User manual

102
14. VERHELPEN VAN STORINGEN
U heeft met dit laadapparaat een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der
techniek is ontwikkeld en veilig is in het gebruik. Toch kunnen zich problemen of storingen
voordoen. Daarom wordt hieronder beschreven hoe eventuele storingen kunnen worden
verholpen.
Geen werking of geen display-indicatie
Is de holle stekker van de netadapter correct met de bus aan het laadapparaat
verbonden?
Is de netadapter correct met de contactdoos verbonden en is de netspanning
beschikbaar?
Geen accu gedetecteerd
Zijn de contacten van de laadschacht of accu vervuild? Reinig deze evt. met een scho-
ne, zachte, droge doek.
Temperatuur van het toestel te hoog (aanduiding „OVERTEMP!!! Please Wait“)
Het laadapparaat is oververhit. Na de afkoelingsfase wordt het programma automatisch
verder gezet. Zorg evt. voor een koelere omgevingstemperatuur (vb. laadapparaat niet
bij direct zonlicht gebruiken).
Aanduiding „ERR“ („ERROR“) bij een of meerdere geplaatste cellen
Er werd per ongeluk een niet-heroplaadbare batterij of een niet-toegelaten accu
geplaatst.
Er werd een foutieve accuchemie geselecteerd
De accu is defect.
Bij gelijktijdige aanduiding „ERR“ van meerdere cellen, dient u alle cellen uit het
laadapparaat te verwijderen en de cellen afzonderlijk op te laden om de defecte accu te
herkennen.
Er wordt meteen „RDY“ („READY“) bij het programma „DIS“ („DISCHARGE“) weer-
gegeven of er wordt meteen begonnen met laden tijdens het programma „CHK“
(„CHECK“)
Diepontladen accu: afbreken van het ontladen ter bescherming van de accu