User manual

120
7. INGEBRUIKNAME
De voeding is geen lader. Gebruik voor het laden van accu’s geschikte laders met
een geschikte laaduitschakeling.
Bij langdurig gebruik met nominale last wordt het oppervlak van de behuizing
warm. Let op! Mogelijk gevaar op verbranden! Zorg daarom altijd voor voldoende
ventilatie rondom de voeding en gebruik deze nooit geheel of gedeeltelijk afgedekt
om eventuele schade te voorkomen.
Let er bij het aansluiten van een verbruiker op de voeding op dat deze uitgeschakeld
is. Een ingeschakelde verbruiker kan bij aansluiting op de uitgangsklemen van de
voeding leiden tot vonkvorming, wat op haar beurt kan leiden tot beschadiging
van de aansluitbussen resp. tot schade aan de aangesloten leidingen en/of hun
klemmen.
Schakel de voeding uit en koppel ze los van het net als ze niet wordt gebruikt. De
indicatoren blijven na het uitschakelen nog enkele seconden ingeschakeld om de
interne condensatoren te ontladen en de laatst ingestelde parameters op te slaan.
Er dient absoluut op een voldoende grote leidingsdoorsnede van de DC-
aansluitleidingen te worden gelet aangezien overbelasting tot een leidingbrand kan
leiden.
a) Aansluiting van het netsnoer
1. Sluit het meegeleverde geaarde netsnoer aan op de stroomaansluiting (12) op de eenheid. Zorg
voor een strakke pasvorm.
2. Verbind het netsnoer met een goedgekeurd stopcontact met randaarde. De totale lengte van de
netkabels tot aan de contactdoos mag niet meer zijn dan 3 m.
b) Opstellen van het toestel
Plaats de laboratoriumvoeding op een stabiele, vlakke en degelijke ondergrond. Let er op, dat de
verluchtingsgleuven van het apparaat niet worden afgedekt.
c) Algemeen
De laboratoriumvoeding wordt gestuurd door microprocessoren en wordt via twee digitale
instelregelaars (incrementele sensor zonder eindpositie) met toetsenfunctie bediend. Dit maakt jne
en grove regeling via een regelaar mogelijk.