Operation Manual

D
E
S
I
GN B
Y U
.S B
L
ASTER - P.O. Box 5376 - Carefree - AZ 85377 - USA.
USB 7013 - 7014
Console mixers
M
ONO INGANGSKANALEN
1. INGANG VAN DE MICROFOON (MIC)
A
an de MIC ingang kan de connector van het XLR-type (zgn. canon) aangeslo-
ten worden. Deze ingang is voor het aansluiten van een breed scala van bron-
n
en van GEBALANCEERDE OF NIET GEBALANCEERDE signalen aangepast en is
met een voeding van 48 V Phantom power uitgerust waardoor ook microfoons
m
et hoog vermogen aangesloten kunnen worden.
P
in 1 = aarde, Pin 2 = signaal+, Pin 3 = signaal-
2. LIJNINGANG (LINE)
Deze ingang is met een aansluiting voor een driepolige jack van 6,3 mm (zgn.
grote jack) uitgerust. De ingang kan als ingang met hoge impedantie voor het
aansluiten van een andere signaalbron dan een microfoon, bijvoorbeeld van
keyboards, automatische drummer, synth, bandrecorder of gitaar gebruikt wor-
den. De ingang is GEBALANCEERD voor de aansluiting van een professionele
uitrusting maar u kunt ook de bron van een ONGEBALANCEERD signaal gebrui-
ken, bij aansluiting van de jacks volgens het schema. Let er op dat de aange-
sloten kabel z
o kort mogelijk is. Indien u deze stekkerbus wilt gebruiken, kop-
pel dan alles - wat met MIC ingang is aangesloten - af. Het niveau van het
ingangssignaal wordt door de SENS knop ingesteld.
3. STEKKERBUS INSERT
De ongebalanceerde pre-egalisatie insert point maakt een omleiding mogelijk
van het ingangssignaal naar een limiter, een compressor, een speciale equali-
zer of eventueel naar andere bronnen die voor de verwerking van het signaal
dienen. Het gaat om een 6,3 mm stekkerbus van de jack; de stekkerbus is
onder normale omstandigheden overbrugd. Indien u één van de aanvullende
bronnen aansluit, wordt de stroom van het signaal omgeleid en wel al voordat
het met de equalizer wordt verwerkt. Het omgeleide signaal kan afgeluisterd
worden als een alternatief pre-fader signaal waarbij het signaalspoor niet wordt
onderbroken omdat het omleiden van het signaal over een gesloten circuit
wordt gerealiseerd.
4. GAIN KNOP
Deze knop bepaalt wat voor volume van het bronsignaal voor verwerking naar
het mengpaneel wordt verstuurd. Indien het volume te groot is, vindt overbe-
lasting en vervolgens signaalvervorming plaats. Indien het volume te klein is,
worden willekeurige achtergrondgeluiden hoorbaar en is het mogelijk dat het
gewenste signaalniveau aan de uitgang uit het mengpaneel niet bereikt wordt.
Indien de knop op de positie "U" wordt geplaatst, wordt een harmonische
instelling v
oor line-ingang (LINE) bereikt. U kunt w
aarnemen dat sommige
geluidsapparaten, met name apparaten voor thuisgebruik, functioneren op een
lager signaalniveau (-10 dB) dan de professionele uitrusting en voor het berei-
k
en v
an een o
v
ereenk
omstig niv
eau van het uitgangssignaal hebben deze een
hogere gain instelling nodig. Lees het hoofdstuk "Instellingen en oplossingen
v
an problemen" om te weten te komen hoe de SENS juist ingesteld moet wor-
den.
5. CORRECTIE VAN HOGE FREQUENTIES (HI)
Hiermee worden frequenties hoger dan 12 kHz ingesteld. Een versterking of
verzwakking kan in het bereik van ±15 dB ingesteld worden.
6. INSTELLING VAN FREQ
Instellen van de frequenties die tussen 140 Hz en 3 KHz ingesteld kunnen wor-
den.
7. CORRECTIE VAN MIDDEN FREQUENTIES (MID)
Hiermee worden midden frequenties in het bereik v
an ±15 dB v
ersterkt of ver-
zw
akt.
8. CORRECTIE VAN LAGE FREQUENTIES (LOW)
Hiermee worden frequenties lager dan 80 Hz ingesteld; het maakt versterking
of verzwakking in het bereik van ±15 dB mogelijk.
© US Blaster Europe BV