User manual

63
Ingebruikname
Bedien tijdens het rijden geen apparaten die aan de omvormer zijn aangesloten.
Na de aansluiting op de accu kan de omvormer in gebruik worden genomen.
Sluit een verbruiker met een passend nominaal vermogen aan de uitgangsstekker (13) aan.
Schakel de omvormer met de aan/uit-schakelaar (11) aan. Schakelaarpositie “1” (Aan). Bij correcte
aansluiting lichten beide controlelampjes (9) en (10) op, wat duidt op correct bedrijf.
LED-controlelampjes
De groene LED-controlelampjes 9 (DC-ingang) en 10 (AC-uitgang) geven u belangrijke informatie over
de bedrijfstoestand van uw omvormer. De beide LED’s werken afhankelijk van elkaar, i.e. een storing in
het DC-ingangsbereik heeft een rechtstreekse invloed op de werking van de AC-uitgang, resp. beïn-
vloedt een storing in het uitgangsbereik rechtstreeks de werking van de ingang.
Bedrijfstoestand/storingsmeldingen LED 9 (DC-ingang) LED 10 (AC-uitsgang)
Apparaat is ingeschakeld en bedrijfsklaar brandt brandt
voorwaarschuwing voor diepontladings- Langzaam knipperen brandt
beveiliging
uitschakeling wegens diepontladings- Snel knipperen Snel knipperen
beveiliging
overspanning aan de ingang Snel knipperen Snel knipperen
kortsluiting of overlast aan de uitgang Snel knipperen Snel knipperen
Standby-werking
In de standby-werking wordt de omvormer uitgeschakeld en controleert ca. om de 20 s of aan de utigang
een last > 10 watt beschikbaar is. Dit vermindert de eigenstroomopname en ontlast de aangesloten DC-
stroombron.
Als een last > 10 watt wordt herkend, schakelt de uitgang naar de normale werking om. Nadat de ver-
bruiker werd uitgeschakeld, bevindt de omvormer zich automatisch opnieuw in de standby-modus.
Om deze modus te activeren, stelt u op de DIP-schakelaar (4) de kleine schakelaar
nr. 2 in de stand “ON”. De schakelaar wijst daarbij naar onder.
Om deze functie uit te schakelen, stelt u de kleine schakelaar nr. 2 naar boven. De
omvormer bevindt zich opnieuw in de continue werking.