Operation Manual
Begeleiding
30
Bestemmingskaart
De bestemming kan ook middels de landkaart worden ingevoerd.
Wanneer de bestemming niet in de buurt van de voertuigpositie ligt, moet u de
bestemming van tevoren zo nauwkeurig mogelijk met het toetsenbord invoeren.
Kies onder het menu Navigatie de optie Bestemmingskaart.
De bestemmingskaart kan door op een cursortoets te drukken ook op het begelei-
dingsscherm worden getoond.
De bestemmingskaart wordt aangeduid met een vizier. Wanneer er geen bestem-
ming is ingevoerd, geeft het vizier de voertuigpositie aan.
Het vizier kan nu met de cursortoetsen worden verplaatst.
Het hangt van de Scroll-instelling op het rolmenu van het kaartscherm (vgl.
pagina 36) af wat het beeldscherm weergeeft. Bij de instelling
;
Scrollen (Scrollen
Aan) blijft de cursor altijd in het midden van het scherm, terwijl de landkaart wordt
verschoven. Bij
Scrollen (Scrollen Uit) wordt de cursor verschoven, terwijl aan de
kaartrand naar het volgende kaartdeel wordt gesprongen.
Met de optie Schaal op het rolmenu kunt u de schaal van de kaart wijzigen. Hier-
toe stelt u de schaal in met de cursortoetsen
8
resp.
2
en u bevestigt dit met een
druk op de
OK
-toets.
Door op toets
4
te drukken, kan het rolmenu op elk moment worden gesloten.
Tip
:
Kies eerst een grote schaal om de bestemming ruwweg vast te leggen. Kies daarna
een kleinere schaal om uw bestemming met het vizier exact te markeren.
Bestemmingen in niet-gedigitaliseerde gebieden kunnen ook worden gekozen.
Bij de bestemmingskeuze op snelwegen moet op de juiste kant van de rijbaan wor-
den gelet.
De gekozen positie als bestemmingsadres opslaan:
Open het rolmenu door op de
OK
-toets te drukken.
Kies de optie Best. opsl..
Kies Begeleiding onder het menu Navigatie, om een route naar het
ingevoerde bestemmingsadres te laten berekenen.
Voor nadere informatie, zie Begeleidingsschermen op pagina 35.
NL-FRE-E_MO_MS5000.book Page 30 Monday, November 8, 1999 12:06 AM