Operation Manual

98
AFSPELEN VAN SD/MMC
(voor CD en MP3-functies)
U kunt muziekbestanden van een “smart card”
of “multimedia card” afspelen.
1. Druk op de toets REL om het front openen.
2. Steek de SD/MMC (met het label naar
boven) in de sleuf.
3. Sluit het front en druk op de toets HOME om
in de HOME-pagina te komen.
4. Druk op de toets OK om in de SD/MMC-
mode te komen.
5. Druk op de toetsen (
/ ) voor een
voorgaande of volgende track.
6. Druk op de toetsen ( / ) voor de MP3-
directory.
Opmerking: Er zijn diverse SD/MMC-kaarten op
de markt. Doordat het formaat verschilt, en door
tolerantie en afwijkingen, kan het zijn dat ze niet
op dit apparaat kunnen worden afgespeeld.
ID3
Om de ID3-informatie op een MP3-cd (nummertitel,
artiestennaam, albumtitel, jaar) te bekijken.
1. Druk op de toets OK om te komen in het SD
MMC-menu.
2. Gebruik de toetsen (
/ ) om naar de ID3
mode te scrollen.
3. Druk op de toets OK om in de ID3-mode te
komen.
4. Gebruik de toetsen ( / ) om door het
scherm te scrollen.
Tracks aftasten (SCAN Track)
Gebruik deze functie voor het activeren van
SCAN Track voor het beluisteren van enkele
seconden aan het begin van iedere track.
1. Druk op de toets OK om in het SD/MMC-
menu te komen.
2. Druk op de toetsen (
/ ) om te kiezen voor
de SCAN-mode.
3. Gebruik de toetsen (
/ ) om de aftasttijd te
kiezen (5 sec, 10 sec, 15 sec) of (OFF) om
de SCAN-functie uit te schakelen.
De SCAN functie wordt gestart na het kiezen
van een aftasttijd.
Willekeurige volgorde (RANDOM)
Voor het activeren van het in willekeurige
volgorde afspelen van tracks, cd’s of directories:
1. Druk op de toets OK om in het SD/MMC-
menu te komen.
2. Druk op de toetsen ( / ) om te kiezen voor:
a. CD: ON, OFF
b. MP3: OFF, DIR, ALL
De RANDOM-mode start na het kiezen van
bovengenoemde ingang.
Herhalen (REPEAT)
Voor het steeds herhalen van de huidige track.
1. Druk op de toets OK om te komen in het SD/
MMC- menu.
2. Druk op de toetsen (
/ ) om te kiezen
voor:
a. CD: OFF, SONG
b. MP3: OFF, SONG, DIR
De REPEAT-mode start na het kiezen van
bovengenoemde ingang.
BOORDCOMPUTER (CAR COMPUTER)
U kunt de computerparameters instellen.
Menu Car Computer
1. Druk op de toets HOME om te kiezen voor de
bron COMPUTER.
2. Druk op de toets OK om te komen in de
COMPUTER-mode.
3. Gebruik de toetsen ( / ) om een functie te
kiezen.
4. Gebruik de toetsen ( / ) om instellingen te
kiezen.
5. Druk op de toets ESC/HOME om terug
te gaan naar het voorgaande menu of de
HOME-pagina.
SNELHEIDSINFORMATIE (SPEED INFO)
1. Druk op de toetsen (
/ ) om te kiezen voor
SPEED INFO.
2. Gebruik de toetsen (
/ ) om te kiezen
voor: Max (Maximale snelheid), Average
(gemiddelde snelheid) of Actual (actuele
snelheid).
Opmerking: U kunt deze functie alleen
gebruiken als het snelheidssignaal is
aangesloten en gekalibreerd.
AFGELEGDE AFSTAND (TRAVEL)
U kunt de reistijd en afgelegde afstand met
deze functie bekijken.
1. Gebruik de toetsen ( / ) om te kiezen voor
TRAVEL en de bijbehorende informatie te
bekijken.
TEMPERATUUR
1. Gebruik de toetsen (
/ ) om te kiezen
voor TEMPERATURE en de bijbehorende
informatie te bekijken.
Opmerking: U kunt deze functie alleen
gebruiken als de temperatuursensor is
aangesloten.