Operation Manual
Opties 6-7
Netwerkinterfacekaart 
De netwerkinterfacekaart ondersteunt TCP/IP-, IPX/SPX-, NetBEUI- en 
Appletalk-protocollen, zodat de printer kan worden gebruikt in 
netwerkomgevingen waaronder Windows, Macintosh, UNIX, NetWare, 
etc. 
De netwerkinterfacekaart moet in de optionele interfacesleuf 
geinstalleerd worden, die zich aan de achterkant van de printer bevindt. 
1 Zet de printer uit en haal het netsnoer uit het stopcontact en koppel 
de printerkabel los.
2 Open de achterklep.
3 Verwijder de optionele interfacesleufklep.
4 Plaats de netwerkinterfacekaart en maak goed vast met de in stap 3 
verwijderde schroeven.
5 Sluit de achterklep, en sluit de printerkabel aan.
6 Sluit het netwerksnoer aan en schakel de printer in.
7 Configureer het netwerkadres via Quick Setup. Raadpleeg voor 
meer informatie de Gebruikershandleiding van de netwerkkaart.
VOORZICHTIG Voordat u de netwerkinterfacekaart in de 
printer steekt, moet u ervoor zorgen dat de printer is 
uitgeschakeld.










