Installation Instructions

Dakintegratie
De collector vervangt de dakbedekking. Hij ligt statisch veilig op de
dakstoel. Onder de collector is een bijkomend afdichtend niveau aan-
gebracht dat tegen binnendringend water en sneeuw beveiligt.
Dakpanbedekking
■ Minimale dakhelling 15°
■ Standaard dakhelling ≥30°
■ Aanbrengen van onderdaken
Een 6 à 10° lagere standaard dakhelling:
onderdak beveiligd tegen regen
Een meer dan 10° lagere standaard dakhelling:
waterdicht onderdak
■ Dakintegratie adviseren wij alleen bij daken met pannen die aan de
volgende voorwaarden voldoen.
65
Opmerking
Bij plaatvormige daken zoals Tegalit of soortgelijke types moet de
montage in samenspraak met een dakdekker worden geregeld.
■ Om voor een correcte ventilatie onder het dak te zorgen, moeten
aan de nok minstens 3 rijen pannen gepland worden.
Bedekking met beverstaart-singles
■ Minimale dakhelling 20°
■ Standaard dakhelling
Dubbele dekking en kroondekking: ≥30°
Eenvoudige dekking met schindels: ≥40°
■ Aanbrengen van onderdaken
Een 6 à 10° lagere standaard dakhelling:
onderdak beveiligd tegen regen
Een meer dan 10° lagere standaard dakhelling:
waterdicht onderdak
■ Om voor een correcte ventilatie onder het dak te zorgen moeten aan
de nok minstens 3 rijen pannen gepland worden.
Leidakbedekking
■ Minimale dakhelling 20°
■ Standaard dakhelling
Oudduitse dakdekking: ≥25°
Oudduitse dubbele dekking: ≥22°
Schubdekking: ≥25°
Duitse dekking: ≥25°
Maasdekking: ≥22°
Scherphoekige dekking: ≥30°
■ Aanbrengen van onderdaken
Een maximale 10° lagere standaard dakhelling:
waterdicht onderdak
Een afwijking van meer dan 10° van de standaard dakhelling is
niet toegelaten
Monnik-non-bedekking
■ Minimale dakhelling 15°
■ Standaard dakhelling ≥40°
■ Aanbrengen van onderdaken
Een 6 à 10° lagere standaard dakhelling:
onderdak beveiligd tegen regen
Een meer dan 10° lagere standaard dakhelling:
waterdicht onderdak
Montage op platte daken
Bij de montage van de collectoren (vrijstaand of liggend) moeten de
minimumafstanden met de dakrand volgens de norm worden geres-
pecteerd (zie pagina 103). Als de dakafmetingen een veldindeling
eisen, moeten even grote deelvelden worden gepland.
De collectoren kunnen op een vast gemonteerde onderconstructie of
op betonnen platen worden bevestigd.
Opmerking
Op schuine daken met geringe hellingshoek kunnen de collectorsteu-
nen op de spantankers (zie pagina 107) aan de montagerails worden
geschroefd.
De statische omstandigheden van het dak moeten door de installateur
worden gecontroleerd.
Bij montage op betonnen platen moeten de collectoren met bijko-
mende gewichten worden beveiligd tegen glijden, kantelen en losko-
men.
Glijden is het verschuiven van de collectoren op het dakoppervlak door
de wind, veroorzaakt door gebrekkige hechtwrijving tussen dakopper-
vlak en collectorbevestigingssysteem. De beveiliging tegen glijden kan
ook door spandraden of bevestiging aan andere dakcomponenten
gebeuren.
Belading en max. belasting van de onderliggende constructie
Berekeningen volgens DIN 1055-4, 3/2005 en DIN 1055-5, 7/2005.
Per collector zijn er 4 steunpunten nodig.
Opmerking
Voor de berekening staat op www.viessmann.com het Viessmann
berekeningsprogramma ”SOLSTAT” ter beschikking.
Gevelmontage
Technische bouwbepalingen
De regels voor de uitvoering van zonnesystemen kunnen uit de Liste
der Technischen Baubestimmungen (LTB) worden afgelezen.
Daarin hebben alle Duitse deelstaten de Technische regels voor het
gebruik van lijnvormig gelaagd glas (TRLV) van het Deutsche Institut
für Bautechnik (DIBT) opgenomen. Daaronder vallen ook vlakke plaat-
collectoren en buiscollectoren. Het gaat daarbij vooral om de bescher-
ming van begaanbare en berijdbare oppervlakken tegen naar beneden
vallende glasdelen.
Ontwerpinstructies voor de montage
(vervolg)
106
VIESMANN
VITOSOL
13
5819 440 NL