Operation Manual
100
1-7. Veiligheidsinformatie
De airbags werken alleen als het contact AAN staat (auto's zonder Smart
entry-systeem met startknop) of als het contact AAN (IG) staat (auto's met
Smart entry-systeem met startknop).
Als de subsensoren aan de linker en rechter voorzijde van de auto en de
botsingssensoren in de airbagmodule tijdens een aanrijding een vooraf
bepaalde hoeveelheid kracht signaleren, stuurt de regelmodule signalen
naar de airbagmodule voor om de airbags voor te activeren. Beide airbag-
modules produceren vervolgens gas waarmee de airbags voor aan bestuur-
ders- en passagierszijde direct worden gevuld. Tegelijkertijd met de airbags
voor wordt ook de knie-airbag gevuld.
Na het activeren beginnen de airbags meteen weer leeg te lopen zodat het
zicht van de bestuurder niet wordt belemmerd. De tijd tussen het signaleren
van een aanrijding en het leeglopen van de airbag na activering is korter dan
de tijd die nodig is om te knipperen met de ogen.
Hoewel het zeer onwaarschijnlijk is dat een airbag wordt geactiveerd terwijl
er geen aanrijding plaatsvindt, zal, indien het toch gebeurt, de airbag snel
leeglopen, waardoor het zicht niet wordt belemmerd en de bestuurder de
controle kan houden over de auto.
Als de airbags geactiveerd worden, is er een luide knal hoorbaar en komt er
wat rook vrij. Dit is normaal bij het activeren. Deze rook duidt niet op brand in
de auto.