Operation Manual

05 Sloten en alarm
103
A larm (optie)
05
Alarmsysteem
Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden
alle beveiligde onderdelen continu gecontro-
leerd.
Het alarm gaat af, als:
een portier, de motorkap of de achterklep
wordt geopend
het contactslot wordt omgedraaid met een
verkeerde sleutel of wordt gemanipuleerd;
er een beweging in de passagiersruimte
wordt waargenomen (als er een bewe-
gingsmelder aanwezig is);
de auto wordt opgetakeld of weggesleept
(op auto’s met een niveausensor);
de accukabel wordt ontkoppeld;
iemand de sirene probeert los te koppelen.
Alarmlampje op dashboard
Een lampje op het dashboard geeft de status
van het alarmsysteem aan:
Het lampje is uit het alarm is uitgescha-
keld.
Het lampje knippert snel vanaf het moment
van uitschakelen van het alarm tot aan het
moment van aanzetten van het contact
het alarm is afgegaan.
het lampje licht om de seconde op, nadat
de richtingaanwijzers van de auto een lang
lichtsignaal hebben afgegeven het alarm
is ingeschakeld.
Als er een storing in het alarmsysteem is op-
getreden, verschijnt er een melding op het in-
formatiedisplay. Neem dan contact op met
een erkende Volvo-werkplaats.
Alarmfunctie inschakelen
Druk op de vergrendelingsknop van de
afstandsbediening. De richtingaanwijzers
van de auto geven een lang lichtsignaal af
ter bevestiging dat het alarm is ingescha-
keld en dat beide portieren zijn vergren-
deld.
Alarmfunctie uitschakelen
Druk op de ontgrendelingsknop van de
afstandsbediening. De richtingaanwijzers
van de auto geven twee korte lichtsignalen
af ter bevestiging dat het alarm is uitge-
schakeld en dat beide portieren zijn ont-
grendeld.
N.B.
Voer nooit zelf reparaties aan of wijzigingen
in het alarmsysteem uit. Dergelijke ingrepen
kunnen van invloed zijn op de verzekerings-
voorwaarden.
BELANGRIJK
De richtingaanwijzers van de auto geven
een lang lichtsignaal af en het lampje op het
dashboard licht eenmaal op ter bevestiging
dat het alarm volledig is ingeschakeld.