ecoCOMPACT VSC 196-C 150 VSC 246-C 170 FR/BE
Voor de gebruiker Gebruiksaanwijzing ecoCOMPACT Compact gastoestel met hoogrendementstechniek VSC 196-C 150 VSC 246-C 170 BE nl 1
Inhoudsopgave Toesteleigenschappen Aanbevolen toebehoren Inhoudsopgave Toesteleigenschappen Toesteleigenschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Aanbevolen toebehoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Aanwijzingen bij de documentatie . . . . . . . . . Bewaren van de documenten. . . . . . . . . . . . . . . . Gebruikte symbolen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . CE-aanduiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanwijzingen bij de documentatie 1 Veiligheid 2 1 Aanwijzingen bij de documentatie De volgende aanwijzingen zijn een wegwijzer door de volledige documentatie. In combinatie met deze gebruiksaanwijzing zijn nog andere documenten geldig. Voor schade die door het niet naleven van deze handleidingen ontstaat, kunnen we niet aansprakelijk gesteld worden.
2 Veiligheid 3 Aanwijzingen bij installatie en gebruik - Openingen voor toevoerlucht en verbrandingsgas moet u vrijhouden. Let erop dat b.v. afdekkingen van de openingen bij werkzaamheden aan de buitenfaçade opnieuw verwijderd worden. Ondichtheden Sluit bij ondichtheden in de warmwaterleidingen tussen toestel en aftappunten onmiddellijk het koudwaterafsluitventiel en laat de ondichtheden door uw installateur verhelpen.
Aanwijzingen bij installatie en gebruik 3 gebruiksaanwijzing die bij het toestel gevoegd is, door het niet opvolgen van de normen betreffende de installatievoorschriften, het type van lokaal of verluchting, verwaarlozing, overbelasting, bevriezing, elke normale slijtage of elke handeling van overmacht. In dit geval zullen onze prestaties en de geleverde onderdelen aangerekend worden.
3 Aanwijzingen bij installatie en gebruik 3.6 Energiebesparende tips Inbouw van een weersafhankelijke verwarmingsregeling Weersafhankelijke verwarmingsregelingen regelen afhankelijk van de betreffende buitentemperatuur de verwarmingsvoorlooptemperatuur. Er wordt voor niet meer warmte dan nodig gezorgd. Hiervoor moet aan de weersafhankelijke regelaar de aan de betreffende buitentemperatuur toegewezen verwarmingsvoorlooptemperatuur ingesteld worden.
Aanwijzingen bij installatie en gebruik 3 Gepaste warmwatertemperatuur Het warme water dient slechts zover opgewarmd te worden als het voor het gebruik nodig is. Elke verdere opwarming leidt tot onnodig energieverbruik, warmwatertemperaturen van meer dan 60 °C bovendien tot versterkte kalkaanslag. Bewuste omgang met water Een bewuste omgang met water kan de verbruikskosten duidelijk doen dalen. Bijvoorbeeld douchen in de plaats van een bad te nemen: Terwijl voor een bad ca.
4 Bediening 4 Bediening 4.1 Overzicht van de bedieningselementen De bedieningselementen zijn na het openen van de manteldeur toegankelijk. nungsanleit Kurz-Bedie MPACT ung ecoCO 2 3 1 0 bar De bedieningselementen hebben de volgende functies: 1 Display voor de weergave van de actuele temperatuur, modus of bepaalde aanvullende informatie 2 Toets „i” voor het oproepen van informatie 3 Inbouwregelaar (toebehoren) 4 Manometer voor de weergave van de vul- resp.
Bediening 4 Daarnaast kunt u uit de weergegeven symbolen de volgende informatie winnen: 1 4.2 4.2.
4 Bediening 4.4 2 Instellingen voor de warmwaterbereiding 2 3 2 1 0 3 bar 2 1 0 3 bar 1 Afb. 4.5 Toestel inschakelen • Met de hoofdschakelaar (1) schakelt u het toestel in en uit. I: „AAN” 0: „UIT” Als de hoofdschakelaar (1) op „I” staat, dan is het toestel ingeschakeld. Op het display (2) verschijnt de standaardweergave van het digitale informatie- en analysesysteem (details zie paragraaf 4.1). Voor de instelling van het toestel volgens uw wensen, gelieve de paragrafen 4.4 en 4.
Bediening 4 4.4.1 Warm water tappen • Open een warmwaterkraan aan een aftappunt (wastafel, douche, bad etc.). Het warme water wordt uit het geïntegreerde warmwaterreservoir getapt. Bij het onderschrijden van de ingestelde boilertemperatuur gaat het toestel automatisch in werking en wordt de boiler naverwarmd. Tijdens de boilerlading knippert op het display (2) het symbool , zie afbeelding 4.6. Bij het bereiken van de door u ingestelde boilertemperatuur schakelt het toestel automatisch uit.
4 Bediening 4.5.3 Verwarmen uitschakelen (zomermodus) 4.7 Statusindicaties 2 1 1 2 1 0 3 bar 2 1 0 3 bar Afb. 4.9 Verwarmen uitschakelen (zomermodus) U kunt in de zomer de verwarming uitschakelen, maar de warmwaterbereiding nog verder in gebruik laten. • Draai hiervoor de draaiknop (1) voor het instellen van de verwarmingsvoorlooptemperatuur helemaal naar links. 4.6 Ruimtetemperatuurregelaar of weersafhankelijke regelaar instellen 1 Afb. 4.
Bediening 4 Indicatie Betekenis Indicaties bij boilerlading S.20 Boilertaktbedrijf actief S.21 Ventilatoraanloop S.23 Ontstekingsprocedure S.24 Branderbedrijf S.25 Ventilator- en waterpompnaloop S.26 Ventilatornaloop S.27 Waterpompnaloop S.28 Warmwatergebruik storingvrij; verwarming treedt niet in werking: - Is er überhaupt een vraag naar warm water door de externe regelaars (b.v. door regelaar type VRC) (zie paragraaf 4.
4 Bediening • Druk voor de „ontstoring” op de ontstoringsknop (1) en houd hem ca. een seconde lang ingedrukt. Attentie! Gevaar voor beschadiging door ondeskundige veranderingen! Als uw compacte gastoestel na de derde ontstoringspoging nog altijd niet in werking treedt, moet u een controle laten uitvoeren door een erkende gespecialiseerde firma. 4.8.3 Storingen in de verbrandingsluchttoevoer/ verbrandingsgasafvoer De toestellen zijn met een ventilator uitgerust.
Bediening 4 4.9 Buiten bedrijf stellen 4.10 Vorstbeveiliging De cv-installatie en de waterleidingen zijn voldoende tegen vorst beschermd als de cv-installatie tijdens een vorstperiode ook bij uw afwezigheid in gebruik blijft en de ruimtes voldoende getempereerd worden. Attentie! Vorstbeveiligings- en bewakingsinrichtingen zijn alleen actief als de hoofdschakelaar van het toestel op „I” staat en het toestel niet van het stroomnet gescheiden is. 2 1 0 3 bar 1 Afb. 4.
4 Bediening 4.11 Onderhoud en servicedienst 4.11.1 Inspectie/onderhoud Voorwaarde voor de permanente inzetbaarheid en veiligheid, betrouwbaarheid en lange levensduur is een jaarlijkse inspectie/jaarlijks onderhoud van het toestel door de installateur. Gevaar! Gevaar voor materiële schade en lichamelijk letsel door ondeskundige bediening! Probeer nooit om zelf onderhoudswerkzaamheden of reparaties aan uw compacte gastoestel uit te voeren. Geef de opdracht hiertoe aan een erkend installateur.
Gebruiksaanwijzing ecoCOMPACT BE nl 17
834620_03 FR/BE 02 2005