhardware of de aangesloten randapparaten. In de volgende
gebieden kunnen zich elementaire problemen voordoen:
Voeding
Toetsenbord
Intern beeldscherm
Vaste schijf
Optisch station
Geheugenkaart
Aanwijsapparaat
USB-apparaat
Aanvullende geheugenmodule
Geluidssysteem
Externe monitor
LAN
Draadloos LAN
Bluetooth
Voeding
Als de computer niet op een stopcontact is aangesloten, is de accu-
eenheid de voornaamste voedingsbron. De computer heeft echter een
aantal andere voedingsbronnen, zoals de intelligente stroomvoorziening en
de RTC-batterij; deze bronnen staan allemaal met elkaar in verband en
kunnen allemaal schijnbare stroomvoorzieningsproblemen veroorzaken.
Gebruikershandleiding
6-4