Operation Manual
10 Infotainment
197
Audiofuncties
10
Bediening audiofuncties
1. VOLUME – Draaiknop
2. AM/FM – Geluidsbron kiezen
3.
MODE – Geluidsbron kiezen, CD/AUX
4. TUNING – Draaiknop
5. SOUND – Toets
Volume
Gebruik VOLUME (1) of de toetsenset op het
stuurwiel om het volume te regelen (zie
pagina 54). Het geluidsvolume wordt automa-
tisch afgestemd op de snelheid van de auto
(zie pagina 198).
Geluidsbron kiezen
Bij herhaalde malen indrukken van AM/FM
loopt u de standen FM1, FM2 en AM door. Bij
herhaalde malen indrukken van
MODE loopt u
de standen
CD en AUX door.
AUX
1
Het is mogelijk een mp3-speler op de AUX-in-
gang aan te sluiten.
Ingang vo or e xterne geluidsbron (AUX) 3,5 mm
Soms wijkt het volume waarop de externe ge-
luidsbron wordt weergegeven af van dat van
de interne geluidsbronnen zoals de cd-speler.
Als de geluidssterkte van de externe geluids-
bron te hoog is, kan de geluidskwaliteit ver-
slechteren. U kunt dat tegengaan door het in-
gangsvolume van de externe geluidsbron aan
te passen:
– Zet het audiosysteem in de stand AUX met
de knop
MODE.
– Druk op MENU en daarna op ENTER.
– Ga naar AUX volume en druk op
ENTER.
– Draai aan TUNING of druk op pijl-rechts/
pijl-links van de navigatieknop.
Audio-instellingen
Audio-instellingen bijregelen
Door te drukken op de knop SOUND kunt u
de onderstaande opties doorlopen. U stelt de
opties in door aan
TUNING te draaien.
• BAS – Niveau van de lage tonen.
• TREBLE – Niveau van de hoge tonen.
1
High Performance en Premium Sound.
N.B.
De geluidskwaliteit kan verslechteren, als
de speler wordt opgeladen terwijl het audio-
systeem in stand AUX staat. Laad de speler
in dat geval niet op tijdens het beluisteren.










