User manual

58
Start uw computer met het besturingssysteem Windows 98SE® of hoger.2.
Verbind met behulp van de meegeleverde USB-kabel uw meetapparaat via de mini-USB-bus op 3.
de zijkant met een vrije USB-plug op uw computer.
De computer herkent automatisch een nieuw apparaat. Plaats de meegeleverde software-CD in 4.
een cd-station, en volg de installatie-aanwijzingen op het scherm. Laat de computer automatisch
naar het geschikte stuurprogramma zoeken.
Na een succesvolle installatie kunt u de software starten.5.
Om de USB-plug uit te schakelen, drukt u in het MAX-, MIN-, DIF- of AVG-modus op de toets 6.
“Achtergrondverlichting/Laser” tot het symbool USB op het display verdwijnt.
Wanneer de USB-plug is ingeschakeld worden de infrarood- en
contacttemperatuurmeetwaarden naar een computer overgezet. In verbinding
met de LOCK-functie en de meegeleverde software kan op die manier een
temperatuursregistratie van lange duur worden gerealiseerd. Meer informatie vindt u in
het Help-menu van de software.
Contacttemperatuur-meetfunctie
Behalve de infraroodtemperatuur-meetfunctie zijn de toestel ook met een meetfunctie voor
contacttemperatuur uitgerust. Naast de bijgevoegde draad-temperatuurvoeler, kunnen ook alle
traditionele type-K temperatuurvoelers met mini-stekkers aan de toestel worden aangesloten.
Van zodra u een type-K temperatuurvoeler met mini-stekker in de aansluiting voor type-K
temperatuurvoeler stopt, verschijnt bij het ingeschakelde toestel in de MAX-, MIN-, DIF of AVG-
modus de aanduiding “TK” op het display. Wanneer de meettoets wordt ingedrukt, wordt de
temperatuurmeetwaarde van de contact-temperatuurmeting aan de onderkant van het scherm.
Let erop dat de contact-temperatuurmeting enkel is toegelaten voor staande
objecten die niet onder stroom staan. U dient er verder op te letten dat contact-
temperaturen enkel zijn toegelaten tot de toegelaten temperatuur van de voeler.
De toegelaten temperatuur van de meegeleverde draadvoeler bedraagt -50 tot
+250 ºC.
Instelmenu
In het instelmenu kunnen de verschillende functies van het apparaat
worden geselecteerd, ingeschakeld resp. ingesteld. De volgende
graek toont de schematische opbouw van het instelmenu. Door
indrukken van de toets “MODE” kunt u door het menu navigeren, met
de toetsen “▲” en “▼” kunnen instellingen worden doorgevoerd.