User manual

140
16. VERHELPEN VAN STORINGEN
U heeft met deze laboratoriumvoeding een product aangeschaft dat betrouwbaar en veilig is in het
gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele manieren om eventuele storingen te verhelpen:
Neem altijd de veiligheidsinstructies in acht!
Fout Mogelijke oorzaak
De voeding kan zich niet
inschakelen.
Gaat de C.V. of C.C. indicator branden?
Controleer de netspanning (evt. netzekering in het
apparaat resp. de beveiligingsschakelaar in de kabel
controleren).
Aangesloten verbruikers
functioneren niet.
Is de juiste spanning ingesteld?
Is de polariteit juist?
Controleer de technische gegevens van de verbruiker.
De controlelamp REAR
CONTROL brandt. Het apparaat
kan niet worden bediend met de
draaiknoppen.
De werking met afstandsbediening is geactiveerd. Stel de
schuifschakelaar MODE op de achterkant in de stand Normal.
Indicatie “O P OFF” licht op. De DC uitgang was uitgeschakeld via de afstandsbediening
terminal Remote Control (10) of de software.
De uitgangsstroom wordt 5
A re begrensd, hoewel de
stroominstelling hoger ligt.
De voorste aansluiting wordt tot max. 5 A begrensd. Voor
hoge stromen sluit u de verbruiker aan de hoofduitgang aan
de achterkant aan.
De controlelamp C.C. brandt. Constante stroomwerking:
De vooringestelde stroomsterkte werd overschreden.
Controleer de stroomopname van uw verbruiker en vergroot
ev. de stroombegrenzing van de voeding.
De controlelamp C.V. LED
brandt.
Constante spanningswerking:
De voeding werkt normaal. Op de uitgang wordt de ingestelde,
constante spanning uitgegeven.
“OVP” display Uitschakeling bij overspanning:
Zie het hoofdstuk “Beschermvoorzieningen”.