Operation Manual

165
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
Wanneer het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
Oververhitting van de stuurslotmotor voorkomen
Om te voorkomen dat de stuurslotmotor oververhit raakt, kan het voorkomen
dat de werking van de stuurslotmotor wordt onderbroken als de motor in een
korte tijd herhaaldelijk wordt gestart en uitgezet. Wacht in dat geval met het
starten of uitzetten van de motor. Na ongeveer 10 seconden zal de stuurslot-
motor weer functioneren.
Wanneer het controlelampje van het Smart entry-systeem met start-
knop geel knippert
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat uw auto direct con-
troleren door een Toyota-dealer of erkende reparateur.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 314
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen
Blz. 394
Meteen na het opnieuw aansluiten van de accupolen als de accu is ver-
vangen, enzovoorts
De motor slaat mogelijk niet aan. Als dit gebeurt, zet dan het contact AAN,
wacht ten minste 10 seconden en start de motor. Meteen nadat de motor is
gestart, kan het stationaire toerental onstabiel zijn. Dit duidt niet op een sto-
ring.
Het controlelampje van het Smart entry-
systeem met startknop (groen) gaat snel
knipperen.
Auto's met automatische transmissie
Controleer of de selectiehendel in stand P
staat. Druk op de startknop terwijl u het
stuurwiel naar links en rechts beweegt.
Auto's met handgeschakelde trans-
missie
Druk op de startknop terwijl u het stuur-
wiel naar links en naar rechts beweegt.