2005 VOLVO S60 & S60 R TP 7505 (English). AT 0446.
Inleiding Beste Volvo-bezitter, Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw medepassagiers voorop gestaan. Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle huidige veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen. Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan om vertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de onderhoudsinformatie in dit instructieboekje.
Instructieboekje Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen, bij voorkeur voordat u uw eerste rit maakt. Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt u tips hoe u het beste in verschillende situaties met de auto kunt omgaan en leert u hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle mogelijkheden die de auto biedt.
Volvo Car Corporation en het milieu Milieubeleid van Volvo Schoon aan binnen- en buitenkant Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijn de drie kernwaarden van de Volvo Car Corporation die van invloed zijn op alle activiteiten. De auto’s van Volvo voldoen aan strenge internationale milieueisen en worden in fabrieken geproduceerd die zeer schoon zijn en efficiënt met middelen omgaan.
Volvo Car Corporation en het milieu Een Volvo voldoet aan strenge internationale milieueisen en heeft een laag brandstofverbruik om de uitstoot van kooldioxide, dat een van de oorzaken van het broeikaseffect is, te verminderen. De auto’s van Volvo zijn uiterst concurrerend in hun klasse wat het brandstofverbruik betreft. Erkende Volvo-werkplaatsen en het milieu Regelmatig onderhoud in een werkplaats van Volvo zorgt voor een lager brandstofverbruik en draagt daarom bij aan een schoner milieu.
Veiligheid Instrumenten, schakelaars en bediening Klimaatregeling Interieur Sloten en alarm Starten en rijden Wielen en banden Verzorging Onderhoud en service Audiosysteem (extra) Telefoon (extra) Technische gegevens 11 31 57 69 83 95 129 145 151 177 199 215 R
Overzicht auto’s met linkse besturing Auto met linkse besturing S
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. Mistlampen Koplampen/ Zijmarkeringslichten/stadslichten Mistachterlicht Richtingaanwijzers/ Schakelaarhendel groot licht/dimlicht Cruise control Claxon Instrumentenpaneel Toetsenset telefoon-/ Audiosysteem Ruitenwissers Handrem (parkeerrem) Schakelaarpaneel Klimaatregeling Audiosysteem Elektrische aansluiting/ Aansteker Alarmlichten Dashboardkastje Blaasmond pagina 41 pagina 41 pagina 41 pagina 42 pagina 47 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Overzicht auto’s met rechtse besturing Auto met rechtse besturing U
18. 1. 2. 12. Mistachterlicht Koplampen/ Zijmarkeringslichten/stadslichten Mistlampen Ruitenwissers Toetsenset telefoon/Audiosysteem Claxon Instrumentenpaneel Cruise control Richtingaanwijzers/ Schakelaarhendel groot licht/dimlicht Handrem (parkeerrem) Elektrische aansluiting/ Aansteker Klimaatregeling 13. 14. 15. 16. 17. Audiosysteem Schakelaarpaneel Alarmlichten Dashboardkastje Blaasmond 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
NM
Veiligheid Veiligheidsgordels Airbags (SRS) Airbag (SRS) activeren/deactiveren SIPS-airbags Opblaasgordijn (IC-systeem) WHIPS-systeem Activering van de veiligheidssystemen Inspectie van airbags en opblaasgordijnen Kinderen en veiligheid 12 14 17 19 20 21 23 24 25 NN
Veiligheid Veiligheidsgordels Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag gedragen worden. Draag altijd een veiligheidsgordel Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let er daarom op dat alle passagiers hun veiligheidsgordel omhebben. Zo wordt voorkomen dat bij een aanrijding de passagiers op de achterbank tegen de rugleuning van de voorstoelen worden geslingerd.
Veiligheid Veiligheidsgordel en zwangerschap Het is heel belangrijk om de veiligheidsgordel op de juiste manier te dragen wanneer u zwanger bent. Hij moet goed langs het lichaam lopen. Het bovenste deel van de gordel moet tussen de borsten en tegen de zijkant van de buik liggen. Het onderste deel van de gordel moet plat en zo ver mogelijk onder de buik liggen. Hij mag niet over de buik omhoog kunnen glijden.
Veiligheid Airbags (SRS) WAARSCHUWING! • Zet nooit een kind in een kinderzitje op de passagiersstoel als de airbag (SRS) is geactiveerd1. • Laat kinderen nooit voor de passagierstoel zitten of staan. • Personen kleiner dan 140 cm mogen nooit op de passagiersstoel plaatsnemen als de airbag (SRS) is geactiveerd1. Het niet opvolgen van de bovenstaande aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleveren voor uw kind.
Veiligheid WAARSCHUWING! Als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem blijft branden of tijdens het rijden kortstondig gaat branden, betekent dit dat het airbagsysteem niet naar behoren werkt. Het lampje kan ook een storing in de gordelsluiting, het SIPSsysteem, het SRS-systeem of het ICsysteem aangeven. Neem onmiddellijk contact op met een erkende Volvowerkplaats.
Veiligheid Airbags (SRS) WAARSCHUWING! Ingrepen in het SRS-systeem kunnen storingen in de werking veroorzaken en leiden tot ernstige letsels. Herstellingen mogen enkel door een erkende Volvo-werkplaats worden uitgevoerd. Airbags (SRS) SRS-systeem, auto met linkse besturing SRS-systeem, auto met rechtse besturing SRS-systeem N.B.
Veiligheid Airbag (SRS) activeren/deactiveren WAARSCHUWING! Hiermee wordt aangeduid dat de airbag (SRS) aan passagierszijde gedeactiveerd is PACOS (extra) De airbag (SRS) aan passagierszijde kan gedeactiveerd worden. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk als daar een kind in een kinderzitje moet zitten. Aanduiding Een tekst op de achteruitkijkspiegel geeft aan dat de airbag (SRS) aan passagierszijde is gedeactiveerd.
Veiligheid Airbag (SRS) activeren/deactiveren WAARSCHUWING! Laat geen passagier op de passagiersstoel plaatsnemen, als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem op het instrumentenpaneel oplicht terwijl de tekst op het plafondpaneel aangeeft dat de airbag (SRS) aan die kant gedeactiveerd is. Het duidt op een ernstige storing. Bezoek onmiddellijk een erkende Volvo-werkplaats. Stand van de schakelaar ON = De airbag (SRS) is geactiveerd.
Veiligheid SIPS-airbags WAARSCHUWING! • Ingrepen in het SIPS-systeem kunnen storingen in de werking en ernstig letsel veroorzaken. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats. • Leg geen voorwerpen tussen de stoelen en de portierpanelen, omdat dit gebied binnen de actieradius van de SIPS-airbag ligt. Positie van de SIPS-airbags.
Veiligheid Opblaasgordijn (IC-systeem) Eigenschappen Het opblaasgordijn vormt een aanvulling op het SIPS-systeem. Het zit verborgen achter de plafondbekleding langs beide zijden van de auto. Het beschermt inzittenden op zowel de voorstoelen als de achterbank. Het opblaasgordijn wordt door de aanrijdingssensoren van het SIPS-systeem geactiveerd als de auto van opzij wordt aangereden. Bij activering wordt het opblaasgordijn opgeblazen.
Veiligheid WHIPS-systeem Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection System) bestaat uit energieabsorberende rugleuningen en speciaal voor het systeem ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren, afhankelijk van de hoek waaronder en de snelheid waarmee het achteropkomende voertuig de auto raakt en de materiaaleigenschappen van dat voertuig.
Veiligheid WHIPS-systeem WAARSCHUWING! Breng nooit zelf wijzigingen aan de stoel of het WHIPS-systeem aan en probeer ze nooit zelf te repareren. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats. • een kinderzitje op de passagiersstoel, mits de airbag aan passagierszijde is gedeactiveerd6. • een achterstevoren gemonteerd kinderzitje op de achterbank dat tegen de rugleuning van de voorstoel steunt.
Veiligheid Activering van de veiligheidssystemen Airbags aan bestuurderszijde en passagierszijde (SRS) De airbags worden geactiveerd: • als het gevaar bestaat dat de inzittenden op de voorstoelen verwondingen oplopen, wanneer ze in contact komen met het dashboard of het stuurwiel. Het SRS-systeem registreert de kracht van een eventuele botsing en de mate van vertraging die deze veroorzaakt.
Veiligheid Inspectie van airbags en opblaasgordijnen Controle-intervallen 1. 2. 3. 4. 5. 6. De stickers op de portierstijl(en) geven het jaar en de maand aan waarin u contact moet opnemen met een erkende Volvo-werkplaats om de airbags, gordelspanners en opblaasgordijnen te laten controleren en eventueel te laten vervangen. Als u vragen hebt over de systemen, kunt ook contact opnemen met een erkende Volvo-werkplaats. Deze sticker vindt u in de portieropening linksachter.
Veiligheid Kinderen en veiligheid Kinderen moeten comfortabel en veilig zitten De plaats van het kind in de auto en de vereiste uitrusting is afhankelijk van het gewicht en de lengte van het kind (zie pagina 26 voor meer informatie). Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen altijd met de gordel goed om in de auto zitten. Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot zitten. De veiligheidsuitrusting voor kinderen die Volvo biedt, is afgestemd op het gebruik in uw auto.
Veiligheid Kinderen en veiligheid Plaats van kinderen in de auto Gewicht (leeftijd) Voorstoel <10 kg (tot 9 maanden) Mogelijkheden: • Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te bevestigen met veiligheidsgordel. L: Typegoedk.: E5 03160 • Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te bevestigen met ISOFIX-systeem. L: Typegoedk.: E5 03162 • Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te bevestigen met veiligheidsgordel en bevestigingsband. L: Typegoedk.
Veiligheid L: Geschikt voor speciale kinderzitjes (zie overzicht onder genoemde typegoedkeuring). Kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor een bepaald merk auto, voor een beperkte groep merken, semi-universeel of universeel zijn. B: Ingebouwd en goedgekeurd voor deze leeftijdscategorie. WAARSCHUWING! Zet nooit een kind in een kinderzitje op de passagiersstoel als de airbag (SRS) is geactiveerd. Personen kleiner dan 140 cm mogen nooit op de passagiersstoel plaatsnemen als de airbag (SRS) is geactiveerd.
Veiligheid Kinderen en veiligheid • de heupgordel laag over de heupen, het bekken, loopt om maximale bescherming te bieden. • de veiligheidsgordel niet tegen de nek van het kind aankomt of onder de schouder langs loopt. Stel de stand van de hoofdsteun zorgvuldig af op de lengte van het kind. Kinderzitje uitklappen: – klap het kinderzitje omlaag; – haal de klittenband los; – klap het bovenste gedeelte weer op.
Veiligheid WAARSCHUWING! Als een geïntegreerd kinderzitje aan grote krachten heeft blootgesteld, bijvoorbeeld tijdens een aanrijding, moet u het geïntegreerde kinderzitje in zijn geheel vervangen, dus ook de veiligheidsgordel, inclusief de bouten. Ook al ziet het geïntegreerde kinderzitje er intact uit, kunnen er toch beschermende eigenschappen verloren zijn gegaan. Het moet ook worden vervangen als het erg versleten is. • Laat de rugleuning van het kinderzitje tegen het dashboard steunen.
Veiligheid PM
Instrumenten, schakelaars en bediening Instrumentenpaneel Controle- en waarschuwingslampjes Schakelaars op middenconsole Verlichtingspaneel Richtingaanwijzers Ruitenwissers/-sproeiers Alarmlichten, elektrisch verwarmde achterruit/buitenspiegels/voorstoelen Boordcomputer Cruise control (extra) Handrem, elektrische aansluiting/ aansteker Stuurwielafstelling Elektrisch bediende ruiten Spiegels en zijruiten Elektrisch bediend schuifdak (extra) 32 33 38 41 42 43 45 46 47 48 49 50 52 54 PN
Instrumenten, schakelaars en bediening Instrumentenpaneel 1. Temperatuurmeter De temperatuurmeter geeft de temperatuur in het koelsysteem van de motor aan. Op het display verschijnt een bericht, als de temperatuur abnormaal hoog is en de naald tot in het rode gebied uitslaat. Let erop dat verstralers voor de radiateurgrille het koelvermogen verminderen bij een hoge buitentemperatuur en een zware belasting van de motor. 2.
Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes Functietest, lampjes Alle controle- en waarschuwingslampjes gaan branden wanneer u de contactsleutel voor het starten in stand II draait. De werking van de lampjes wordt dan gecontroleerd. Alle lampjes moeten weer uitgaan als de motor is aangeslagen, behalve het lampje voor de handrem. Dit gaat pas uit als de auto van de handrem wordt gehaald.
Instrumenten, schakelaars en bediening Controle- en waarschuwingslampjes rijden met de auto. Laat de auto naar een erkende Volvo-werkplaats slepen om het remsysteem te controleren. Als de waarschuwingslampjes voor het remsysteem en het ABSsysteem tegelijkertijd branden, kan er een storing in de remkrachtverdeling zijn opgetreden. Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en zet de motor af. Start de motor opnieuw. • Als de beide lampjes weer doven, was er geen sprake van een werkelijke storing.
Instrumenten, schakelaars en bediening Controlelampje aanhanger Het controlelampje knippert, wanneer u de richtingaanwijzers op de auto en op de aanhanger gebruikt. Als het lampje niet knippert, is een van de richtingaanwijzers op de auto of de aanhanger defect. Stabiliteitssysteem STC en DSTC4 Het STC/DSTC -systeem bestaat uit meerdere deelsystemen die uitvoeriger beschreven staan op pagina 106. Het lampje licht op om na ca.
Instrumenten, schakelaars en bediening Informatiedisplay Displaytekst Wanneer er een controle- of waarschuwingslampje oplicht, verschijnt er tevens een bericht op het display. Wanneer u het bericht gelezen en begrepen hebt, kunt u op de knop READ (A) drukken. Het bericht wordt dan van het display gewist en in een geheugen opgeslagen. Het bericht blijft in het geheugen opslagen, totdat u de onderliggende storing hebt laten verhelpen.
Instrumenten, schakelaars en bediening Melding OLIEPEIL LAAG2 – STOP AUTO Z.S.M.3 OLIEPEIL LAAG2 – ZET MOTOR UIT3 OLIEPEIL LAAG 2 – ZIE HANDLEIDING3 Betekenis Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand om het oliepeil te controleren (zie pagina 157). Het oliepeil van de motor is te laag. Breng de auto op een veilige manier tot stilstand en zet de motor af om het oliepeil te controleren (zie pagina 157). Het oliepeil van de motor is te laag.
Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole N.B. De onderlinge positie van de knoppen kan variëren. Actief chassis, FOUR-C (extra) Druk op de bijbehorende knop om over te schakelen van Comfort op Sport of andersom (zie ook pagina 106). BLIS (Blind Spot Information System) (extra) Druk op de knop om het systeem te deactiveren of opnieuw te activeren. Zie pagina 126 voor meer informatie.
Instrumenten, schakelaars en bediening de knop automatisch uit. Haal de aansteker uit de opening en gebruik het roodgloeiende stuk metaal om een sigaar of sigaret aan te steken. Om veiligheidsredenen moet u het deksel altijd op de aansluiting laten zitten, wanneer deze niet in gebruik is. U kunt maximaal 10 A via de aansluiting afnemen. Buitenste hoofdsteunen achterbank omklappen (extra) –Klap de hoofdsteunen niet om, als er iemand op een van beide buitenste zitplaatsen van de achterbank zit.
Instrumenten, schakelaars en bediening Schakelaars op middenconsole Actief chassis, FOUR-C (S60R) Selecteer een van de chassistanden Comfort, Sport of Advanced met behulp van de knoppen. Zie pagina 106 voor meer informatie.
Instrumenten, schakelaars en bediening Verlichtingspaneel Stadslichten voor en verlichting achter. Contactsleutel in stand 0: Alle verlichting uit. Contactsleutel in stand II: Koplampen aan (plus stadslichten voor en verlichting achter, kentekenplaatverlichting en instrumentenverlichting). U moet de verlichtingsdraaiknop altijd in deze stand zetten, voordat u het groot licht kunt inschakelen. B – Koplamphoogteverstelling A. – Koplampen en stads-/ parkeerlichten Alle verlichting uit.
Instrumenten, schakelaars en bediening Richtingaanwijzers 3. Lichtsignaal – U kunt lichtsignalen geven, wanneer u de hendel voorzichtig naar u toe trekt (totdat u een lichte weerstand voelt). Het groot licht blijft branden, totdat u de hendel weer loslaat. 3. Wisselen, groot licht/dimlicht – Haal de hendel via de lichtsignaalstand naar u toe en laat de hendel vervolgens weer los om te wisselen tussen groot licht en dimlicht. 3. “Follow-Me-Home”-verlichting 1.
Instrumenten, schakelaars en bediening Ruitenwissers/-sproeiers De wissers bewegen op hoge snelheid. Regensensor (extra) De regensensor registreert de hoeveelheid regen op de voorruit en zorgt ervoor dat de ruitenwissers automatisch sneller of langzamer gaan bewegen. De gevoeligheid van de regensensor is af te stellen met de ring (1). Ruitenwissers De ruitenwissers zijn uitgeschakeld. Wanneer u de hendel vanuit stand 0 omhoogduwt, maken de wissers slagen zolang u de hendel in die stand vasthoudt.
Instrumenten, schakelaars en bediening Ruitenwissers/-sproeiers activeert gesproeid (gerekend over een periode van tien minuten). Wanneer er meer dan tien minuten zijn verstreken sinds de laatste sproeibeurt van de voorruit, worden ook de koplampen weer gesproeid bij het activeren van de ruitensproeiers. Gereduceerde sproeifunctie Wanneer er nog ongeveer één liter sproeiervloeistof in het reservoir zit, worden de koplampen niet langer schoongesproeid.
Instrumenten, schakelaars en bediening Alarmlichten, elektrisch verwarmde achterruit/buitenspiegels/voorstoelen Elektrisch verwarmde buitenspiegels en achterruit Alarmlichten Gebruik de alarmlichten (alle richtingaanwijzers knipperen), wanneer u de auto noodgedwongen tot stilstand moet brengen op een plaats waar deze gevaar of hinder voor het verkeer kan opleveren. Druk op de knop om de functie te activeren. N.B. De regels voor het gebruik van de alarmlichten verschillen van land tot land.
Instrumenten, schakelaars en bediening Boordcomputer Functies De boordcomputer toont de volgende informatie: • GEMIDDELDE SNELHEID Bediening Om toegang te krijgen tot de informatie van de boordcomputer moet u de ring (B) op de hendel stapsgewijs linksom of rechtsom draaien. Wanneer u na het laatste menu nogmaals aan de ring draait, keert u terug in de uitgangspositie. N.B. Als er een waarschuwingsbericht verschijnt terwijl u zich bijv.
Instrumenten, schakelaars en bediening Cruise control (extra) Inschakelen De bedieningsorganen voor de Cruise control vindt u links op het stuurwiel. Gewenste snelheid instellen: –Druk op de knop CRUISE . Op het instrumentenpaneel verschijnt de tekst CRUISE. – Druk lichtjes op + of — om de snelheid van de auto vast te zetten. Op het instrumentenpaneel verschijnt CRUISE ON. De Cruise control kan niet worden ingeschakeld bij snelheden lager dan 30 km/h of hoger dan 200 km/h.
Instrumenten, schakelaars en bediening Handrem, elektrische aansluiting/aansteker Handrem (parkeerrem) De handremhendel zit tussen de beide voorstoelen. De handrem werkt op de achterwielen. Wanneer u de handrem hebt aangetrokken, brandt het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel. Om de auto van de handrem te halen moet u de hendel iets omhoogtrekken en de knop indrukken.
Instrumenten, schakelaars en bediening Stuurwielafstelling wegen wanneer u de blokkeerhendel terugduwt. WAARSCHUWING! Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden en nooit tijdens het rijden. Controleer of het stuurwiel in de gekozen stand geblokkeerd staat. U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in de lengte verstellen. Duw de hendel aan de linkerzijde van de stuurkolom omlaag. Zet vervolgens het stuurwiel in de gewenste stand.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bediende ruiten Met de schakelaars op de armleuning van de portieren kunt u de ruiten elektrisch bedienen. U kunt de ruiten alleen bedienen, wanneer de contactsleutel in stand I of II staat. Ook wanneer de auto stilstaat en u de contactsleutel hebt uitgenomen, kunt u de ruiten nog steeds openen en sluiten zolang u geen van de voorportieren hebt geopend. afgebroken en zakken de ruiten weer iets omlaag. N.B.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bediende ruiten in achterportieren blokkeren Elektrisch bediende ruit in voorportier, passagierszijde Elektrisch bediende ruiten in achterportieren U kunt de elektrische bediening van de ruiten in de achterportieren blokkeren met de schakelaar op het bedieningspaneel op het bestuurdersportier. Met de schakelaars voor elektrische bediening van de ruiten op het passagiersportier kunt u alleen de ruit in het passagiersportier bedienen.
Instrumenten, schakelaars en bediening Spiegels en zijruiten WAARSCHUWING! Stel de spiegels af, voordat u gaat rijden! Belangrijk! Gebruik de spiegelverwarming (zie pagina 45) om de buitenspiegels van ijs te ontdoen en geen ijskrabber. Een krabber kan krassen op het spiegelglas veroorzaken. Buitenspiegels met geheugen (extra) Achteruitkijkspiegel Buitenspiegels A: Normale stand. B: Anti-verblindingsstand. Gebruik deze stand, als u de koplampen van het achteropkomende verkeer als hinderlijk ervaart.
Instrumenten, schakelaars en bediening leveren een verhoogde bescherming tegen inbraak op. Water- en vuilafstotende laag op voorste zijruiten en/of buitenspiegels (extra) De voorste zijruiten en/of de buitenspiegels zijn voorzien van een speciale laag die bij regen voor een beter zicht zorgen. Zie pagina 147 voor informatie over het onderhoud van dergelijk glaswerk. Belangrijk! Gebruik geen metalen ijskrabber om de ruiten van ijs te ontdoen. De water- en vuilafstotende laag kan beschadigd raken.
Instrumenten, schakelaars en bediening Elektrisch bediend schuifdak (extra) WAARSCHUWING! Als er kinderen in de auto zitten: Verbreek bij het verlaten van de auto de stroomtoevoer naar het schuifdak door de contactsleutel uit te nemen. P N Q O R S Openingsstanden De bedieningsknoppen voor het schuifdak zitten op het plafond.
Instrumenten, schakelaars en bediening Openen/comfortstand Automatische bediening WAARSCHUWING! De beveiliging tegen overbelasting werkt alleen wanneer het schuifdak op de normale manier openstaat – niet in de ventilatiestand. Let er bij het sluiten van het schuifdak op dat kinderen niet met hun handen bekneld kunnen raken. Duw de schakelaar door het drukpunt (3) in de achterste eindstand (4) of via het drukpunt (2) in de voorste eindstand (1) en laat de schakelaar vervolgens los.
Instrumenten, schakelaars en bediening RS
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C Elektronische klimaatregeling, ECC (extra) Luchtverdeling Standverwarming op brandstof (extra) 58 61 63 66 67 RT
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Beslagen ruiten Poets de binnenzijde van de ruiten schoon om te voorkomen dat ze beslaan. Gebruik een normaal poetsmiddel voor glaswerk. Interieurfilter Zorg dat u het interieurfilter op gezette tijden vervangt. Informeer bij uw Volvo-werkplaats. Sneeuw en ijs Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de klimaatregeling (het rooster tussen de motorkap en de voorruit).
Klimaatregeling Luchtverdeling Blaasmonden in dashboard De binnenkomende lucht wordt verdeeld over meerdere blaasmonden die op verschillende punten in de auto zijn aangebracht. A. Open B. Dicht C. Luchtstroom naar links of rechts D. Luchtstroom omhoog of omlaag. Richt de buitenste blaasmonden op de zijruiten om ze te ontwasemen.
Klimaatregeling Algemene informatie over de klimaatregeling Blaasmonden in portierstijlen A. Open B. Dicht C. Luchtstroom naar links of rechts D. Luchtstroom omhoog of omlaag. – Richt de blaasmonden op de achterste zijruiten om ze te ontwasemen. – Richt de blaasmonden naar binnen toe voor een behaaglijke temperatuur achter in de auto. Let erop dat kinderen gevoelig kunnen zijn voor luchtstromen en tocht.
Klimaatregeling Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C N O U 1. 2. 3. 4. A/C, Aan/Uit Recirculatie Luchtverdeling Elektrisch verwarmde achterruit en buitenspiegels 5. Elektrisch verwarmde voorstoelen 6. Temperatuur, rechterzijde 7. Temperatuur, linkerzijde 8. Ventilator Als u het A/C-systeem wilt inschakelen, moet u de ventilatorknop (9) uit stand 0 draaien. Gebruik het A/C-systeem ook bij lage temperaturen (0W15 °C) om de inkomende lucht van vocht te ontdoen.
Klimaatregeling Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C Ventilator U kunt de snelheid waarmee de ventilator draait verhogen of verlagen door aan de knop te draaien. Als de draaiknop in stand 0 staat, is de airconditioning niet ingeschakeld. Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming Met deze knop kunt u de achterruit en de buitenspiegels snel ontdoen van condens of ijs (zie pagina 45 voor meer informatie over deze functie).
Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC (extra) O P Q R S T U N V NM NN NP 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC (extra) N.B. Als u de knop voor de ventilatorsnelheid zo ver linksom draait dat alleen de oranje LED links boven de knop oplicht, zijn de ventilator en het A/C-systeem uitgeschakeld. Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming Met deze knop kunt u de achterruit en de buitenspiegels snel ontdoen van condens of ijs (zie pagina 45 voor meer informatie over deze functie).
Klimaatregeling Als u de recirculatie lang laat aanstaan, kan er met name in de winter wasem en ijs op de binnenkant van de ruiten ontstaan. Met de timerfunctie (op modellen met een combifilter en “Air Quality Sensor” ontbreekt de timerfunctie) beperkt u de kans op ijs, wasem en een slechte lucht. Ga als volgt te werk om deze te activeren: – Druk de knop langer dan 3 seconden in. De LED knippert gedurende 5 seconden.
Klimaatregeling Luchtverdeling Luchtverdeling Luchtverdeling Lucht via de blaasmonden voor- en achterin. Lucht naar de ruiten. In deze stand vindt er geen luchtrecirculatie plaats. Het A/C-systeem is altijd ingeschakeld. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmonden. Lucht naar de vloer en de ruiten. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmonden. SS Toepassing Voor een goede koeling bij warm weer. Voor het verwijderen van ijs en wasem. Laat de ventilator op hoge snelheid draaien.
Klimaatregeling Standverwarming op brandstof (extra) te kunnen halen. Bij een buitentemperatuur hoger dan 25 °C vindt er geen activering van de standverwarming plaats. Bij temperaturen van W 10 °C en lager is de maximale bedrijfstijd van de standverwarming 60 minuten. Als de standverwarming ondanks herhaalde startpogingen niet aanslaat, verschijnt er een melding op het display. Neem in dat geval contact op met een erkende Volvowerkplaats.
Klimaatregeling Standverwarming op brandstof (extra) TIMER 1 en 2 instellen Om veiligheidsredenen kunt u alleen uitschakeltijden voor het volgende etmaal programmeren en dus niet voor meerdere dagen tegelijk. – Ga met de draairing (B) naar TIMER 1. – Druk kort op de knop RESET (C), zodat de uuraanduiding gaat knipperen. – Ga met de draairing (B) naar het gewenste tijdstip in uren. – Druk lichtjes op de knop RESET om toegang te krijgen tot de knipperende minutenaanduiding.
Interieur Voorstoelen Interieurverlichting Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Achterbank Bagageruimte 70 73 75 79 81 SV
Interieur Voorstoelen 4. 5. 6. Lendensteun wijzigen – draai aan de knop. Hellingshoek rugleuning wijzigen – draai aan de knop. Bedieningspaneel voor elektrisch bediende stoel. WAARSCHUWING! • Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat u gaat rijden en nooit tijdens het rijden. • Controleer of de stoel in zijn stand vergrendeld staat. Zithouding Rugleuning voorstoel omklappen De bestuurders- en passagiersstoel kunnen worden ingesteld op voor een optimale zit- en rijhouding.
Interieur Elektrisch bediende voorstoel (extra) Voorbereidingen U kunt de stoel normaal gesproken alleen verstellen, wanneer de contactsleutel in stand I of II staat. De stoel kan ook binnen 4,5 minuten na ontgrendeling van het portier met de sleutel of afstandbediening worden versteld. Als het portier gesloten is en de contactsleutel nog niet in het contactslot steekt of in stand 0 staat, hebt u na sluiting van het portier nog 40 seconden de tijd om instellingen te verrichten.
Interieur Voorstoelen Stoel in opgeslagen stand zetten Hou geheugenknop (5), (6) of (7) ingedrukt, totdat de stoel tot stilstand komt. Om veiligheidsredenen zal de instelling van de stoel onmiddellijk worden beëindigd bij het loslaten van de knop. Noodstop Als de stoel per ongeluk in beweging komt, kunt u op een van de knoppen drukken om de stoel tot stilstand te brengen. WAARSCHUWING! Zorg dat er geen voorwerpen voor, achter of onder de stoel liggen tijdens het instellen.
Interieur Interieurverlichting • een van de portieren openstaat; • de algemene verlichting niet eerder wordt uitgeschakeld. De algemene verlichting gaat uit, wanneer: • u de motor start; • u de auto vanaf de buitenzijde vergrendelt met de sleutel of de afstandsbediening. De algemene verlichting gaat 10 minuten na het afzetten van de motor automatisch uit, voor zover u de verlichting niet eerder handmatig hebt uitgeschakeld.
Interieur Interieurverlichting Make-upspiegel6 Het lampje gaat automatisch aan, wanneer u het klepje optilt. 6. TQ Extra op bepaalde markten.
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte 2 3 4 5 1 6 8 7 TR
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Opbergmogelijkheden 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Opbergvak Vak in portierpaneel Opbergvak Parkeerkaarthouder Bekerhouder (extra) Dashboardkastje Opbergvak in middenconsole Bekerhouder in armleuning, achterbank. WAARSCHUWING! Zorg dat er geen harde, scherpe of zware voorwerpen in de weg liggen of uitsteken om te voorkomen dat ze verwondingen veroorzaken bij een krachtige remmanoeuvre.
Interieur Bekerhouder in opbergvak achterin (extra) Bekerhouder in dashboard (extra) De bekerhouder is eenvoudig te verwijderen: • Druk op de houder om de bekerhouder uit te doen schuiven. • Duw de bekerhouder na gebruik weer in het dashboard. 1. Klik de bekerhouder aan de achterkant los. 2. Duw de bekerhouder naar achteren. 3. Kantel de voorkant van de bekerhouder omhoog en verwijder de houder. Breng de bekerhouder in omgekeerde volgorde weer aan. N.B. Gebruik nooit glazen flessen.
Interieur Opbergmogelijkheden in passagiersruimte Kledinghaak Flessenhouder achterin (extra) De kledinghaak is alleen bestemd voor niet al te zware kledingsstukken. Doe het volgende om de flessenhouder te gebruiken: – Klap de houder uit. – Zet de fles erin. De flessenhouder is tevens te gebruiken als afvalbak. Breng van onderaf een afvalzak in de houder aan en vouw de randen van de zak om. N.B. Er bestaan geen speciale afvalzakken voor de houder. U kunt gebruik maken van gewone plastic zakken.
Interieur Achterbank Hoogte van hoofdsteun instellen Hoofdsteunen achterbank De middelste hoofdsteun van de achterbank kunt u in de hoogte afstellen op de lengte van de passagier. Trek de hoofdsteun zo ver omhoog als nodig is. Als u de hoofdsteun lager wilt zetten, moet u tegelijkertijd de pal achter de ene poot indrukken (zie afbeelding). Ruggedeelte achterbank omklappen U kunt de beide ruggedeelten van de achterbank tegelijk of elk apart omklappen. Dit maakt het vervoer van lange bagage eenvoudiger.
Interieur Achterbank Doorsteekluik In het rechter ruggedeelte van de achterbank zit een luik, dat u kunt openen voor het vervoer van lange bagage zoals ski’s of latten. U opent het luik als volgt: – Klap het rechter ruggedeelte om (zie pagina 70). – Duw de grendel van het luik omhoog en klap het luik naar voren toe open. – Zet het ruggedeelte weer rechtop met het luik open. Maak gebruik van de veiligheidsgordel om de lading vast te zetten.
Interieur Bagageruimte Het laadvermogen van de auto wordt bovendien beïnvloed door het aantal passagiers en hun gezamenlijke gewicht. WAARSCHUWING! Afhankelijk van de belading van de auto en het zwaartepunt van de lading treden er wijzigingen in de rijeigenschappen op. Houder voor boodschappentassen (extra) Open het luik in de bagageruimte. Hang of bind de boodschappentassen vast met de bagageband.
Interieur UO
Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening Vergrendelen en ontgrendelen Kinderslot Alarm (extra) 84 86 90 91 UP
Sloten en alarm Sleutels en afstandsbediening Sleutels, elektronische startblokkering Bij de auto worden twee hoofdsleutels en een servicesleutel geleverd. Eén hoofdsleutel is inklapbaar en voorzien van een ingebouwde afstandsbediening. N O 1. Hoofdsleutel De hoofdsleutel past op alle sloten. 4 2. Servicesleutel De servicesleutel past alleen op het bestuurdersportier en op het contactslot/stuurslot. 4.
Sloten en alarm S N O R Q 1. 2. 3. 4. 5. 6. P Ontgrendelen Kofferdeksel openen Paniekfunctie “Approach”-verlichting Vergrendelen Sleutel in-/uitklappen Functies afstandsbediening Ontgrendelen – Druk eenmaal op de knop (1) om alle portieren, het kofferdeksel en de tankvulklep te ontgrendelen. Kofferdeksel – Druk tweemaal op de knop (2) om alleen het kofferdeksel te ontgrendelen. Paniekfunctie U kunt gebruik maken van de paniekfunctie om in noodgevallen de aandacht van anderen te trekken.
Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen – Plaats de afdekking terug. Zorg dat het afdichtrubber goed zit en intact is, zodat er geen vocht kan binnendringen. Geef de lege batterij af bij uw Volvo-dealer, zodat de batterij op milieuvriendelijke wijze wordt verwerkt. Batterij in afstandsbediening vervangen Als de sloten niet meer bij de gebruikelijke afstand reageren op signalen van de afstandsbediening, moet u de batterij bij de eerstvolgende servicebeurt vervangen.
Sloten en alarm Automatische hervergrendeling Als u geen van de portieren noch het kofferdeksel binnen twee minuten na ontgrendeling van de buitenzijde met de afstandsbediening opent, worden alle sloten automatisch weer vergrendeld. Deze functie voorkomt dat u de auto per ongeluk onvergrendeld kunt laten staan. Zie pagina 91 voor auto’s met alarm.
Sloten en alarm Vergrendelen en ontgrendelen Kofferdeksel met afstandsbediening ontgrendelen/vergrendelen Ga als volgt te werk om het kofferdeksel alleen te ontgrendelen: – Druk tweemaal op de knop voor het kofferdeksel op de afstandsbediening. Het kofferdeksel wordt daarbij ontgrendeld en gaat een stukje open. – Als alle portieren zijn vergrendeld wanneer u het kofferdeksel weer sluit, wordt ook het kofferdeksel automatisch vergrendeld.
Sloten en alarm De LED in de knop licht op en blijft branden, totdat u de auto met de sleutel of de afstandsbediening vergrendelt. Er verschijnt een bericht op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. De volgende keer dat u het contact inschakelt, worden de sensoren weer geactiveerd. geactiveerd is. Er verschijnt tevens een tekst op het display. Servicevergrendeling deactiveren: – Draai de hoofdsleutel in stand II en druk nogmaals op de knop.
Sloten en alarm Kinderslot Bedieningscilinder kinderslot, linker achterportier Handmatig kinderslot, achterportieren De bedieningscilinders van de kindersloten vindt u achter op de korte kant van de achterportieren, zodat ze alleen bereikbaar zijn wanneer de portieren openstaan. Gebruik de contactsleutel van de auto om de bedieningscilinder te verdraaien en zo de kindersloten in of uit te schakelen. A. De portieren kunnen niet van de binnenzijde worden geopend (naar buiten toe draaien). B.
Sloten en alarm Alarm (extra) Alarmsysteem Alarm uitschakelen Geluidssignalen, alarm Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden alle beveiligde onderdelen continu gecontroleerd. Het alarm gaat af, als: Druk op de knop UNLOCK van de afstandsbediening. De richtingaanwijzers van de auto geven twee korte lichtsignalen af ter bevestiging dat het alarm is uitgeschakeld. In bepaalde landen kunt u het alarm ook met de sleutel uitschakelen.
Sloten en alarm Alarm (extra) Er verschijnt een bericht op het display zolang de sleutel in het contactslot steekt. De volgende keer dat u het contact inschakelt, worden de sensoren weer geactiveerd. Als uw auto is uitgerust met de zogeheten Safelock-functie, wordt ook deze functie tegelijkertijd geactiveerd (zie pagina 89).
Sloten en alarm Alarmsysteem testen Test van de bewegingsmelder – Open alle ruiten. – Activeer het alarm. De LED knippert langzaam om aan te geven dat het alarm op scherp staat. – Wacht 30 seconden. – Test de bewegingsmelder in het passagierscompartiment door bijv. een tas van de stoelzitting te nemen. Het alarmsysteem moet dan geluids- en knippersignalen afgeven. – Deactiveer het alarm door de auto via de afstandsbediening te ontgrendelen. Portieren testen – Activeer het alarm. – Wacht 30 seconden.
Sloten en alarm VQ
Starten en rijden Algemene informatie Brandstof tanken Motor starten Handgeschakelde versnellingsbak Automatische versnellingsbak Remsysteem Stabiliteitssysteem Parkeerhulp (extra) Slepen en bergen Starten met hulpaccu Rijden met een aanhanger Trekhaak Afneembare trekhaak Lading op het dak Lichtbundel aanpassen BLIS (Blind Spot Information System) 96 98 99 100 101 104 106 108 110 112 113 115 117 119 121 126 VR
Starten en rijden Algemene informatie Zuinig rijden Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en rustig rijdt en uw rijstijl en snelheid afstemt op de heersende verkeerssituatie. Let op het volgende: • Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijfstemperatuur komen! D.w.z. dat u de motor niet stationair moet laten lopen, maar zo snel mogelijk moet wegrijden en de motor licht moet belasten. • Een koude motor verbruikt meer brandstof dan een warme.
Starten en rijden • Schakel van tijd tot tijd de airconditioning uit. • Laat de motor bij voorkeur niet stationair lopen. • Na een zware rit moet u de motor niet meteen afzetten, maar nog enige tijd stationair laten lopen. • Verwijder verstralers die voor de grille zitten, als u bij extreem warm weer rijdt. Doe het volgende om oververhitting van de motor te voorkomen: Laat de motor geen hogere toeren maken dan 4500 omw/min, wanneer u met een aanhanger of caravan achter de auto in heuvelachtig gebied rijdt.
Starten en rijden Brandstof tanken de brandstoftank te vol zit, kan het zijn dat de tank bij hoge buitentemperaturen overloopt! Breng na het tanken de tankvuldop weer aan en draai deze zo ver dicht dat u een of meer klikken hoort. WAARSCHUWING! Schakel voordat u gaat tanken uw mobiele telefoon uit. Het belsignaal kan aanleiding geven tot vonkvorming en daarbij de brandstofdampen ontsteken met gevaar voor brand en verwondingen.
Starten en rijden Motor starten U start de motor als volgt (benzine) – Trek de handrem (parkeerrem) aan. – Automatische versnellingsbak Zet de keuzehendel in stand P of N. Handgeschakelde versnellingsbak Zet de versnellingspook in de vrijstand en trap het koppelingspedaal volledig in. Dit is vooral van belang bij strenge vorst. – Draai de contactsleutel in de startstand. Als de motor niet binnen 5 tot 10 seconden aanslaat, moet u de sleutel loslaten en een nieuwe startpoging doen.
Starten en rijden Handgeschakelde versnellingsbak Schakelstanden, vijfversnellingsbak Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na het schakelen weer van het koppelingspedaal af! Hou u aan het aangegeven schakelpatroon. Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden, moet u zoveel mogelijk gebruik maken van hoge versnellingen. NMM Blokkering achteruitversnelling Schakel de achteruitversnelling alleen in, wanneer de auto volledig stilstaat.
Starten en rijden Automatische versnellingsbak Koude start Als u bij koud weer wegrijdt, kan het zijn dat het schakelen ietwat stug gaat. Dit komt omdat de versnellingsbakolie bij lagere temperaturen stroperiger wordt. Om de uitstoot van uitlaatgassen te beperken schakelt de versnellingsbak later op dan normaal, wanneer u bij lage temperaturen wegrijdt.
Starten en rijden Automatische versnellingsbak Geartronic4 Op de S60 R met Geartronic zit een knop met het opschrift S bij de keuzehendel in plaats van de knop W. Met deze knop S schakelt u het sportprogramma van de versnellingsbak in of uit. Een brandende LED in de knop geeft aan dat het programma actief is. Het sportprogramma levert een sportiever rijgedrag op en maakt het mogelijk om hogere toeren te maken in de versnellingen.
Starten en rijden D – Rijstand Stand D is de normale rijstand. De versnellingsbak schakelt automatisch op en terug, afhankelijk van de stand van het gaspedaal en de snelheid. Zorg dat de auto stilstaat, voordat u de keuzehendel vanuit stand R in stand D zet. 4 – Lageversnellingsstand Er wordt automatisch op- en teruggeschakeld tussen de 1ste, 2de, 3de en 4de versnelling. Er wordt niet opgeschakeld naar de 5de versnelling.
Starten en rijden Remsysteem Rembekrachtiging Als de auto uitrolt of wordt gesleept met een uitgeschakelde motor, moet u ongeveer vijfmaal zoveel druk uitoefenen op het rempedaal als wanneer de motor loopt. Als u bij het starten van de motor op het rempedaal trapt, kan het rempedaal iets omlaagkomen. Dit is volkomen normaal omdat de rembekrachtiging geactiveerd wordt. Bij een auto met EBA (Emergency Brake Assistance) kan dit nog duidelijker te merken zijn. N.B.
Starten en rijden Wanneer u na het starten van de motor met de auto wegrijdt en een snelheid van ca. 20 km/h hebt bereikt, gaat een kortstondige zelftest van start die te horen en te voelen is. Wanneer het ABS-systeem actief is, treden er merkbare pulsaties in het rempedaal op. Dit is volkomen normaal. N.B. Om het ABS-systeem optimaal te benutten moet u zo hard mogelijk op het rempedaal trappen. Haal uw voet niet van het rempedaal, wanneer u pulsaties van het ABSsysteem hoort en voelt.
Starten en rijden Stabiliteitssysteem Wanneer het stabiliteitssysteem8 actief is, kan het lijken alsof de auto niet normaal reageert op de stand van het gaspedaal. Dit komt doordat het systeem de grip op het wegdek registreert en de verschillende deelsystemen van het stabiliteitssysteem inschakelt. De auto is uitgerust met STC (Stability and Traction Control), stabiliteits- en tractieregelsysteem of met DSTC (Dynamic Stability and Traction Control), dynamisch stabiliteits- en tractieregelsysteem.
Starten en rijden Sport In de stand Sport reageert de auto sneller op de bewegingen van het stuurwiel dan in de stand Comfort. De vering is stugger en de carrosserie volgt het wegdek om bij het snelle bochtenwerk de mate van overhellen te beperken. De auto doet sportiever aan. Wanneer u het contact uitschakelt na een rit in de stand Sport, zal de volgende keer dat u het contact inschakelt dezelfde stand worden aangehouden.
Starten en rijden Parkeerhulp (extra) Het systeem is altijd actief bij het starten van de motor. WAARSCHUWING! Hoewel de “Parking Support” handig is bij het parkeren, bent u nog altijd schadeplichtig bij eventuele fouten. Wanneer er obstakels in de dode hoeken van de sensoren zitten, zal het systeem ze niet kunnen ontdekken. Hou kinderen en dieren in de buurt van de auto in de gaten.
Starten en rijden Aanduiding voor systeemstoringen Het informatielampje brandt continu PARK.HULP SERVICE VEREIST verschijnt op het informatiedisplay in het midden van het instrumentenpaneel. Sensoren voor parkeerhulp Sensoren schoonmaken De sensoren werken alleen naar behoren, wanneer u ze regelmatig schoonmaakt. Reinig ze met water en autoshampoo. De sensoren kunnen reageren op een laag sneeuw en ijs.
Starten en rijden Slepen en bergen Motor niet op gang slepen Als u de motor van een auto met een handgeschakelde versnellingsbak op gang probeert te slepen, kan de katalysator beschadigd raken. Auto’s met een automatische versnellingsbak kunt u niet op gang slepen. Als de accu leeg is, moet u een opgeladen hulpaccu gebruiken. Als de auto gesleept moet worden • Zorg ervoor dat de contactsleutel in stand I staat, zodat het stuurslot niet werkt en de auto bestuurbaar is.
Starten en rijden los te halen. Draai de kunststof schroef na gebruik van het sleepoog weer vast. Bergen Het sleepoog is alleen te gebruiken voor het slepen over de weg en niet geschikt voor berging, wanneer de auto bijvoorbeeld in een sloot is gereden. Voor bergingswerkzaamheden moet u professionele hulp inroepen.
Starten en rijden Starten met hulpaccu Starten met een hulpaccu Als de accu om wat voor reden dan ook ontladen is, kunt u stroom “lenen” van een losse reserveaccu of van een accu in een andere auto om op die manier de motor te starten. Controleer altijd of de accuklemmen goed vastzitten, zodat ze geen vonken trekken tijdens de startpogingen. Om explosiegevaar te voorkomen adviseren wij u de volgende aanwijzingen nauwkeurig op te volgen: – Draai de contactsleutel in stand 0.
Starten en rijden Rijden met een aanhanger • De trekhaak van de auto moet van een goedgekeurd type zijn. Uw Volvo-dealer kan u informeren over de mogelijke trekhaken. • Verdeel de lading in de aanhanger dusdanig dat de druk op de trekhaak de maximale kogeldruk niet overschrijdt. • Verhoog de bandenspanning tot de druk die geldt voor maximale belasting. Raadpleeg de bandenspanningstabel! • Maak de trekhaak regelmatig schoon en vet de kogel13 en alle bewegende delen in om onnodige slijtage te voorkomen.
Starten en rijden Rijden met een aanhanger Rijden met een aanhanger, automatische versnellingsbak • Trek bij het parkeren op hellingen eerst de handrem aan, voordat u de keuzehendel in stand P zet. Zet bij het wegrijden op een helling eerst de keuzehendel in de rijstand en haal de auto vervolgens van de handrem. • Kies op steile hellingen of in langzaam rijdend verkeer de juiste lageversnellingsstand. Zo voorkomt u dat de automatische versnellingsbak opschakelt.
Starten en rijden Trekhaak Trekhaken U moet de kogel regelmatig schoonmaken en met vet insmeren. Wanneer u een trekhaak met trillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel niet te worden ingevet. Als de auto is uitgerust met een afneembare trekhaak, moeten de montagevoorschriften voor het monteren van het kogelsegment zorgvuldig worden opgevolgd (zie pagina 117). N.B. Neem na gebruik altijd het kogelsegment los. Bewaar het in de bagageruimte.
Starten en rijden Trekhaak A Specificaties Afstand A Vaste trekhaak: 1057 mm Afneembare trekhaak: 1068 mm Maximale kogeldruk: 75 kg NNS B Afstand B Vaste trekhaak: 73 mm Afneembare trekhaak: 84 mm
Starten en rijden Afneembare trekhaak Kogelsegment monteren 1. Verwijder de beschermkap. 2. Controleer of het mechanisme in de ontgrendelde stand staat door de sleutel rechtsom te draaien. 3. Controleer of het controlevenster (3) rood van kleur is. Als het venster niet rood van kleur is, moet u (1) indrukken en de borgknop rechtsom (2) draaien totdat u een klik hoort. 4. Breng het kogelsegment aan en duw het naar binnen totdat u een klik hoort. 5. Draai de sleutel linksom in de vergrendelde stand.
Starten en rijden Afneembare trekhaak 7. 8. Kogelsegment verwijderen N.B. Controleer of het kogelsegment vastzit door het naar boven, naar beneden en naar achteren te trekken. Als het kogelsegment niet juist zit, moet u het verwijderen en het opnieuw monteren zoals eerder werd beschreven. N.B. De veiligheidskabel van de aanhanger moet aan de bevestiging van de trekhaak worden vastgemaakt. 1. Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom in de ontgrendelde stand. 2.
Starten en rijden Lading op het dak Algemene informatie Het laadvermogen is afhankelijk van de extra accessoires die op de auto gemonteerd zijn zoals een trekhaak (een kogeldruk van 75 kg bij een aangekoppelde aanhanger), lastdragers, skibox e.d. en het totaalgewicht van de inzittenden. Het laadvermogen van de auto moet worden verminderd met het gewicht van het aantal inzittenden.
Starten en rijden Lading op het dak – Zorg dat de paspennen van de overige bevestigingen eveneens goed in de geleidegaten vallen. – Draai de lastdrager vast. – Controleer of de haak goed vastgrijpt in de dakbevestiging. – Draai de draaiknoppen beurtelings enkele slagen rechtsom, totdat ze allemaal stevig vastzitten. – Klap de dekkap omlaag. – Controleer of de dakreling stevig vastzit. – Controleer regelmatig of de draaiknoppen nog stevig vastzitten.
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen herleiden vanaf de stip (5) tot aan de hoek van de afplaktape die aangegeven is met een pijl. Meet de mallen die op de volgende pagina staan na het overtrekken ter controle nog eens op om te zorgen dat de lichtbundel voldoende wordt afgedekt. A. Lichtbundel voor linksrijdend verkeer B.
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen Positie van afplaktape op de halogeenkoplampen (1 en 2 op modellen met linkse besturing/3 en 4 op modellen rechtse besturing) Halogeenkoplampen, model met linkse besturing Halogeenkoplampen, model met rechtse besturing Trek mal 1 en 2 over en meet ze ter controle nog eens op. Breng de mallen over op een stuk zelfklevend en watervast materiaal en knip uit. Trek mal 3 en 4 over en meet ze ter controle nog eens op.
Starten en rijden Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met linkse besturing Afplakmallen voor halogeenkoplampen, model met rechtse besturing NOP
Starten en rijden Lichtbundel aanpassen Positie van afplaktape op de Bi-Xenonkoplampen (1 en 2 op modellen met linkse besturing/3 en 4 op modellen rechtse besturing) Koplampen afplakken Trek de mallen op de volgende pagina over en knip een stuk zelfklevend en watervast materiaal zoals ondoorzichtige tape langs de randen van de mallen uit. Breng de afplaktape in positie aan ten opzichte van de stip (5) in het koplampglas.
Starten en rijden Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met linkse besturing Afplakmallen voor Bi-Xenonkoplampen, model met rechtse besturing NOR
Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System) bestuurder te attenderen op het voertuig in de dode hoek. WAARSCHUWING! 1 – BLIS-camera, 2 – Controlelampje, 3 – BLIS-symbool BLIS BLIS is een informatiesysteem dat de bestuurder waarschuwt wanneer er zich een voertuig in de zogeheten dode hoek bevindt en in dezelfde richting rijdt. Het systeem is gebaseerd op digitale cameratechniek. De camera’s (1) zitten onder de buitenspiegels.
Starten en rijden WAARSCHUWING! • BLIS werkt niet in scherpe bochten. • Het systeem werkt niet als de cameralenzen zijn afgedekt. De controlelampjes voor BLIS knipperen dan en er verschijnt een displaymelding (zie de tabel op pagina 128). • BLIS werkt niet wanneer u achteruitrijdt. Systeemfunctie bij daglicht en bij donker • Daglicht: Bij daglicht reageert het systeem op de contouren van omringende voertuigen. Het systeem is geconstrueerd om motorvoertuigen zoals auto’s, vrachtwagens, motorfietsen e.d.
Starten en rijden BLIS (Blind Spot Information System) Systeemstatus Displaytekst BLIS buiten werking BLINDE-HOEKSYST. SERVICE VEREIST Rechter camera afgedekt BLINDE-HOEKSYST. R CAMERA GEBLOK. Linker camera afgedekt BLINDE-HOEKSYST. L CAMERA GEBLOK. Beide camera’s afgedekt BLINDE-HOEKSYST. CAMERA’S GEBLOK. BLIS uitgeschakeld BLINDE-HOEKINFO. SYSTEEM UIT BLIS ingeschakeld BLINDE-HOEKINFO. SYSTEEM AAN WAARSCHUWING! De BLIS-camera’s kennen dezelfde beperkingen als het menselijk oog.
Wielen en banden Algemene informatie Bandenspanning Wielen verwisselen Gevarendriehoek en reservewiel Wielen demonteren Provisorische bandenreparatie 130 132 133 134 136 138 NOV
Wielen en banden Algemene informatie Rijeigenschappen en banden De banden zijn van grote invloed op de rijeigenschappen van de auto. Zowel het type, de maat, de bandenspanning als de snelheidsindex zijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto. Let er bij het verwisselen van banden op dat de nieuwe banden op alle vier de wielen van hetzelfde type zijn, dezelfde afmeting hebben en van hetzelfde merk zijn.
Wielen en banden motortype. Gebruik altijd winterbanden op alle vier de wielen. N.B. Neem contact op met een Volvo-dealer voor advies over de beste soort velgen en banden. Banden met “spikes” Winterbanden met “spikes” moeten de eerste 500–1000 km rustig worden ingereden, zodat de “spikes” hun positie kunnen innemen. Zo gaan de banden en vooral de “spikes” langer mee. N.B. De wettelijke bepalingen voor het gebruik van banden met “spikes” verschillen van land tot land.
Wielen en banden Bandenspanning Bandenspanning controleren Controleer de bandenspanning regelmatig. De juiste bandenspanning staat in de bandenspanningstabel aangegeven. De aangegeven bandenspanning geldt bij koude banden (kan verschillen naargelang de buitentemperatuur). Aanbevolen bandenspanning Op de sticker aan de binnenzijde van de tankvulklep staat de juiste bandenspanning voor uw auto aangegeven bij verschillende belading en snelheid.
Wielen en banden Wielen verwisselen sneeuw en drab minder goed afvoeren. Monteer de banden met het diepste profiel altijd op de achteras (om het gevaar voor slippen te verminderen). Bewaar de wielen hangend of liggend. Laat ze nooit rechtop staan. Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats als u niet zeker bent van de profieldiepte.
Wielen en banden Gevarendriehoek en reservewiel geschikt punt, rekening houdend met de verkeerssituatie. Doe het volgende na gebruik: Berg de onderdelen in de omgekeerde volgorde weer op. 4 3 2 Zorg dat de houder met de gevarendriehoek stevig op het kofferdeksel vastzit. 1 Gevarendriehoek (bepaalde landen) Hou u aan de bepalingen die gelden voor het gebruik van gevarendriehoeken in uw land. Gebruik de gevarendriehoek als volgt: – Draai de beide bevestigingsschroeven in de verticale stand.
Wielen en banden Doe het volgende als uw auto is uitgerust met een houder voor boodschappentassen: – Verdraai de twee klemmen aan de achterzijde van de vloermat 90°. – Klap de voorzijde van de vloermat naar achteren toe op, in de richting van de opening voor het kofferdeksel. – Til de mat iets op en verdraai deze 90° zodat u deze kunt verwijderen. – Til de vloermat uit de bagageruimte. – Draai de bevestiging van het reservewiel los en til het reservewiel uit de bagageruimte.
Wielen en banden Wielen demonteren Wielen demonteren Let erop dat u de gevarendriehoek opzet, wanneer u de band moet verwisselen aan de kant van de weg. Het reservewiel zit onder de kunststof bak in de bagageruimte. – Trek de handrem aan en schakel de 1ste versnelling in op auto’s met een handgeschakelde versnellingsbak (stand P op auto’s met een automatische versnellingsbak). Breng houten wielblokken of grote stenen aan voor en achter de wielen die op de grond blijven staan.
Wielen en banden Wielen monteren – Reinig de contactvlakken op het wiel en de naaf. – Breng het wiel aan. Draai de wielbouten vast. – Breng de auto zo ver omlaag dat de wielen niet meer ongehinderd kunnen draaien. – Draai de wielmoeren kruiselings iets strakker vast. Het is belangrijk dat u de wielmoeren stevig aanhaalt. Haal ze aan met 140 Nm. Controleer het aanhaalmoment met een momentsleutel. – Breng de wieldop (stalen velgen) aan. Krik bestemd voor auto’s met vierwielaandrijving.
Wielen en banden Provisorische bandenreparatie Algemene informatie Auto’s die niet zijn uitgerust met een reservewiel, zijn in plaats daarvan voorzien van een bandenreparatieset. De reparatieset is zowel te gebruiken om een lek te dichten als de bandenspanning tijdelijk te corrigeren. De bandenreparatieset bestaat uit een elektrische luchtcompressor en een geïntegreerde spuitbus met afdichtmiddel.
Wielen en banden Oppompen Zet een gevarendriehoek op, als u een wiel langs een drukke weg moet oppompen. – Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0 staat en haal de kabel (5) en de luchtslang (4) uit het zijvak (3) erbij. – Draai de ventielaansluiting van de luchtslang zo ver mogelijk op het ventiel van de band. – Sluit de kabel (5) op een van de 12Vaansluitingen in de auto aan. – Start de motor. De auto moet in een goed geventileerde ruimte staan. – Start de compressor door de knop (2) in stand I te zetten.
Wielen en banden Provisorische bandenreparatie Lekke band repareren Zet een gevarendriehoek op, als u een wiel langs een drukke weg moet repareren. – Haal de sticker (1) met de toelaatbare maximumsnelheid uit de bandenreparatieset en bevestig deze op het stuurwiel waar de bestuurder hem duidelijk kan zien. – Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0 staat en haal de kabel (5) en de luchtslang (4) uit het zijvak (3) erbij.
Wielen en banden bereikt, moet u de compressor uitschakelen om oververhitting te voorkomen. WAARSCHUWING! Ga nooit naast de band staan terwijl de compressor aan het pompen is. Let vooral op de zijkanten van de banden. Bij barsten, oneffenheden en dergelijke moet u de compressor onmiddellijk uitschakelen. Onder zulke omstandigheden moet u uw reis beëindigen. Neem contact op met een erkende bandenreparateur. – Koppel de luchtslang (4) van het ventiel los en breng het ventieldopje weer aan.
Wielen en banden Provisorische bandenreparatie Spuitbus met afdichtmiddel vervangen De spuitbus met het afdichtmiddel mag niet meer worden gebruikt na het verstrijken van de houdbaarheidsdatum (zie datumsticker (1)) of het gebruik van de bandenreparatieset. Na gebruik moet u de spuitbuis (6) met houder (8) en luchtslang (10) vervangen. Belangrijk! Lees de veiligheidsvoorschriften aan de onderkant van de spuitbus.
Wielen en banden Spuitbus en slang na gebruik vervangen – Draai de twee boutjes (2) op de oranje behuizing (3) los. – Verwijder de snelheidssticker (4) en de datumsticker (1) en ontgrendel de veiligheidspal (5). Haal de behuizing (3) los en verwijder deze. – Duw de knop (8) omlaag terwijl u de spuitbus (6) met houder (9) rechtsom draait en ze verwijdert. – Trek de luchtslang (10) los. – Veeg het resterende afdichtmiddel met een doek af of gebruik een krabber als het middel al enigszins ingedroogd is.
Wielen en banden NQQ
Verzorging Schoonmaken Lakschade herstellen Roestwering 146 148 150 NQR
Verzorging Schoonmaken Was de auto regelmatig! Was de auto zodra deze vuil geworden is. Dit is met name‘s winters van belang, omdat strooizout en vocht al snel aanleiding kunnen geven tot corrosie. Was de auto als volgt: • Was de auto niet in direct zonlicht, omdat de lak daarbij blijvende schade kan oplopen. Zorg dat de auto op een spoelvloer met afvoerscheiding staat. • Spoel zorgvuldig het vuil van het onderstel van de auto. • Spoel de auto in zijn geheel af om het vuil los te weken.
Verzorging Bekleding reinigen Behandeling van vlekken op textiel Uw Volvo-dealer heeft een speciaal reinigingsmiddel voor stoffen bekleding. Andere reinigingsmiddelen kunnen de brandvertragende eigenschappen van de bekleding aantasten. Belangrijk! Scherpe voorwerpen en klittenband kunnen de stoffen bekleding beschadigen.
Verzorging Lakschade herstellen Lak De lak vormt een belangrijk onderdeel van de roestwering van de auto en moet daarom regelmatig worden gecontroleerd. Lakschade moet u meteen herstellen om roestvorming te voorkomen. De meest voorkomende soorten lakschade die u zelf kunt herstellen zijn: • minder grote steenslagplekken en krassen • schade aan de spatbordranden en de portieren. Voor het herstel van lakschade moet u de auto eerst schoonwassen en zorgvuldig laten drogen.
Verzorging Als de sleenslagplek echter wel tot het blanke plaatwerk is doorgedrongen, moet u als volgt te werk gaan: – Plak een stuk afplaktape over het beschadigd gebied heen. Trek de tape weer van de lak af om zoveel mogelijk lakresten te verwijderen (figuur 1). – Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om en breng met een fijn kwastje of een lucifer (figuur 2) aan. – Wanneer de grondlak droog is, brengt u de lak aan met een kwastje.
Verzorging Roestwering Roestwering, controleren en bijwerken Uw auto heeft in de fabriek een uiterst grondige en complete roestwerende behandeling ondergaan. De carrosserie bestaat gedeeltelijk uit gegalvaniseerd plaatwerk. Het onderstel is voorzien van een slijtvaste bodembescherming (“undercoating”). In de langsdragers, de holle ruimten en de gesloten profielen werd een dunne, penetrerende roestwerende vloeistof gespoten.
Onderhoud en service Volvo Service Onderhoud Motorkap en motorruimte Dieselolie Oliën en vloeistoffen Wisserbladen Accu Gloeilampen vervangen Zekeringen 152 153 155 156 157 160 161 163 171 NRN
Onderhoud en service Volvo Service Serviceprogramma van Volvo Voordat de auto de fabriek verliet, werd deze uitvoerig getest. De auto werd nogmaals gecontroleerd naar de normen van Volvo Car Corporation, net voordat de auto aan u werd geleverd. Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van uw Volvo op een hoog peil te houden, moet u de voorschriften van het Serviceprogramma van Volvo opvolgen zoals die omschreven staan in het Service- en garantieboekje van Volvo.
Onderhoud en service Onderhoud Let op het volgende, voordat u met de werkzaamheden begint: WAARSCHUWING! Accu Zorg dat de accukabels op de juiste manier zijn aangesloten en stevig vastzitten. Koppel de accu nooit los, wanneer de motor draait (bij het vervangen van de accu). Gebruik nooit een snellader voor het opladen van de accu. Zorg dat de accukabels zijn losgekoppeld tijdens het opladen. De accu bevat een zuur dat zowel giftig als corrosief is.
Onderhoud en service Onderhoud Regelmatig controleren Controleer regelmatig het volgende, bijvoorbeeld bij het tanken: • Koelvloeistof – Het peil moet tussen het MIN- en MAX-streepje op het expansiereservoir staan. • Motorolie – Het peil moet tussen het MINen MAX-streepje staan. • Stuurbekrachtigingsvloeistof – Het peil moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan. • Sproeiervloeistof – Het reservoir moet goed gevuld zijn. Vul bij met antivries bij temperaturen rond het vriespunt.
Onderhoud en service Motorkap en motorruimte Auto met linkse of rechtse besturing Motorkap openen Motorruimte Motorkap openen: 1. 2. – Trek aan de ontgrendelingshandgreep onder het dashboard. U hoort dat de slotpal losschiet. – Steek uw hand in het midden onder de voorkant van de motorkap en duw de slotpal omhoog. – Open de motorkap. 3. 4. 5. 6. 7. 8. WAARSCHUWING! Controleer bij het sluiten of de motorkap goed in het slot valt. 9.
Onderhoud en service Dieselolie Brandstofsysteem REM (Rape Methyl Ester) Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreinigingen. Maak daarom alleen gebruik van dieselolie van gerenommeerde oliemaatschappijen. Giet nooit dieselolie van twijfelachtige kwaliteit in de tank. De grote oliemaatschappijen produceren ook speciale dieselolie bestemd voor gebruik wanneer de buitentemperatuur rond het vriespunt ligt.
Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen Olie verversen en oliefilter vervangen In het Service- en garantieboekje staan passende termijnen voor het verversen van de olie en vervangen van het oliefilter. Voor ritten onder ongunstige omstandigheden wordt u geadviseerd kortere termijnen aan te houden (zie pagina 152). U moet het motoroliepeil regelmatig controleren en de olie verversen.
Onderhoud en service Oliën en vloeistoffen Belangrijk! Het is uitermate belangrijk dat u een koelvloeistof met roestwerende eigenschappen gebruikt volgens de aanbevelingen van Volvo. Een nieuwe auto is voorzien van koelvloeistof die bestand is tegen temperaturen tot ca. –35 °C. Belangrijk! Koelvloeistofreservoir Koelvloeistof Reservoir voor sproeiervloeistof Reservoir voor sproeiervloeistof De ruitensproeiers en koplampsproeiers maken gebruik van hetzelfde vloeistofreservoir.
Onderhoud en service en een hoge relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt, moet u de remvloeistof ieder jaar verversen. WAARSCHUWING! Als de remvloeistof onder het MINstreepje van het remvloeistofreservoir ligt, mag u pas verder rijden wanneer u remvloeistof hebt bijgevuld. Spoor de oorzaak van het remvloeistofverlies op.
Onderhoud en service Wisserbladen Wisserbladen voorruit vervangen – Klap de wisserarm naar buiten en hou het wisserblad vast. – Duw de geribde borgveren van het wisserblad in, terwijl u het blad bij de verlenging van de arm lostrekt. – Breng het nieuwe wisserblad in omgekeerde volgorde aan en controleer of het goed vastzit. N.B. Let erop dat het wisserblad aan de bestuurderszijde langer is dan dat aan de passagierszijde. Wisserbladen koplampen vervangen5 – Klap de wisserarm naar voren toe.
Onderhoud en service Accu N.B. Vul nooit meer vloeistof bij dan tot aan het MAX-streepje (A). De accu bevat een bijtend zuur. Belangrijk! Gebruik altijd gedestilleerd of gedeïoniseerd water (accuwater). • Draai de celdoppen stevig vast. N.B. Hoe vaker de accu ontladen raakt, des te minder lang gaat de accu mee. Symbolen op de accu Vermijd vonken en open vuur. Explosiegevaar. De onderstaande symbolen zitten op de accu.
Onderhoud en service Accu 1 2 1. Accu zonder afdekking 2. Accu met afdekking Accu vervangen Accu verwijderen: – Zet de auto van contact en neem de sleutel uit. – Wacht ten minste 5 minuten, voordat u een van de elektrische aansluitingen aanraakt (zo kan de informatie in de elektrische systemen van de auto worden opgeslagen in de verschillende regeleenheden). – Draai de bouten uit de borgklem die over de accu heen zit en verwijder de klem.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Algemene informatie Op pagina 228 staan alle gloeilampen van de auto vermeld. Gloeilampen en puntverlichting van een bijzonder type of lampen die alleen in een werkplaats te vervangen zijn: • Interieurverlichting aan het plafond • Leeslampjes • Verlichting dashboardkastje • Richtingaanwijzer, buitenspiegels • “Approach”-verlichting, buitenspiegels • Derde remlicht • LED’s in achterlamphuis Belangrijk! Raak het glas van gloeilampen nooit met blote vingers aan.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Gloeilamp dimlicht Gloeilamp dimlicht aanbrengen Gloeilamp groot licht Dimlicht Aanbrengen: – Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp kan slechts op een manier worden aangebracht. – Druk de veerklem omhoog en iets naar links, zodat deze in de pal vast komt te zitten. – Sluit de connector aan. – Plaats de afdekking terug. Groot licht Gloeilamp verwijderen: – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel in stand 0. – Verwijder de afdekking.
Onderhoud en service Aanbrengen: – Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp kan slechts op een manier worden aangebracht. – Sluit de connector aan. – Plaats de lamp terug en draai deze dusdanig in positie dat de connector omlaagwijst. – Plaats de afdekking terug. Gloeilamp stadslichten voor Gloeilamp richtingaanwijzer, linksvoor Stadslichten/parkeerlichten voor Richtingaanwijzer, linksvoor Gloeilamp verwijderen: – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel in stand 0.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen – Duw de ontluchtingsslang (4) van de vulbuis in positie terug. – Draai het boutje (2) van de vulbuis weer vast en sluit de koelbuis weer op de koudebox (1) aan. Gloeilamp richtingaanwijzer, rechtsvoor Gloeilamp zijmarkeringslicht Richtingaanwijzer, rechtsvoor Zijmarkeringslicht – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel in stand 0. – Neem de koelbuis (1) van de koudebox los. – Draai het boutje (2) van de vulbuis los.
Onderhoud en service Aanbrengen: – Sluit de nieuwe gloeilamp op de connector aan en plaats de lamp in het lamphuis door deze een kwartslag rechtsom te draaien. – Plaats de lamp met de bijbehorende lens in het voorspatbord terug. Duw recht naar binnen toe. Gloeilamp mistlichten voor Gloeilamp zijrichtingaanwijzers Mistlampen (extra) Zijrichtingaanwijzers Gloeilamp verwijderen: – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel in stand 0. – Draai de lamphouder iets naar links.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Positie van lamphouder achterlichten Gloeilampen achterlichten vervangen Algemene informatie De gloeilampen van de achterlichten zijn allemaal vanuit de bagageruimte te bereiken. Op pagina 228 staan alle gloeilampen van de auto vermeld. Positie van gloeilampen 1. Remlicht 2. Stadslichten voor en verlichting achter 3. Mistachterlicht (een zijde) 4. Zijmarkeringslicht 5. Richtingaanwijzers 6.
Onderhoud en service Gloeilamp kentekenplaatverlichting Instapverlichting Bagageruimte Kentekenplaatverlichting Instapverlichting Bagageruimte – Schakel alle lichten uit en draai de contactsleutel in stand 0. – Draai het boutje los met een schroevendraaier. – Verwijder voorzichtig het complete lamphuis en trek het naar buiten. Draai de connector linksom en trek de gloeilamp naar buiten. – Breng de nieuwe gloeilamp aan. – Sluit de connector aan en draai deze rechtsom in het lamphuis vast.
Onderhoud en service Gloeilampen vervangen Gloeilamp make-upspiegel, verschillende versies Verlichting make-upspiegel – Steek een schroevendraaier achter het lamphuis en verdraai deze iets, zodat het lampglas loskomt. – Verwijder de gloeilamp. – Breng een nieuwe gloeilamp aan. – Druk eerst de onderkant van het lampglas boven de vier haken terug en druk vervolgens de bovenkant van het lampglas vast.
Onderhoud en service Zekeringen Zekeringen Om te voorkomen dat de elektrische systemen van de auto beschadigd raken door kortsluiting of overbelasting, zijn alle verschillende elektrische functies en onderdelen door een aantal zekeringen beschermd. De zekeringen zitten op vier verschillende plaatsen in de auto: 1. 2. 3. 4.
Onderhoud en service Zekeringen 8. ^ A. Duw de kunststof borgnokken aan de achterzijde van het kastje in en trek het deksel omhoog Relais- en zekeringenkastje in de motorruimte 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. NTO Standverwarming (extra) ............................................................ 25 A Verstralers (extra) ......................................................................... 20 A Gasklep (5-cil. zonder turbo/Bi-Fuel)......................................
Onderhoud en service 9. OBDII, verlichtingsdraaiknop (LSM), stuurhoeksensor (SAS), stuurregeleenheid (SWM)............... 5 A 10. Audiosysteem ............................................................................... 20 A 11. Versterker audiosysteem............................................................ 30 A 12. RTI-display..................................................................................... 10 A 13. Telefoon.......................................................................
Onderhoud en service Zekeringen Zekeringen in de passagiersruimte (aan bestuurderszijde in de zijkant van het dasboard) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. NTQ Stoelverwarming, rechterzijde................................................... 15 A Stoelverwarming, linkerzijde ...................................................... 15 A Claxon............................................................................................. 15 A - .......................................................
Onderhoud en service 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Zekeringen in de bagageruimte 1. 2. Achteruitrijlichten.......................................................................... 10 A Stadslichten voor en achterlichten, mistlichten voor, bagageruimteverlichting, kentekenplaatverlichting, LED’s in remlichten...................................................................... 15 A 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. Accessoires (AEM) ....................................
Onderhoud en service Zekeringen 29. Aanhangerverlichting, links: achterlicht, richtingaanwijzer........................................................................... 25 A 30. Aanhangerverlichting, rechts: remlicht, mistachterlicht, richtingaanwijzer.............................................. 25 A 31. Hoofdzekering: zekering 37, 38 ............................................... 40 A 32. - ...............................................................................................................
Audiosysteem (extra) Audiosysteem HU-450 Audiosysteem HU-650 Audiosysteem HU-850 Audiofuncties HU-450/650/850 Audiofuncties HU-450 Audiofuncties HU-650/850 Radiofuncties HU-450/650/850 Radiofuncties HU-450 Radiofuncties HU-650/850 Radiofuncties HU-450/650/850 Cassettedeck HU-450 Cd-speler HU-650 Interne cd-wisselaar HU-850 Externe cd-wisselaar HU-450/650/850 Dolby Surround Pro Logic II HU-850 Technische gegevens 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 192 193 194 195 196 197 NTT
Audiosysteem (extra) Audiosysteem HU-450 1. 2. 3. 4. 5. NTU POWER (aan/uit) – Indrukken VOLUME – Omdraaien PRESET/CD PUSH MENU – Opgeslagen radiozenders Cd-wisselaar (extra) SOURCE PUSH MENU – Hoofdmenu openen – Indrukken Omdraaien voor selectie van: Radio – FM , AM Cassettedeck Cd-wisselaar (extra) FADER – Indrukken en omdraaien BALANCE – Indrukken, uittrekken en omdraaien SCAN – Automatisch zenders zoeken 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
Audiosysteem (extra) Audiosysteem HU-650 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. POWER (aan/uit) – Indrukken VOLUME – Omdraaien Voorkeurtoetsen radiozenders/positie kiezen in cd-wisselaar (1–6) BASS – Indrukken en omdraaien TREBLE – Indrukken en omdraaien BALANCE – Indrukken, uittrekken en omdraaien FADER – Indrukken en omdraaien SOURCE PUSH MENU – Hoofdmenu openen – Indrukken Omdraaien voor selectie van: Radio – FM, AM Cd Cd-wisselaar (extra) SCAN – Automatisch zenders zoeken 9. EXIT – Terugbladeren in menu’s 10.
Audiosysteem (extra) Audiosysteem HU-850 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. NUM POWER (aan/uit) – Indrukken VOLUME – Omdraaien Voorkeurtoetsen radiozenders/positie kiezen in cd-wisselaar (1–6) BASS – Indrukken en omdraaien TREBLE – Indrukken en omdraaien BALANCE – Indrukken, uittrekken en omdraaien FADER – Indrukken en omdraaien SOURCE PUSH MENU – Hoofdmenu openen – Indrukken Omdraaien voor selectie van: Radio – FM, AM Cd Cd-wisselaar (extra) SCAN – Automatisch zenders zoeken 9. EXIT – Terugbladeren in menu’s 10.
Audiosysteem (extra) Audiofuncties HU-450/650/850 Knop aan/uit Druk op de draaiknop om de radio aan of uit te zetten. Volumeregeling Draai de knop naar rechts om het volume te verhogen. De volumeregeling verloopt elektronisch en heeft geen eindstand. Als uw stuurwiel is uitgerust met een toetsenset, kunt u het volume verhogen of verlagen met de toetsen (+) of (–). Lage accuspanning Als de accuspanning laag is, verschijnt er een tekst op het display van het instrumentenpaneel.
Audiosysteem (extra) Audiofuncties HU-450 BASS, lage tonen Stel de weergave van de lage tonen bij door de knop in te drukken en vervolgens naar links of naar rechts te draaien. In de middelste stand is de weergave van de lage tonen normaal. Druk na het afstellen de knop weer in de uitgangspositie terug. TREBLE, hoge tonen Stel de weergave van de lage tonen bij door de knop in te drukken, deze nog verder uit te trekken en vervolgens naar links of naar rechts te draaien.
Audiosysteem (extra) Audiofuncties HU-650/850 BALANCE, balans links/rechts Stel de juiste balans in door op de knop te drukken en deze vervolgens naar links of naar rechts te draaien. In de middelste stand is de balans normaal. Druk na het afstellen de knop weer in de uitgangspositie terug. FADER, balans voor/achter BASS, lage tonen Stel de weergave van de lage tonen bij door de knop in te drukken en vervolgens naar links of naar rechts te draaien.
Audiosysteem (extra) Radiofuncties HU-450/650/850 Scannen, SCAN Druk op de toets SCAN om het scannen te starten. Wanneer de radio een zender heeft gevonden, wordt het scannen ca. 10 seconden stopgezet. De radio gaat daarna verder met zoeken. Wanneer de radio een zender heeft gevonden die u wilt beluisteren, moet u op de toets SCAN of EXIT drukken. Zenders zoeken Druk op voor een lagere frequentie en op voor een hogere frequentie. De radio zoekt de eerstvolgende goed doorkomende zender op en stelt deze in.
Audiosysteem (extra) Radiofuncties HU-450 Zenders instellen – Stel de gewenste frequentie in. – Druk kort op de knop PRESET/CD. Kies een nummer waaronder u de zender wilt opslaan door de knop naar links of naar rechts te draaien. Druk nogmaals op de knop om de gewenste frequentie en zender op te slaan. Voorkeurzenders Om een van de voorgeprogrammeerde radiozenders te selecteren moet u aan de knop PRESET/CD draaien, totdat het nummer van de zender op het display staat.
Audiosysteem (extra) Radiofuncties HU-650/850 Automatisch zenders opslaan Met behulp van de functie Auto kunt tot tien goed te ontvangen AM - of FM zenders opzoeken en in een apart geheugen opslaan. Als er meer dan tien zenders gevonden worden, worden alleen de tien best doorkomende zenders geselecteerd. Deze functie is met name handig in gebieden waar u de radiozenders en hun frequenties niet kent.
Audiosysteem (extra) Radiofuncties HU-450/650/850 Radio Data System, RDS Verkeersinformatie, TP-zender RDS is een systeem dat radiozenders binnen een netwerk met elkaar verbindt. Het systeem wordt onder meer gebruikt om op de beste frequentie van een bepaalde zender afgestemd te blijven ongeacht de beluisterde zender of geluidsbron (zoals een cd). Het systeem wordt tevens gebruikt om verkeersinformatie te ontvangen en radioprogramma’s van een bepaald type te vinden.
Audiosysteem (extra) Radiofuncties HU-450/650/850 TP zoeken Met deze functie kunt u naar verkeersinformatie blijven luisteren tijdens langere ritten door verschillende gebieden en/of landen zonder dat u daarvoor zelf van zender hoeft te wisselen. – Selecteer de radiostand met de toets FM en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCED MENU en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer RADIO SETTINGS en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer TP SEARCH en druk op SOURCE.
Audiosysteem (extra) Programmatype Amusement Pop Rock Easy listening Licht klassiek Klassiek Overige muziek Weer Financieel nieuws Kinderprogramma’s Maatschappelijke programma’s Religie Inbelprogramma’s Reizen Ontspanning Jazz Country Nationale muziek Gouwe ouwe Volksmuziek Documentaires Displaytekst Enterta Pop Rock Easy list L Class Classical Other M Weather Econ.
Audiosysteem (extra) Radiofuncties HU-450/650/850 – Draai aan SOURCE, selecteer AF ON (knipperende tekst) en druk op SOURCE. – Druk op EXIT. AF deactiveren: – Selecteer de radiostand met de toets FM en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer ADVANCED MENU en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer RADIO SETTINGS MENU en druk op SOURCE. – Draai aan SOURCE, selecteer AF OFF (knipperende tekst) en druk op SOURCE. – Druk op EXIT.
Audiosysteem (extra) – Draai aan SOURCE, selecteer LOW , MEDIUM, HIGH of Off en druk op SOURCE. Radiotekst Sommige RDS -zenders geven informatie door over de inhoud van de programma’s, de uitvoerende artiesten e.d. Druk enkele seconden lang op de toets FM om eventueel meegestuurde radiotekst op het display te bekijken. Nadat de tekst tweemaal achtereen op het display verschenen is, geeft de radio de zender/frequentie weer aan waarop u hebt afgestemd.
Audiosysteem (extra) Cassettedeck HU-450 Cassette uitwerpen Versneld spoelen Als u op de uitwerptoets drukt, stopt de cassette waarna deze wordt uitgeworpen. Draai aan de knop SOURCE om een andere geluidsbron te kiezen. Ook als het systeem is uitgeschakeld, kunt u een cassette plaatsen of uitwerpen. U kunt de cassette vooruitspoelen met de toets en achteruitspoelen met . Tijdens het versneld spoelen geeft het display “FF” (vooruit) of “REW” (achteruit) weer.
Audiosysteem (extra) Cd-speler HU-650 Cd-speler Van nummer wisselen Steek een cd in de opening. Als u al een cd hebt aangebracht, moet u voor weergave van de cd kiezen door aan de knop SOURCE te draaien of op de sneltoets CD te drukken. Cd uitwerpen Als u op de bovenstaande toets drukt, stopt de cdspeler waarna de cd wordt uitgeworpen. N.B. Om veiligheidsredenen hebt u twaalf seconden de tijd om de uitgeworpen cd uit te nemen.
Audiosysteem (extra) Interne cd-wisselaar HU-850 Interne cd-wisselaar Een interne cd-wisselaar met een magazijn voor 6 cd’s maakt deel uit van HU-850. Druk op de sneltoets CD of draai aan de knop SOURCE om de cd-wisselaar te activeren. De cd-wisselaar speelt het laatst gekozen nummer op de laatst gekozen cd af. U kunt 6 cd’s in de cd-wisselaar aanbrengen. Om een nieuwe cd te kunnen aanbrengen moet u een lege positie selecteren. Selecteer een lege positie met de cijfertoetsen 1–6.
Audiosysteem (extra) Externe cd-wisselaar HU-450/650/850 Sleuf kiezen Selecteer de af te spelen cd door aan de knop PRESET/CD (HU-450) te draaien of druk op de cijfertoetsen 1–6 (HU-650/850). Het nummer van de geselecteerde cd en het af te spelen nummer op die cd verschijnen op het display. Van nummer wisselen Cd-wisselaar De externe cd-wisselaar (extra) zit achter het paneel linksachter in de bagageruimte. Draai aan de knop SOURCE om de cdwisselaar in te schakelen.
Audiosysteem (extra) Dolby Surround Pro Logic II HU-850 Dolby Surround Pro Logic II is gebaseerd op het voorgaande systeem en levert een duidelijke verbetering van de geluidsweergave op. De verbetering is met name duidelijk te merken voor de achterpassagiers. In combinatie met een middenluidspreker midden op het dashboard zorgt Dolby Surround Pro Logic II voor een zeer realistische geluidsweergave. De normale stereokanalen links en rechts worden dan opgedeeld in links, midden en rechts.
Audiosysteem (extra) Technische gegevens HU-850 HU-450 Vermogen Impedantie Bedrijfsspanning 4 x 25 W 4 Ohm 12 V, negatieve massa Radio Frequentiebereik U (FM) M (AM) L (AM) 87,5 – 108 MHz 522 – 1611 kHz 53 – 279 kHz HU-650 Vermogen Impedantie Bedrijfsspanning Externe versterker (extra) 4 x 25 W 4 Ohm 12V, negatieve massa 4 x 50 W of 4 x 75 W Vermogen 1 x 25 W (centrale luidspreker) Impedantie 4 Ohm Bedrijfsspanning 12 V, negatieve massa Externe versterker 4 x 50 W of 4 x 75 W HU-850 moet worden aan
Audiosysteem (extra) NVU
Telefoon (extra) Telefoonsysteem Beknopte bedieningsinstructies Bel-opties Geheugenfuncties Menu’s Overige informatie 200 202 203 207 208 213 NVV
Telefoon (extra) Telefoonsysteem Algemene voorschriften • Verkeersveiligheid staat voorop! Als u als bestuurder gebruik wilt maken van de handset in de armleuning, moet u de auto eerst op een veilige plaats parkeren. • Schakel de telefoon uit tijdens het tanken. • Schakel de telefoon uit in gebieden waar er met explosieven wordt gewerkt. • Laat reparatie van de telefoon aan erkend servicepersoneel over.
Telefoon (extra) OMN
Telefoon (extra) Beknopte bedieningsinstructies SIM-kaart Telefoon in- en uitschakelen Actieve stand Het telefoonsysteem is alleen te gebruiken in combinatie met een geldige SIM-kaart (Subscriber Identity Module). U hebt deze kaart van uw provider ontvangen. Telefoon inschakelen: Draai de contactsleutel in stand I. Druk op de aangegeven knop op de bovenstaande afbeelding.
Telefoon (extra) Bel-opties Display Op het display verschijnen de actuele functies zoals menu’s, berichten, telefoonnummers of instellingen. Bellen en gesprekken aannemen U kunt als volgt bellen: Kies het nummer en druk op op het toetsenblok op het stuurwiel of op de middenconsole (of til de handset op). Gesprekken beëindigen Om een gesprek te beëindigen drukt u op op de toetsenset van het stuurwiel of op de middenconsole of u legt de handset op. Het audiosysteem gaat weer in de voorgaande stand staan.
Telefoon (extra) Bel-opties Verkort kiezen Telefoonnummers onder een voorkeuzetoets opslaan De nummers die zijn opgeslagen in het telefoonboek van het systeem kunt u koppelen aan een bepaalde voorkeuzetoets (1–9). U doet dat als volgt: Laatst gekozen nummers Handset Het telefoonsysteem slaat automatisch de tien laatst gekozen telefoonnummers/namen op. Als u privégesprekken wilt kunnen voeren, moet u gebruik maken van de handset. – Druk op van de toetsenset op het stuurwiel of op de middenconsole.
Telefoon (extra) Functies tijdens lopende gesprekken Tijdens een lopend gesprek kunt u de volgende functies activeren (blader met de pijltoetsen en druk op YES om een keuze te maken): Ruggespraak/ Ruggespraak uit Wachten/ Wachten uit Handset/ Handsfree Geheugen Ruggespraakstand Om het lopende gesprek wel of niet te parkeren Om de handset of de handsfree te gebruiken Om de opgeslagen nummers te bekijken Wanneer u tijdens een lopend gesprek een tweede gesprek hebt geparkeerd, kunt u de volgende functies a
Telefoon (extra) Bel-opties SMS Eén geluidssignaal geeft aan dat er een SMS-bericht is binnengekomen. Volume Verhoog het volume door op de (+) van de toetsenset op het stuurwiel te drukken. Verlaag het volume door op de (–) van de toetsenset op het stuurwiel te drukken. Wanneer de telefoon in de actieve stand staat, kunt u met de toetsenset op het stuurwiel alleen de telefoonfuncties regelen.
Telefoon (extra) Geheugenfuncties Telefoonnummers en namen kunt u in het geheugen van de telefoon zelf opslaan of in het geheugen op de SIM-kaart. Wanneer u een gesprek aanneemt afkomstig van een van de nummers die in het telefoonboek liggen opgeslagen, wordt de bijbehorende naam op het display weergegeven. U kunt maximaal 255 namen in het geheugen van de telefoon opslaan. Telefoonnummers met namen opslaan – Druk op en blader naar Geheugen bewerken (menu 3). Druk vervolgens op .
Telefoon (extra) Menu’s 8 km/h. U kunt de begonnen activiteiten in het menusysteem echter nog wel beëindigen. Aan de hand van de menu’s kunt u bestaande instellingen controleren of wijzigen en nieuwe functies programmeren. De verschillende menu-opties worden op het display weergegeven. In het menu 5.7 kunt u deze snelheidsbegrenzing opheffen. Menusysteem Druk op activeren. om het menusysteem te In het menusysteem geldt het volgende: • Wanneer u lang ingedrukt houdt, verlaat u het menusysteem.
Telefoon (extra) Hoofdmenu’s/Submenu’s 1. Oproepregister 1.1. Gem. oproep 1.2. Ontv. oproep 1.3. Gebeld. 1.4. Wis lijst 1.4.1. Alle 1.4.2. Gemist 1.4.3. Ontvangen 1.4.4. Gebeld 1.5. Duur oproep 1.5.1. Lste oproep 1.5.2. Tel oproepen 1.5.3. Totale tijd 1.5.4. Reset timer 2. Meldingen 2.1. Lezen 2.2. Invoeren 2.3. Voice mail 2.4. Instellingen 2.4.1. SMSC-nummer 2.4.2. Geldigheid 2.4.3. Soort 3. Geheugen bewerken 3.1. Toevoegen 3.2. Zoeken 3.2.1. Bewerken 3.2.2. Wissen 3.2.3. Kopiëren 3.2.4. Verplaatsen 3.3.
Telefoon (extra) Menu’s Menu-opties, beschrijving 1. Oproepregister 1.1. Gemiste oproepen In dit menu verschijnt een lijst met de tien laatst gemiste oproepen. U kunt de nummers bellen, wissen of toevoegen aan het geheugen van de telefoon of op de SIM-kaart om ze later te bewerken. 1.2. Ontvangen oproepen In dit menu verschijnt een lijst met de tien laatst ontvangen oproepen. U kunt de nummers bellen, wissen of toevoegen aan het geheugen van de telefoon of op de SIM-kaart om ze later te bewerken. 1.3.
Telefoon (extra) 3.3. Alles kopiëren: Telefoonnummers en namen op de SIM-kaart kopiëren naar het geheugen van de telefoon. 3.3.1. Van het geheugen op de SIM-kaart naar dat van de telefoon 3.3.2. Van het geheugen van de telefoon naar dat op de SIM-kaart 3.4. Verkort kiezen Een nummer dat in het telefoonboek ligt opgeslagen, kunt u aan een voorkeuzetoets met een bepaald nummer koppelen. 3.5. SIM-geheugen wissen In dit menu kunt u het complete geheugen op de SIM-kaart wissen. 3.6.
Telefoon (extra) Menu’s 5.4.1. Aan 5.4.2. Uit 5.4.3. Auto 5.5. Wijzig codes In dit menu kunt u uw PIN-code of uw telefooncode wijzigen. 5.5.1. 5.5.2. PIN-code Telefooncode (gebruik 1234, voordat u overgaat op uw eigen code). U gebruikt de telefooncode om de timer op nul te kunnen stellen. N.B. Noteer de code en bewaar deze op een veilige plaats. 5.6. Geluiden 5.6.1. Belvolume: In dit menu kunt u het volume van het belsignaal bij een binnenkomend gesprek instellen. 5.6.2.
Telefoon (extra) Overige informatie Specificaties Vermogen SIM-kaart Geheugenposities SMS (Short Message Service) Data/Fax Dualband 2W Klein 2551 Ja Nee Ja (900/ 1800) 1. 255 geheugenposities in het geheugen van de telefoon. Het aantal geheugenposities op de SIM-kaart verschilt afhankelijk van het abonnement. Radio/Telefoon Dubbele SIM-kaart Met de onderste vier toetsen van de toetsenset op het stuurwiel kunt u zowel de radio als de telefoon regelen.
Telefoon (extra) ONQ
Technische gegevens Type-aanduidingen Maten en gewichten Motorspecificaties Hoeveelheden Brandstof Katalysator Elektrisch systeem 216 217 218 220 224 226 227 ONR
Technische gegevens Type-aanduidingen Wanneer u contact opneemt met uw Volvodealer of vervangende onderdelen of accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn als u de typeaanduiding, het chassisnummer en het motornummer bij de hand hebt. 1. Type-, modeljaaraanduiding en chassisnummer. In de motorruimte geslagen, onder de voorruit. 2. Type-aanduiding, chassisnummer, maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcodes voor de lak en de bekleding en typegoedkeuringsnummer.
Technische gegevens Maten en gewichten Geremde aanhanger: Maten Lengte: 460 cm (R:461 cm) Max. aanhangergewicht: Breedte: 180 cm Max. kogeldruk: Hoogte: 143 cm 0–1200 kg 50 kg Wielbasis: 272 cm 1201–1600 kg 75 kg Spoorbreedte, vooras: 156 cm Spoorbreedte, achteras: 156 cm Gewichten Bij het rijklaar gewicht is het gewicht van de bestuurder, dat van de brandstoftank die voor 90% gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen e.d. inbegrepen.
Technische gegevens Motorspecificaties Type-aanduiding, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor (zie pagina 216). Specificaties Motoraanduiding 2.
Technische gegevens Specificaties Motoraanduiding 2.4 1 T5 B5244T5 R B5254T4 D5 D5244T 2.4D D5244T2 2.
Technische gegevens Hoeveelheden Motorolie Om de oliekwaliteit, viscositeitsindex en hoeveelheid aan te kunnen houden die in deze Motortype tabel vermeld staan, moet u eerst controleren of er geen motoroliesticker (zie pagina 216 voor de positie ervan) op de motorkap zit. Bij te vullen hoeveelheid tussen MIN – MAX Hoeveelheid1 liter 2.4 B5244S2 0–1,2 liter Bi-Fuel B5244SG 0–1,2 liter Bi-Fuel B5244SG2 0–1,2 liter 2,4 B5244S 0–1,2 liter 2.0T B5204T5 0–1,2 liter 2.
Technische gegevens Als er een motoroliesticker (zie pagina 216 voor de positie ervan) op de motorkap zit, gelden de hoeveelheid en kwaliteit die in deze tabel staan aangegeven. Motortype 2.0T B5204T5 2.4 B5244S 2.4 B5244S2 2.4T B5244T43 T5 B5244T5 2.5T B5254T2 Bij te vullen hoeveelheid tussen MIN – MAX 0–1,2 liter Hoeveelheid1 liter 5,5 Aanbevolen oliekwaliteit: ACEA A5/B5 Viscositeit2 SAE 0W-30 1. Inclusief hoeveelheid in filter. 2.
Technische gegevens Hoeveelheden Extreme rijomstandigheden Controleer het oliepeil vaker bij het rijden onder extreme omstandigheden zoals bij ritten in bergachtig gebied waarbij u vaak op de motor moet afremmen of bij het rijden op hoge snelheden over snelwegen. In dergelijke omstandigheden kunnen de olietemperatuur en het olieverbruik abnormaal toenemen. Motoroliesticker 1. de oliekwaliteit 2. viscositeit Type-aanduiding, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor (zie pagina 216).
Technische gegevens Overige vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistof Versnellingsbakolie Koelvloeistof Motortype/aantal onderdelen Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56/M58) Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) Automatische versnellingsbak (AW55-50, AW55-51) Benzinemotor zonder turbo Benzinemotor met turbo Dieselolie Airconditioning Remvloeistof Stuurbekrachtiging Sproeiervloeistof Hoeveelheid 2,1 liter Aanbevolen kwaliteit: Versnellingsbakolie: MTF 97309 2,0 liter 7,2 liter Versnellingsbakol
Technische gegevens Brandstof Brandstofverbruik en emissie Motor 2.4 B5244S2 Bi-Fuel B5244SG Bi-Fuel B5244SG2 2.4 B5244S 2.0T B5204T5 2.5T B5254T2 AWD 2.4T B5244T4 T5 B5244T5 R B5254T4 D5 D5244T 2.
Technische gegevens Motor 2.4D 7CV D5244T3 Versnellingsbak Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) Brandstofverbruik en uitstoot van kooldioxide De officiële brandstofverbruikscijfers zijn gebaseerd op een gestandaardiseerde rijcyclus conform EU-richtlijn 80/1268 voor voertuigen met verbrandingsmotoren. Het gebruik van extra accessoires kan de verbruikscijfers beïnvloeden, omdat de accessoires het gewicht van de auto verhogen.
Technische gegevens Katalysator LambdasondeTM (zuurstofsensor) De lambdasonde maakt deel uit van het regelsysteem dat tot taak heeft de uitstoot te beperken en de energie-inhoud van de brandstof beter te benutten. Katalysator De katalysator heeft tot taak de uitlaatgassen te reinigen. De katalysator is dicht bij de motor in het uitlaatsysteem gemonteerd om snel op temperatuur te komen. De katalysator bestaat uit een monoliet (keramiek of metaal) met kanalen.
Technische gegevens Elektrisch systeem Algemene informatie 12-voltssysteem met wisselstroomdynamo en spanningsregelaar. Enkelpolig systeem waarbij het chassis en het motorblok als geleiders worden gebruikt. De minpool is verbonden met het chassis. Om de magnetische velden te beperken is de auto uitgerust met een extra massakabel. Accuprestaties Spanning 12 V 12 V 12 V Koudestartcapaciteit (SAE) 520 A 600 A 8001 A Reservecapaciteit (RC) 100 min. 120 min. 170 min. 1.
Technische gegevens Elektrisch systeem Gloeilampen Verlichting 1. Groot licht 2. Dimlicht 3. Bi-Xenon-systeem 4. Mistlampen voor 4. Mistlampen voor (S60 R) 5. Stadslichten/parkeerlichten voor, zijmarkeringslichten voor, instapverlichting achter 6. Richtingaanwijzers voor/achter 7. Zijrichtingaanwijzers 8. Remlichten, achteruitrijlichten 9. Mistachterlicht 10. Achterlichten 10. Zijmarkeringslichten achter 11. Kentekenplaatverlichting, instapverlichting voor, bagageruimteverlichting 12.
A A/C ....................................................................61 A/C, temperatuur ...........................................61 Aanbrengen en herstellen, roestwering . 150 Aanhanger .................................................... 113 Aanhangergewicht ...................................... 217 Aanrijdingssensoren ......................................20 Aanstaande moeders ....................................13 Aansteker .........................................................38 Accu .......
G Geïntegreerd kinderzitje ...............................27 Gevarendriehoek ......................................... 134 Gewicht ......................................................... 217 Gloeilamp kentekenplaatverlichting ........ 169 Gloeilamp mistlichten voor ....................... 167 Gloeilampen ................................................. 228 Groot licht ..................................................... 164 H Handrem ..........................................................
O Oliefilter ......................................................... 157 Oliekwaliteit .................................................. 220 Omklappen, hoofdsteunen ..........................39 Ontdooier .........................................................64 Ontgrendelen ..................................................86 Opbergmogelijkheden in passagiersruimte ............................. 75, 76, 78 Opblaasgordijn ...............................................20 P PACOS ........................
Vlekken .......................................................... 147 Vloeistoffen ................................................... 224 Vloermatten .....................................................77 Voertuiggegevens ....................................... 152 Volvo Car Corporation en het milieu ............ 3 “Voorzichtig”-teksten ....................................... 2 Voorstoel, rugleuning omklappen ...............70 Voorstoelen, elektrisch verwarmde ............45 W Waarschuwingslampjes .....
2005 VOLVO S60 & S60 R TP 7509 (Dutch). AT 0446.