Installation Instructions

3
Rookgasinstallaties en verbrandings-
lucht
Zorg ervoor dat rookgasinstallaties vrij
zijn en niet gesloten kunnen worden,
bijv. door opgehoopt condenswater of
invloeden van buiten uit. Zorg voor vol-
doende aanvoer van verbrandingslucht.
Wijs installatiebeheerders erop dat
latere wijzigingen aan de bouwkundige
situatie niet toegelaten zijn (bijv. ver-
plaatsen van leidingen, bekledingen of
scheidingswanden).
Gevaar
Ondichte of verstopte rookgasin-
stallaties of onvoldoende aan-
voer van verbrandingslucht ver-
oorzaken levensgevaarlijke ver-
giftigingen door koolmonoxide in
het rookgas.
Een onberispelijke werking van
de rookgasinstallatie garande-
ren. Openingen voor de aanvoer
van verbrandingslucht mogen
niet vergrendelbaar zijn.
Afzuigtoestellen
Bij gebruik van toestellen met afvoer
naar de buitenlucht (afzuigkap, centrale-
afzuiging, airconditioning, enz.) kan door
de afzuiging een onderdruk ontstaan. Bij
gelijktijdige werking met de CV-ketel kan
terugstroming van het rookgas ont-
staan.
Gevaar
Gelijktijdige werking van de CV-
ketel met toestellen met afvoer
naar de buitenlucht kan door
terugstroming van rookgas
levensgevaarlijke vergiftigingen
veroorzaken.
Vergrendelingsschakeling inbou-
wen of door geschikte maatrege-
len voor voldoende aanvoer van
verbrandingslucht zorgen.
Werkzaamheden aan de installatie
Bij gas als brandstof de gasafsluit-
kraan sluiten en beveiligen tegen
onbedoeld openen.
Installatie spanningsvrij schakelen
(bijvoorbeeld met de afzonderlijke
zekering of een hoofdschakelaar) en
op aanwezige spanning controleren.
Installatie tegen opnieuw inschakelen
beveiligen.
Gevaar
Hete oppervlakken kunnen
brandwonden veroorzaken.
Het toestel voor onderhouds-
en servicewerkzaamheden uit-
schakelen en laten afkoelen.
Hete oppervlakken aan de CV-
ketel, de brander, het rookgas-
systeem en de buizen niet aan-
raken.
!
Opgelet
Door elektrostatische ontlading
kunnen elektronische modules
worden beschadigd.
Voor de werkzaamheden
geaarde objecten, bijv. CV- of
waterbuizen, aanraken om de
statische lading af te leiden.
Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsinstructies
(vervolg)
5773 910 NL