Operation Manual
199
2
Tijdens het rijden
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend.
Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volgt in
te schakelen:
Off
De dagrijverlichting wordt
ingeschakeld.
De koplampen, de par-
keerlichten voor, de
dagrijverlichting enz.
gaan automatisch aan
en uit. (Auto's zonder
Smart entry-systeem
en startknop: Als het
contact AAN staat
Auto's met Smart entry-
systeem en startknop:
Als het contact AAN
staat)
De parkeerlichten vóór,
achterlichten, kente-
kenplaat- en dash-
boardverlichting gaan
branden.
De koplampen en alle
hierboven genoemde
lichten (behalve de
dagrijverlichting) gaan
branden.
(indien
aanwezig)