Installation Instructions
124
Regelverloop
Codering ”55:1”, boilerverwarming
Installaties zonder CV-waterbuffer
Warmwaterboiler wordt koud (gewenste
waarde −2,5 K, wijziging via codeer-
adres ”59”):
■ De gewenste ketelwatertemperatuur
wordt 15 K hoger ingesteld dan de
gewenste tapwatertemperatuur (wijzi-
ging via codeeradres ”60”).
■ Pomp aan:
– Van de ketelwatertemperatuur
afhankelijke inschakeling van de cir-
culatiepomp voor de boilerverwar-
ming (codering ”61:0”):
De circulatiepomp wordt ingescha-
keld als de ketelwatertemperatuur
7 K hoger is dan de tapwatertempe-
ratuur.
– Direct inschakelen van de circulatie-
pomp voor de boilerverwarming
(codering ”61:1”).
Warmwaterboiler is warm, (gew. waarde
+2,5 K):
■ De gewenste ketelwatertemperatuur
wordt teruggezet op de weersafhan-
kelijke gewenste waarde.
■ Pompnaloop:
Na een boileropwarming loopt de cir-
culatiepomp zo lang na tot één van de
volgende criteria is bereikt:
– Het verschil tussen ketelwater- en
tapwatertemperatuur is minder dan
7 K.
– De weersafhankelijke, gewenste
aanvoertemperatuur is bereikt.
– De gewenste tapwatertemperatuur
wordt 5 K overschreden.
– De ingestelde max. nalooptijd is
bereikt (codeeradres ”62”).
■ Zonder pompnaloop (codering ”62:0”)
Installaties met verwarmingswater-
buffer
De circulatiepomp voor de boilerverwar-
ming wordt ingeschakeld, als het ver-
schil tussen buffertemperatuur (sensor
boven) en werkelijke boilertemperatuur
groter is dan 8 K (codeeradres ”84”).
De circulatiepomp voor de boileropwar-
ming wordt uitgeschakeld, als de ketel-
water-/buffertemperatuur (sensor
boven) lager ligt dan de werkelijke boi-
lertemperatuur met het verschil uit de
waarden van codeeradres ”84” en ”85”
Codering ”55:2”, adaptieve boilerver-
warming
Bij de adaptieve boileropwarming wordt
rekening gehouden met de snelheid
waarmee de temperatuur van het tap-
water toeneemt.
Functiebeschrijving
Regelingsfuncties
(vervolg)
5671 294 NL