Installation Instructions

70
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling
69:10 In combinatie met geïnte-
greerde solarregeling.
Zonder begrenzing mini-
male collectortempera-
tuur
69:11
tot
69:90
De zonnecircuitpomp
wordt ingeschakeld, als de
collectortemperatuur de in-
gestelde waarde bereikt of
overschrijdt; instelbaar van
11 tot 90 °C
6A:7 In combinatie met geïnte-
greerde solarregeling:
De zonnecircuitpomp
wordt ingeschakeld, als
het verschil tussen collec-
tor- en boilertemperatuur
min. 7 K bedraagt
6A:1
tot
6A:30
Waarde instelbaar van 1 tot
30 K
6B:3 In combinatie met geïnte-
greerde solarregeling:
De zonnecircuitpomp
wordt uitgeschakeld, als
de waarde 3 K onder het
inschakelpunt is gedaald
6B:1
tot
6B:30
Waarde instelbaar van 1 tot
30 K
6C:60 Alleen instelbaar als col-
lectorkoelfunctie via co-
dering ”68” niet is geacti-
veerd. In combinatie met
geïntegreerde solarrege-
ling:
Maximale boilertempera-
tuur 60 °C
6C:10
tot
6C:90
Maximale boilertempera-
tuur instelbaar van 10 tot
90 °C.
Voorzichtig: vanaf een
watertemperatuur van
50 °C bestaat verbran-
dingsgevaar.
6D:10 In combinatie met geïnte-
greerde solarregeling:
Vorstbeschermingsfunc-
tie niet geactiveerd
6D:−10
tot
6D:+9
De zonnecircuitpomp
wordt ingeschakeld, als de
collectortemperatuur de
hier ingestelde vorstbe-
schermingstemperatuur
bereikt of eronder daalt en
wordt uitgeschakeld, als de
waarde 2 K onder de inge-
stelde vorstbeschermings-
temperatuur daalt.
6E:130 In combinatie met geïnte-
greerde solarregeling:
6E:110
tot
6E:199
Gewenste waarde instel-
baar van 110 tot 199 °C.
Coderingen
Codering 2
(vervolg)
5671 294 NL