Operation Manual
54
Instructies voor het opsporen van fouten
Fout Oorzaak Verhelpen
Na inschakelen brandt
geen LED.
Geen bedrijfsspanning.
Toestel- of voertuigzeke-
ring defect.
–
–
Accuspanning 12 V / 24 V controleren, zonodig opladen.
Alle elektrische steekverbindingen controleren.
Contactonderbreker van toestel en voertuig controleren en
eventueel vernieuwen (zie zekeringen).
–
–
–
Na het inschakelen brandt de
groene LED, maar de kachel
brandt niet.
De ingestelde tempera-
tuur op het bedienings-
deel is lager dan de
binnentemperatuur.
– Binnentemperatuur op het bedieningsdeel hoger zetten.–
Rode LED knippert 1 x per
seconde.
Rode LED knippert 3 x per
seconde.
Venster boven de
schoorsteen open
(vensterschakelaar).
Onderspanningsbereik
12 V: 10,9 V – 10,5 V.
24 V: 21,8 V – 20,7 V.
Overspanningsbereik
12 V: 15,8 V – 16,4 V
24 V: 31,8 V – 33,1 V.
–
–
–
Venster sluiten.
Accu laden!
Batterijspanning en spanningsbronnen, zoals bijvoorbeeld
het laadapparaat, nakijken.
–
–
–
Ca. 30 sec. na het inscha-
kelen van de kachel gaat de
rode LED branden.
Gasfles of snelsluitende
klep in de gastoevoerlei-
ding gesloten.
Verbrandingsluchttoe-
voer c.q. uitlaatgasafvoer
gesloten.
–
–
Gastoevoer controleren en kleppen openen.
Schoorsteenafdekkap afnemen.
Openingen controleren op verontreinigingen (sneeuwblub-
ber, ijs, bladeren etc.) en deze eventueel verwijderen.
–
–
–
Kachel schakelt na een lange
werkingstijd uit op storing.
Uitlaatopeningen warme
lucht geblokkeerd.
Circulatie-aanzuiging
geblokkeerd.
Gasdrukregelaar bevroren.
–
–
–
Controle van de afzonderlijke uitlaatopeningen.
Blokkade in de circulatie-aanzuiging verwijderen.
Regelaarverwarming (EisEx) gebruiken.
–
–
–
Als deze maatregelen de storing niet verhelpen, neem dan contact op met de Truma Service.