User manual

d) Diodentest
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile,
Schaltungen und Bauelemente sowie andere Messobjekte
unbedingt spannungslos sind.
- Schalten Sie das Messgerät am Drehschalter ein und wählen den Messbereich
Ω/ .
- Stecken Sie die Messleitungen wie unter Punkt Widerstandsmessung beschrieben
an das Messgerät.
- Wählen Sie mit der MODE-Taste (7) die Diodentest-Funktion.
- In der Anzeige erscheint das Dioden-Symbol
- Verbinden Sie die beiden Messspitzen mit dem Messobjekt (Diode).
- Im Display wird die Durchlassspannung in Volt (V) angezeigt. Ist „OL“ ersichtlich,
so wird die Diode in Sperrrichtung gemessen oder die Diode ist defekt (Unter-
brechung). Führen Sie zur Kontrolle eine gegenpolige Messung durch.
- Entfernen Sie nach Messende die Messleitungen vom Messobjekt und schalten
Sie das Messgerät aus. Drehen Sie den Drehschalter in Position „OFF“.
e) Durchgangsprüfung
Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile,
Schaltungen und Bauelemente sowie andere Messobjekte
unbedingt spannungslos und entladen sind.
- Schalten Sie das Messgerät am Drehschalter ein und wählen den Messbereich
- Stecken Sie die Messleitungen wie unter Punkt Widerstandsmessung beschrieben
an das Messgerät.
- Um die Funktion des akustischen Durchgangsprüfers zu aktivieren, drücken Sie
zweimal die MODE-Taste (7).
- In der Anzeige erscheint das Symbol „Durchgangsprüfung“
- Als Durchgang wird ein Messwert < 100 Ohm erkannt; hierbei ertönt ein Piepton.
- Sobald „OL“ (für Overload = Überlauf) im Display erscheint, haben Sie den
Messbereich überschritten bzw. der Messkreis ist unterbrochen.
16
a) Stroommeting „A“
Voor het meten van wisselstromen „AC“ (A~) gaat u als volgt te werk:
- Schakel het meetapparaat
met de draaischakelaar in en
selecteer één van de beide
meetbereiken„A~“ (40 of
400).
- Open de stroomtang-sensor
met de hendel (3), omvat de
te meten leiding en sluit de
stroomtang-sensor weer. De
stroomwaarde wordt in het
display weergegeven.
Omvat altijd maar één leiding. Omvat u meerdere leidingen, dan hef-
fen de stromen zich onderling op en u krijgt geen meetresultaat.
Door het continue magnetisme van de stroomsensor kan bij stroom-
meting een geringe stroomwaarde in het display worden weergege-
ven, ook wanneer geen leiding omvat wordt. Druk in dit geval vóór de
meting de REL-toets (8) om de weergave op „0“ te zetten.
- Verwijder na het meten de stroomtang van het meetobject en schakel het appa-
raat uit. Draai de draaischakelaar in de stand „OFF“.
Voor het meten van gelijkstromen „DC“ (A ) (alleen VC-521) gaat u als
volgt te werk:
- Schakel het apparaat met de draaischakelaar in en selecteer één van de beide
meetbereiken „A “ (40 of 400).
- Open de stroomtang-sensor met de hendel (3), omvat de te meten leiding en
sluit de stroomtang-sensor weer. De stroomwaarde wordt in het display weerge-
geven.
85