Operation Manual
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
64
Persoonlijke instellingen
02
Bedien ingspaneel
Mogelijke instellingen
Voor sommige autofuncties zijn persoonlijke
instellingen mogelijk. Dit geldt voor de sloten
en de klimaatregelings- en audiofuncties. Zie
pagina 196 voor de audiofuncties.
Bedieningspaneel
A. Display
B.
MENU
C. EXIT
D. ENTER
E. Navigatie
Toepassing
De instellingen worden weergegeven op het
display (A).
Open het menu om instellingen te verrichten:
– Druk op de knop
MENU (B).
– Ga bijvoorbeeld naar Instellingen van de
auto met behulp van de navigatieknop (E).
– Druk op ENTER (D).
– Selecteer een optie met behulp van de
navigatieknop (E).
– Activeer uw keuze met ENTER.
Menu sluiten:
– Houd de knop
EXIT (C) ongeveer één se-
conde ingedrukt.
Klimaatinstellingen
Automatische blower afstellen
Bij auto’s met elektronische klimaatregeling
(ECC) kunt u de ventilatorsnelheid in de stand
AUTO instellen.
– U kunt kiezen uit Laag, Normaal en Hoog.
Timer recirculatie
Wanneer de timer actief is, wordt de lucht in
de auto afhankelijk van de buitentemperatuur
3–12 minuten lang gerecirculeerd.
– Selecteer Aan/Uit als de recirculatietimer
actief moet zijn of niet.
Reset alles
De fabrieksinstellingen voor de klimaatrege-
lingsopties herstellen.
Instellingen van de auto
Verlichting auto is ontgrendeld
Als u de auto met de afstandsbediening ont-
grendelt, kunt u de richtingaanwijzers van de
auto laten knipperen. De opties Aan/Uit zijn
mogelijk.
Verlichting auto is vergrendeld
Als u de auto met de afstandsbediening ver-
grendelt, kunt u de richtingaanwijzers van de










