Operation Manual

315
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
UK_AURIS/AURIS_HV_EE (OM12F76E)
4
Rijden
Sproeien en wissen
De ruitenwissers maken automa-
tisch een aantal wisbewegingen
nadat de sproeier in werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als
de koplampen aan zijn en u de
hendel naar u toe getrokken houdt,
werken de koplampsproeiers één
keer. Daarna werken de koplamp-
sproeiers elke vijfde keer dat u de
hendel naar u toe trekt.
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Behalve hybridemodel: (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop):
Het contact AAN staat.
Behalve hybridemodel: (auto's met Smart entry-systeem en startknop):
Het contact AAN (IG) staat.
Hybridemodel:
Het contact AAN staat.
Effecten van de rijsnelheid op de ruitenwisserwerking (auto's met ruiten-
wissers met regensensor)
Ook voor de andere standen zal, net als voor de stand AUTO, de tijd tot de
enkele slag om de laatste druppels te verwijderen na het gebruik van de rui-
tensproeier veranderen afhankelijk van de rijsnelheid.
Regensensor (auto's met ruitenwisser met regensensor)
Behalve hybridemodel: Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO
wordt gezet en het contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om
aan te geven dat de stand AUTO is geactiveerd.
Hybridemodel: Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt
gezet en het contact AAN staat, werken de ruitenwissers één keer om aan
te geven dat de stand AUTO is geactiveerd.
7
De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of
ondergaande zon af en toe op de voor-
ruit valt of als er insecten o.i.d. op de
voorruit zitten.