Operation Manual

DU-30
Beeldscherpte en kwaliteit instellen
De beeldscherpte- en kwaliteitsinstellingen bepalen de beeldpuntgrootte (afmeting), de bestandsgrootte en
de compressiefactor voor uw beelden. Deze instellingen beïnvloeden het aantal afbeeldingen dat kan
worden opgeslagen. Naarmate u de camera leert kennen, wordt aanbevolen iedere kwaliteits- en beeldscherpte
instelling te proberen, zodat u het effect die deze instellingen op uw beelden heeft in kunt schatten.
Foto’s met een hogere beeldscherpte en een hogere kwaliteit leveren een beter fotografisch resultaat op,
maar vormen grotere bestanden. Daarom zullen weinig afbeeldingen veel geheugenruimte in beslag nemen.
Er worden hoge beeldscherpte- en kwaliteitsinstellingen aanbevolen voor afdrukken of situaties waarbij
de kleinste details belangrijk zijn. Lagere beeldscherpte/kwaliteitsbeelden nemen minder geheugen in
en zijn geschikt voor beelden via e-mail, in een rapport of op een webpagina.
Om beeldscherpte of beeldkwaliteit aan te passen, volgt u
onderstaande stappen:
1. Schuif de modusschakelaar naar [ ] en stel de modusknop in
op één van de fotografeermodi.
2. Druk op de MENU toets.
[Vastl.] uit het menu Fotografie wordt afgebeeld.
3. Selecteer [Afmeting] met de S / T toetsen en druk op de SET
toets.
4. Selecteer de gewenste instelling met de S / T toetsen, en druk
op de SET toets.
5. Selecteer [Kwaliteit] met de S / T toetsen en druk op de SET
toets.
6. Selecteer de gewenste instelling met de S / T toetsen, en druk
op de SET toets.
7. Om het Fotografeermenu af te sluiten, drukt u op de MENU
toets.
Vastl.
MENU:Afsl
SET:Nst
Vastl.
MENU:Afsl
SET:Nst