Operation Manual

100
van het type telefoon) om automatisch het
geluid van het apparaat te onderbreken als
de autotelefoon wordt gebruikt.
Opmerking: Raadpleeg uw dealer voor
de meest geschikte adapterkabel voor uw
handsfree car set.
STILSCHAKELING TELEPHOON (MUTE)
U kunt het luidsprekergeluid van het
hoofdapparaat in de stilschakeling (‘mute’)
brengen door het mute-signaal van de telefoon
te verbinden met de mute-draad (roze) van het
hoofdapparaat.
Ga naar de SETUP-mode, dan SYSTEM, kies
of voor ‘MUTE LO’ of voor ‘MUTE HI’ afhankelijk
van het type telefoon. Als de instelling onjuist
is, toont het de boodschap ‘phone’ en het geluid
gaat in de stilschakeling (‘mute’).
KLOKFUNCTIE
Instellen van de klok (handmatig).
- Zie ‘SETUP’, optie ‘CLOCK’.
Opmerking:
U kunt kiezen voor 12-uurs- of 24-uurs-
weergave.
AUTOMATISCHE RDS-Klok (auto update)
U kunt kiezen voor een automatische bijstelling
van de klok via het RDS-radiosignaal.
- Zie ‘SETUP’, optie ‘CLOCK’.
De via het RDS-signaal verzonden tijd kan
onjuist zijn.
SERVICEWAARSCHUWING (service
reminder)
- Zie ‘SETUP’ optie ‘SERVICE ALERT’.
AFSTANDSBEDIENING service (service
distance unit)
- Zie ‘SETUP’ optie ‘DISTANCE’.
SERVICEINTERVAL (interval distance of
service)
- Zie ‘CAR COMPUTER’, optie ‘SERVICE
ALERT’ voor het kiezen van het juiste
service-interval.
Opmerking:
- De functie ‘SERVICE’ is alleen geldig als de
autosnelheid is gekalibreerd.
SnelheidSWaarschuwing
U kunt een veilige snelheid instellen. Als
uw rijsnelheid groter is dan de door u
ingestelde veilige snelheid, zal de radio u
een waarschuwing geven. Zie ‘SETUP’ optie
‘WARNING’ voor het instellen van uw veilige
snelheid.
Opmerking:
- Deze functie is alleen geldig als de
autosnelheid is gekalibreerd.
TempERATUUR-Waarschuwing
U kunt deze functie zo instellen dat u wordt
gewaarschuwd als de temperatuur lager is
dan 3 graden Celsius. Zie ‘SETUP’, optie
‘WARNING’.
VERHELPEN VAN STORINGEN
SYMPTOMEN OORZAAK/OPLOSSING
GEEN VOEDING
De radio functioneert niet.
> controleer of het apparaat goed in het
dashboard is geschoven (zie MONTAGE).
> controleer of het apparaat goed is
aangesloten (zie installatiekaart en
INSTALLATIE)
Het apparaat functioneert niet en het scherm
licht niet op.
> schakel het apparaat uit.
> controleer de zekering (zie INSTALLATIE).
GEEN GELUID
Het scherm licht op maar het apparaat geeft
geen geluid (of alleen een fl uittoon).
> vergroot het volume: als u de radio beluistert,
ga dan naar een plek waar het station beter
wordt ontvangen.
> controleer de antenne en de aansluiting
ervan (zie INSTALLATIE).
> controleer of het zoeken naar een station
beëindigd is.
> als uw mobiele telefoon is aangesloten:
controleer de instelling ‘Phone’.
Controleer de luidsprekeraansluitingen aan B
(zie INSTALLATIE) en de luidsprekerbalans (zie
Sound-menu).
Er komt geen geluid uit de luidsprekers (voor en
achter, noch voor radio noch voor CD).
Er komt geen geluid uit de luidsprekers na een
telefoon te hebben aangesloten.
Controleer uw telefooninstallatie:
> controleer de aansluiting in de TEL IN-
connector D1 (zie INSTALLATIE)