User manual

62
De DC-aansluiting en de toevoerleiding moeten geschikt zijn voor de maximale
ingangsstroom van de omvormer (zie technische gegevens).
Omdat er bij het gebruik van de omvormer grote stromen door de aansluitleidingen lopen (zie de techni-
sche gegevens), moeten de aansluitleidingen daarmee overeenkomstig worden gedimensioneerd.
Het is zo dat hoe dikker de aansluitleiding is, hoe kleiner de spanningsval over de lei-
ding is.
Een te grote spanningsval kan leiden tot het uitschakelen omwille van een te lage spanning (UVP) van
de omvormer, hoewel de accu een voldoende grote voedingsspanning aanlevert. Daarom is het dus
belangrijk de aansluitleiding zo kort mogelijk te houden.
Voor de apparaten zijn minstens de volgende prestatiegemiddelden nodig:
Prestatiegemiddelde bij Prestatiegemiddelde bij
Kabellengte tot 2 m Kabellengte tot 3 m
SWD-300 16 mm
2
16 mm
2
SWD-600 16 mm
2
16 mm
2
SWD-1200 25 mm
2
35 mm
2
SWD-2000 35 mm
2
50 mm
2
Wij raden u dringend aan de aansluitleidingen aan de batterij met een afzonderlijke
zekering te beveiligen om beschadiging van de accu door kortsluiting van de aansluitlei-
dingen (doorgeschuurde kabels o.a.) te vermijden. De zekering moet geschikt zijn voor
de max. DC-ingangsstroom van de omvormer.
Omwille van de grote stromen moet een correcte verbinding van de aansluitkabels met de accu en de
omvormer gewaarborgd zijn.
We adviseren alleen de als optie aangeboden aansluitleidingen te gebruiken.
Schakel de omvormer voor het aansluiten van de accuspanning absoluut uit. Hiervoor stelt u de schake-
laar (11) in de stand “0” (Uit).
De aansluiting van de omvormer op de voedingsspanning gebeurt via de beide ingangsklemmen (2 en 3).
De pluspool van de batterij moet op de ingangsklem “+” (3), de minklem van de batterij moet op de
ingangsklem “-” (2) worden aangesloten.
Let absoluut op een stevige en veilige verbinding van de aansluitleidingen met
de accu en met de omvormer. Een slechte verbinding leidt tot grote overgangs-
weerstanden en daardoor tot oververhitting.