Operation Manual
5-2 Problemen oplossen
Algemene richtlijnen
In de onderstaande tabel staan basisoplossingen voor problemen die bij 
de printer kunnen optreden. Voordat u service voor reparatie belt, raden 
wij u aan eerst deze tabel te raadplegen om problemen op te lossen.
Tips
Printerproblemen kunnen gemakkelijk worden opgelost met behulp van 
onderstaande tips. Wanneer u een probleem tegenkomt dat met de 
bovenstaande richtlijnen niet kan worden opgelost, probeert u het 
volgende:
Symptoom Controle-items Correctie
De printer drukt niet 
vanaf de computer af.
Controleer het Ready lampje. Controleer met behulp van de informatie op 
pagina 1-5, of er een storing is opgetreden en 
verhelp de storing.
Controleer of de statuspagina kan 
worden afgedrukt.
Als de statuspagina goed is afgedrukt, kan het zijn 
dat er een probleem met de aansluiting op de 
computer is. Raadpleeg de Installatiehandleiding  en 
controleer de aansluiting.
Controleer of de lampjes in een 
herkenbare combinatie oplichten. 
Raadpleeg Lampjes op pagina 1-5 
voor meer informatie.
Het apparaat Uit (O) en weer Aan ( | ) zetten. De 
afdrukopdracht nogmaals uitvoeren.
Afdrukkwaliteit is slecht. – Selecteer de modus halve snelheid met de 
printerdriver.
Raadpleeg Problemen met de afdrukkwaliteit op 
pagina  5-4.
Tekst ontbreekt op de 
Windows-testpagina.
– Dit is een specifiek probleem van Windows. Het is 
geen printerprobleem. Het heeft geen invloed op de 
printkwaliteit.
Papier is vastgelopen. – Raadpleeg Papierstoringen oplossen op pagina 5-12.
De lampjes zijn uit en de 
ventilator werkt niet.
Het netsnoer controleren. Beide uiteinden van het netsnoer goed vastmaken. 
Probeer het netsnoer te vervangen. Raadpleeg de 
Installatiehandleiding voor informatie.
Controleer of de aan/uit-schakelaar in 
de stand 
Aan ( | ) staat.
Raadpleeg de Installatiehandleiding voor meer 
informatie.
De printer drukt een 
statuspagina af maar de 
data van de computer 
worden niet afgedrukt.
Controleer de programmabestanden 
en de applicatiesoftware.
Probeer een ander bestand af te drukken of een 
andere afdrukopdracht te gebruiken. Als het 
probleem zich bij een bepaald bestand of een 
specifieke applicatie voordoet, controleert u de 
printerinstellingen van de applicatie.
Controleer de interfacekabel. Maak beide uiteinden van de interfacekabel goed 
vast. Probeer de printerkabel te vervangen. 
Raadpleeg de Installatiehandleiding voor meer 
informatie.
Er verschijnt damp in de 
buurt van de bovenste 
lade.
Controleer of de temperatuur in de 
omgeving van de printer laag is of dat 
het papier dat is gebruikt vochtig is 
geworden.
Afhankelijk van de bedrijfsomgeving van de printer 
en de conditie van het papier kan vocht in het 
bedrukte papier verdampen door de hitte die 
ontstaat tijdens het printen, waardoor er damp uit de 
printer komt. In dit geval kunt u zonder problemen 
doorgaan met afdrukken.
Om dit te verhelpen verhoogt u de temperatuur in de 
ruimte en gebruikt u papier dat is bewaard op een 
droge plaats.










