Operation Manual
355
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
UK_AURIS/AURIS_HV_EE (OM12F76E)
4
Rijden
■ Voorwaarden voor inschakelen van systeem
● Het Stop & Start-systeem werkt als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
• De motor is op bedrijfstemperatuur.
• De 12V-accu is voldoende opgeladen.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
• De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
• De motorkap is gesloten.
• Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.
• De selectiehendel staat in stand N.
● Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk niet uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een storing van het
Stop & Start-systeem.
• De temperatuur van de koelvloeistof is te laag of te hoog.
• Dieselmotor: De buitentemperatuur is te laag.
• Auto's met automatische airconditioning: De airconditioning wordt
gebruikt om het interieur af te koelen als de temperatuur in het interieur
extreem hoog is, bijvoorbeeld nadat de auto in de brandende zon stond
geparkeerd.
• Alleen auto's met een automatische airconditioning: De voorruitverwar-
ming wordt gebruikt.
• Auto's met extra verwarming: De extra verwarming wordt gebruikt.
• De 12V-accu is niet voldoende opgeladen of wordt opgeladen.
• Door verkeersdrukte of andere omstandigheden komt de auto veelvul-
dig tot stilstand, waardoor de hoeveelheid tijd dat de motor is uitgezet
door het Stop & Start-systeem extreem oploopt.
• Het vacuüm van de rembekrachtiger is te laag.
• Er wordt een grote hoeveelheid elektriciteit verbruikt.
• Op grote hoogte
Als de bovenstaande omstandigheden zich niet meer voordoen, zal het Stop
& Start-systeem de volgende keer dat de auto tot stilstand komt de motor
weer uitzetten en starten.
● In de volgende gevallen kan het langer duren voordat het Stop & Start-sys-
teem wordt ingeschakeld:
• De 12V-accu is ontladen.
• De polen van de 12V-accu zijn losgenomen en weer aangesloten nadat
een 12V-accu is vervangen enz.
• De koelvloeistoftemperatuur is laag.