Installation Instructions

65
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling
Inschakelpunt voor ver-
mogensreductie, werkt
met adres ”31” (zie vol-
gend voorbeeld)
31:5 Alleen in installaties zon-
der verwarmingswater-
buffer en codering ”AA:
2” moet ingesteld zijn:
Inschakelpunt voor ver-
mogensreductie (opstart-
schakeling), werkt met
adres ”30” (zie volgend
voorbeeld)
31:0
tot
31:20
Waarde instelbaar van 0 tot
20 K
Min. mengkleppositie (zie codeeradres ”AB”), als de ketelwatertemperatuur met de
sommen uit de waarden van codeeradressen ”30” en ”31” onder de minimumketel-
watertemperatuur daalt.
Voorbeeld:
Codering ”30:10” en ”31:5”, minimumketelwatertemperatuur 60 °C
60 − (10 + 5) = 45, d.w.z. bij een ketelwatertemperatuur kleiner dan 45 °C vindt ver-
mogensreductie (opstartschakeling) plaats met mengklep in min. positie.
Als de ketelwatertemperatuur de minimumketelwatertemperatuur min de waarde van
codeeradres ”31” overschrijdt, vindt geen vermogensreductie plaats:
60 − 5 = 55, d.w.z. bij ketelwatertemperatuur groter dan 55 °C.
Bij ketelwatertemperaturen tussen 45 °C en 55 °C vindt continue vermogensreductie
plaats.
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling
32:0 Alleen in installaties zon-
der verwarmingswater-
buffer en codering ”AA:
2” moet ingesteld zijn:
Geen verhoging (verster-
king) van de vermogens-
reductie
32:10
tot
32:100
Waarde instelbaar van 10
tot 100 K x min.
Grotere vermogensreduc-
tie gewenst: een lage waar-
de instellen.
Kleinere vermogensreduc-
tie gewenst: een hoge
waarde instellen.
34:5 Alleen in installaties met
verwarmingswaterbuffer
en codering ”BB:1” moet
ingesteld zijn:
34:0
tot
34:20
Waarde instelbaar van 0 tot
20 K
Coderingen
Codering 2
(vervolg)
5671 294 NL