Installation Instructions

73
Codering in uitlevertoestand Mogelijke omstelling
De circulatiepomp voor
de boileropwarming
wordt ingeschakeld, als
de ketelwater-/buffertem-
peratuur (sensor boven)
de werkelijke boilertem-
peratuur met 8 K over-
schrijdt
84:10
85:5 Codering ”61:0” of ”61:2”
moet ingesteld zijn:
De circulatiepomp voor
de boileropwarming
wordt uitgeschakeld, als
de ketelwater-/buffertem-
peratuur (sensor boven)
lager ligt dan de werkelij-
ke boilertemperatuur met
het verschil uit de waar-
den van codeeradres-
sen ”84” en ”85”
85:2
tot
85:10
Waarde instelbaar van 2 tot
10 K
86:130 In combinatie met geïnte-
greerde solarregeling:
De solarcircuitpomp
wordt uitgeschakeld als
de collectortemperatuur
130 °C overschrijdt.
86:110
tot
86:199
De zonnecircuitpomp
wordt uitgeschakeld, als de
collectortemperatuur de in-
gestelde waarde over-
schrijdt; instelbaar van 110
tot 199 °C
86:200 Zonder collector-grens-
temperatuuruitschakeling
8A:175 Niet verstellen!
90:128 Tijdconstante voor de be-
rekening van de gewijzig-
de buitentemperatuur
21,3 h
90:1
tot
90:199
Afhankelijk van de inge-
stelde waarde snelle (lage-
re waarden) resp. langza-
me (hogere waarden) aan-
passing van de aanvoer-
temperatuur bij wijziging
van de buitentemperatuur;
1 instelstap
10 min
Coderingen
Codering 2
(vervolg)
5671 294 NL