BESTE VOLVO-BEZITTER, DANK U DAT U GEKOZEN HEBT VOOR VOLVO! Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw medepassagiers voorop gestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.
Inhoud 00 Inleiding 01 Veiligheid 02 Sloten en alarm Belangrijke informatie .................................. 6 Milieu ............................................................ 8 Inzittendenbeveiliging ................................ 12 Safety mode ............................................... 25 Kinderen en veiligheid ................................ 26 Transpondersleutel/sleutel ......................... 34 Keyless drive .............................................. 40 Sloten ...............
Inhoud 03 Bestuurdersmilieu 04 Comfort en rijplezier 05 Tijdens het rijden Instrumenten, schakelaars en bediening ....50 Contactslotstanden ....................................59 Stoelen en achterbank ...............................60 Stuurwiel .....................................................63 Verlichting ...................................................64 Wissers en -sproeiers .................................73 Ruiten en spiegels ......................................
Inhoud 06 Onderhoud en specificaties Motorruimte ............................................. 172 Gloeilampen ............................................. 177 Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof .. 184 Accu ......................................................... 186 Zekeringen ............................................... 189 Wielen en banden .................................... 194 Verzorging ................................................ 210 Type-aanduidingen .................................
5
Inleiding Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt. Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt u tips hoe u het beste in verschillende situaties met de auto kunt omgaan en leert u hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle mogelijkheden die uw auto biedt. Besteed ook aandacht aan de veiligheidsinstructies in het boekje.
Inleiding Belangrijke informatie verschillende stappen op de standaardmanier genummerd met normale cijfers. Positielijsten Op overzichtsfiguren die de positie van onderdelen aangeven worden rode cirkels met daarin een cijfer gebruikt. Hetzelfde cijfer wordt gehanteerd in de positielijst bij de afbeelding, met een beschrijving van de weergegeven objecten. Opsommingslijsten Bij opsommingen in het instructieboekje wordt gebruik gemaakt van een opsommingslijst.
Inleiding Milieu Milieubeleid van Volvo Car Corporation Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit zijn de drie kernwaarden van Volvo Car Corporation die van invloed zijn op alle activiteiten. We zijn ervan overtuigd dat onze klanten onze zorg voor het milieu delen. Uw Volvo voldoet aan strenge internationale milieueisen en is bovendien geproduceerd in een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met hulpbronnen omgaat.
Inleiding Milieu werkplaatsen om te voorkomen dat er schadelijke stoffen vrijkomen in het milieu. Het personeel in de werkplaatsen van Volvo beschikt over de kennis en het gereedschap om optimale zorg voor het milieu te kunnen garanderen. Spaar het milieu U kunt eenvoudig meehelpen het milieu te beschermen door zuinig te rijden, milieuvriendelijke autoverzorgingsproducten te kopen en de auto te onderhouden of te laten onderhouden aan de hand van de aanwijzingen in het instructieboekje.
Inzittendenbeveiliging ............................................................................... 12 Safety mode ............................................................................................. 25 Kinderen en veiligheid ..............................................................................
VEILIGHEID 01
01 Veiligheid 01 Inzittendenbeveiliging Draag altijd een veiligheidsgordel Op de achterbank passen de borglippen van de veiligheidsgordel alleen in de bijbehorende sluitingen1. Veiligheidsgordel losmaken 8803512j Druk op de rode knop van de sluiting en laat het oprolmechanisme de veiligheidsgordel naar binnen trekken. Als de veiligheidsgordel niet volledig wordt opgerold, moet u de gordel handmatig zo ver terugrollen dat deze niet langer slap hangt.
01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging Veiligheidsgordel en zwangerschap Gordelwaarschuwing1 Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk dat u de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier draagt. De veiligheidsgordel moet strak langs de schouder lopen, waarbij het diagonale deel van de veiligheidsgordel tussen de borsten en tegen de zijkant van de buik ligt. Het heupgedeelte van de veiligheidsgordel moet vlak tegen de buitenkant van de bovenbenen liggen en zo ver mogelijk onder de buik liggen.
01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging met behulp van een melding op het informatiedisplay. De melding wordt na ca. 30 seconden automatisch gewist, maar kan ook handmatig worden bevestigd door op de knop READ te drukken. • Waarschuwen dat iemand op de achterbank de veiligheidsgordel heeft losgenomen. Er wordt gewaarschuwd met een melding op het informatiedisplay in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingslampje.
01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Airbag aan de bestuurderszijde 01 Airbag aan de passagierszijde 8803516j Behalve het brandende waarschuwingslampje verschijnt er, in die gevallen waarin dat nodig is, een melding op het informatiedisplay. Als het waarschuwingslampje niet werkt, gaat het waarschuwingsdriehoekje branden en verschijnt er SRS-airbag Service vereist of SRS-airbag Service spoed op het informatiedisplay. Neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid 01 Inzittendenbeveiliging SRS-systeem WAARSCHUWING Plaats geen voorwerpen voor of boven op het dashboard in het gebied waar de passagiersairbag is aangebracht. Positie auto met stuur links 8803417d Auto met stuur links Positie auto met stuur rechts 8803418d 8803561s Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een verhogingskussen op de passagiersstoel als de airbag (SRS) geactiveerd is. Laat kinderen nooit voor de passagierstoel zitten of staan.
01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging geblazen. Daarbij wordt de airbag warm. Om de klap op te vangen loopt de airbag leeg wanneer de inzittende de airbag raakt. Daarbij treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volkomen normaal. Het totale verloop, van het opblazen tot het leeglopen van de airbag, neemt enkele tienden van een seconde in beslag. Airbag (SRS)* activeren/deactiveren ook andere voorwerpen gebruiken die qua vorm op een sleutel lijken.
01 Veiligheid 01 Inzittendenbeveiliging SIPS-airbags (zijairbags) Stand van de schakelaar WAARSCHUWING 8803407j Laat geen passagier op de passagiersstoel plaatsnemen, als het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem op het instrumentenpaneel oplicht terwijl de melding op het plafondpaneel aangeeft dat de airbag (SRS) aan die kant gedeactiveerd is. Het duidt op een ernstige storing. Bezoek zo spoedig mogelijk een erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging WAARSCHUWING Het SIPS-systeem bestaat uit SIPS-airbags en sensoren. Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbags worden vervolgens opgeblazen tussen de inzittende en het portierpaneel. Daarmee wordt de klap van de aanrijding opgevangen, waarna de airbags weer leeglopen. De SIPSairbags worden normaal gesproken alleen opgeblazen aan de kant van de aanrijding.
01 Veiligheid 01 Inzittendenbeveiliging Opblaasgordijnen (IC) 8803556s WAARSCHUWING Het opblaasgordijn van het IC-systeem (Inflatable Curtain) vormt een aanvulling op het SRS- en SIPS-systeem. Het zit verborgen achter de plafondbekleding langs beide zijden van de auto en beschermt inzittenden zowel voor- als achterin. Bij een voldoende krachtige aanrijding reageren de sensoren, waarna de opblaasgordijnen worden geactiveerd.
01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection System) bestaat uit energieabsorberende rugleuningen en speciaal voor het systeem ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren, afhankelijk van de hoek waaronder en de snelheid waarmee het achteropkomende voertuig de auto raakt en de materiaaleigenschappen van dat voertuig.
01 Veiligheid 01 Inzittendenbeveiliging 8803530j 8803531j Zorg dat u de werking van het WHIPSsysteem niet nadelig beïnvloedt WAARSCHUWING WAARSCHUWING Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen het zitgedeelte van de achterbank en de rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat u de werking van het WHIPS-systeem niet beïnvloedt.
01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging 01 Activering van de veiligheidssystemen Systeem Activering Gordelspanners Bij een frontale botsing, een aanrijding in de zij of een aanrijding van achteren. Airbags (SRS) Bij een frontale botsing1. SIPS-airbags Bij een aanrijding in de zij1. Opblaasgordijnen (IC) Bij een aanrijding in de zij en een bepaald type frontale botsing1. WHIPS-systeem Bij aanrijdingen van achteren.
8803557s THIS CAR USE EQUIPPED WITH SIPSBAG IN EACH FRONT SEAT DO NOT INSTALL ANY ACCESSORIES ON THE SIDE OR NEAR THE SIPSBAG DO NOT USE EXCESSIVE FORCE ON THE SIDE OF THE SEAT DO NOT USE ASSESSOY SEAT COVERS UNLESS THEY MEET VOLVO´S SPECIFICATION USE OF OTHER SEAT COVERS COULD REDUCE THE EFFECT OF THE SYSTEM FOR FURTHER INFORMATION SEE OWNER´S MANUAL 01 Airbagstickers Airbagsticker SIPS-systeem op de portierstijl 24 8803558s 8803559s BAG 01 Veiligheid Inzittendenbeveiliging Waarschuwingssticker vo
01 Veiligheid Safety mode Safety mode 3801152s Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld dat er geen brandstof lekt, kunt u proberen de motor te starten. Als de auto betrokken is geweest bij een aanrijding, kan de melding Safety mode Zie instructieb. op het informatiedisplay verschijnen. Dit betekent dat de functionaliteit van de auto is verminderd.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid Algemene informatie Kinderzitjes De plaats van het kind in de auto en de vereiste uitrusting zijn afhankelijk van het gewicht en de lengte van het kind (zie pagina 27 voor meer informatie). Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor kinderen die afgestemd is op uw Volvo en uitvoerig door Volvo getest is. N.B. De wettelijke bepalingen voor het vervoer van kinderen in de auto verschillen van land tot land.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 Plaats van kinderen in de auto Gewicht/ Leeftijd <10 kg (tot 9 maanden) 9–18 kg (9–36 maanden) 15–36 kg (3–12 jaar) Voorstoel Buitenste zitplaats van de achterbank Middelste zitplaats van de achterbank Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te bevestigen met veiligheidsgordel en bevestigingsband. L1: Typegoedkeuringsnr. E5 03135 Achterstevoren gemonteerd kinderzitje, te bevestigen met veiligheidsgordel en bevestigingsband. L 1: Typegoedkeuringsnr.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid ISOFIX-bevestigingssysteem voor kinderzitjes* Bovenste bevestigingspunten voor kinderzitjes WAARSCHUWING Achter de onderkant van de ruggedeelten op de beide buitenste zitplaatsen van de achterbank gaan de bevestigingspunten voor het ISOFIX-systeem schuil. Symbolen op de bekleding van de ruggedeelten (zie bovenstaande afbeelding) geven de positie van deze bevestigingspunten aan. Duw het zitgedeelte van de zitplaats omlaag om bij de bevestigingspunten te komen.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Geïntegreerd kinderzitje* 01 Klap het geïntegreerde kinderzitje omlaag. Geïntegreerd kinderzitje uitklappen Haal de klittenband los. 1 Klap het bovenste gedeelte weer op. 8505330s Het geïntegreerde kinderzitje van Volvo op de middelste zitplaats van de achterbank is speciaal ontworpen om kinderen optimale bescherming te bieden. In combinatie met de aanwezige veiligheidsgordels is het kinderzitje goedgekeurd voor kinderen met een gewicht van 15 tot 36 kg.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid Kinderslot Geïntegreerd kinderzitje opklappen Klap het bovenste gedeelte omlaag. 1 Bevestig het stuk klittenband. Klap het geïntegreerde kinderzitje in het ruggedeelte van de achterbank op. Handbediend kinderslot op achterportieren 8505344s 2 3 8302555s 8505334s N.B. Zorg dat de beide delen van het geïntegreerde kinderzitje met de klittenband zijn vastgezet, voordat u het zitje opklapt.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 N.B. Op auto’s met het elektrische kinderslot zit geen handmatig kinderslot. WAARSCHUWING Houd de vergrendelingsknoppen altijd omhoog tijdens het rijden. Bij ongelukken kunnen hulpverleners dan snel in de auto komen. Zolang het kinderslot ingeschakeld is, kunnen de achterportieren niet van de binnenzijde worden geopend.
Transpondersleutel/sleutel ....................................................................... 34 Keyless drive ............................................................................................40 Sloten .......................................................................................................42 Alarm* .......................................................................................................
SLOTEN EN ALARM 02
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutel Algemene informatie 02 Bij de auto worden twee transpondersleutels of PCC’s (Personal Car Communicator) geleverd. U kunt er maximaal zes bestellen. U gebruikt ze om de auto te starten en deze te vergrendelen of te ontgrendelen. PCC’s kennen meer functies dan een transpondersleutel in standaarduitvoering.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutel Melding Betekenis Sleutelfout Probeer opnieuw Storing bij het uitlezen van de transpondersleutel tijdens het starten. Probeer de auto opnieuw te starten. Geldt alleen voor de functie Keyless drive van de PCC. Fout bij het uitlezen van de PCC tijdens de start. Probeer de auto opnieuw te starten. Functiestoring van de transpondersleutel tijdens het starten. Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutel Kofferdeksel – Ontgrendelt alleen het kofferdeksel (zonder het te openen). Zie pagina 43 voor meer informatie. Paniekfunctie – Bestemd om in noodgevallen de aandacht van anderen te trekken. Als u de rode toets ten minste 3 seconden lang ingedrukt houdt of tweemaal achtereen binnen 3 seconden indrukt, worden de richtingaanwijzers, de interieurverlichting en de claxon geactiveerd.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutel Continu groen licht: de auto is vergrendeld. Continu oranje licht: de auto is ontgrendeld. Continu rood licht: het alarm is afgegaan. Aangegeven twee controlelampjes lichten beurtelings rood op: dit geeft met HSB (Heart Beat Sensor) aan dat er mogelijk iemand in de auto zit. De indicatie verschijnt alleen, als het alarm is afgegaan. Bereik transpondersleutel De ontgrendelingsfuncties van de PCC zijn te gebruiken binnen een straal van 20 m rond de auto.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutel Private locking* Sleutelblad verwijderen Private locking: draai het sleutelblad 180 graden rechtsom in het slot van het dashboardkastje. Daarna kan het kofferdeksel evenmin worden geopend vanaf de transpondersleutel (er verschijnt een melding op het informatiedisplay). 02 1 3603822s 8302565s 2 Zie pagina 43 voor het vergrendelen van het dashboardkastje. Haal de veerbelaste pal opzij en trek tege- lijkertijd het sleutelblad ren.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutel Batterij in transpondersleutel vervangen Steek een schroevendraaier in de opening achter de veerbelaste pal en werk de transpondersleutel voorzichtig open. 1 3603816s 2 1 Houd de transpondersleutel met de toetsen omhoog om te voorkomen dat de batterijen bij het openen van de afdekking op de grond vallen. PCC Werk de batterijen voorzichtig los. Plaats eerst een nieuwe met de pluszijde (+ ) omhoog.
02 Sloten en alarm Keyless drive Keyless drive (alleen PCC) 02 dat u de PCC bij u moet dragen om een portier te vergrendelen of ontgrendelen. Wanneer u aan de ene kant van de auto staat, is het niet mogelijk om met de PCC een portier aan de andere kant te vergrendelen of ontgrendelen. Vergrendelings- en startsysteem zonder sleutel De rode cirkels op de afbeelding geven het dekkingsgebied van de systeemantennes aan.
02 Sloten en alarm Keyless drive N.B. Bij ontgrendelen met het sleutelblad gaat het alarm af. Zie pagina 46 voor het uitschakelen. Sleutelgeheugen, bestuurdersstoel en buitenspiegels* grendelen. De auto wordt anders niet vergrendeld. 02 Vergrendelingsinstellingen Onder Instellingen van de auto Instellingen vergrendelen Op afstand openen. Zie pagina 94 voor een beschrijving van het menusysteem.
02 Sloten en alarm Sloten Vergrendelen en ontgrendelen 02 Automatische hervergrendeling Van de binnenzijde Als u geen van de portieren noch het kofferdeksel binnen twee minuten na ontgrendeling van de buitenzijde met de transpondersleutel opent, worden alle sloten automatisch weer vergrendeld. Deze functie voorkomt dat u de auto per ongeluk onvergrendeld kunt laten staan. Zie pagina 45 voor auto’s met alarmsysteem.
02 Sloten en alarm Sloten Kofferdeksel ontgrendelen/ vergrendelen Dashboardkastje A B Vergrendelen met transpondersleutel Druk op de toets voor vergrendeling op de transpondersleutel (zie pagina 35). 02 De alarmindicatie op het dashboard gaat knipperen om aan te geven dat het alarm is afgegaan. Vergrendel het dashboardkastje door de sleutel een kwartslag (90 graden) rechtsom te draaien. Het sleutelgat staat horizontaal wanneer het kastje vergrendeld is.
02 Sloten en alarm Sloten 1 3905611s 8302568s 02 1. Neem de transpondersleutel uit het contactslot. Deactivering is alleen mogelijk, wanneer het nog geen minuut geleden is dat u de motor afzette. 2. Druk op de knop. Als de auto is uitgerust met alarm stelt u ook de bewegingsmelders en niveausensoren* buiten werking (zie pagina 47).
02 Sloten en alarm Alarm* Het alarm gaat af, als: • een portier, de motorkap of het kofferdeksel wordt geopend; • het sleutelgat de verkeerde sleutel bevat of wordt gemanipuleerd; • er een beweging in de passagiersruimte wordt waargenomen (als er een bewegingsmelder aanwezig is); • de auto wordt opgetakeld of weggesleept (op auto’s met een niveausensor*); • de accukabel wordt ontkoppeld; • iemand de sirene probeert los te koppelen.
02 Sloten en alarm Alarm* Alarm deactiveren 02 Druk op de ontgrendelingstoets op de transpondersleutel. De richtingaanwijzers van de auto geven twee korte lichtsignalen af ter bevestiging dat het alarm is uitgeschakeld en dat de portieren zijn ontgrendeld. Geactiveerd alarm uitschakelen Druk op de ontgrendelingstoets op de transpondersleutel of steek de transpondersleutel in het contactslot. De richtingaanwijzers van de auto geven ter bevestiging twee korte lichtsignalen af.
02 Sloten en alarm Alarm* Alarm tijdelijk uitschakelen Alarmsysteem testen Sensoren uitschakelen 3905611s Bewegingsmelder in passagiersruimte testen Om te voorkomen dat het alarm per ongeluk afgaat, bijvoorbeeld op een veerboot, kunt u de bewegingsmelder en de niveausensoren tijdelijk uitschakelen. Druk op de toets voor uitschakeling. Uitschakeling is alleen mogelijk, wanneer het nog geen minuut geleden is dat u de motor afzette. Het lampje in de knop blijft branden totdat u de auto vergrendelt.
Instrumenten, schakelaars en bediening .................................................50 Contactslotstanden .................................................................................. 59 Stoelen en achterbank .............................................................................60 Stuurwiel ..................................................................................................63 Verlichting ...........................................................................................
BESTUURDERSMILIEU 03
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Instrumentenoverzicht 1 2 3 4 5 6 7 8 03 20 9 11 10 12 9 10 13 18 17 16 15 14 8505311s 19 Auto met stuur links 50
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Functie Pagina Functie Pagina Menu- en meldingsfuncties, richtingaanwijzers, groot licht/dimlicht, boordcomputer 97, 67, 65, 118 Menufuncties, klimaatregeling en audiosysteem 94, 102, 112 Cruisecontrol 122, 58 Klimaatregeling, ECC 102 Claxon, airbag 63, 15 Versnellingspook/keuzehendel 84 Instrumentenpaneel 54, 58 Bedieningsknoppen actieve chassisregeling (FOUR-C) 121 Menu-, audio- en telefoonfuncties 94, 109, 140 Wissers en -s
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 1 2 3 4 5 6 7 8 03 9 10 11 10 20 11 19 18 17 16 15 14 13 8505325s 12 Auto met stuur rechts 52
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Functie Pagina Functie Pagina Alarmlichten 67 Bedieningspaneel 75, 77, 31, 42 Contactslot 59 Stoelinstelling 60 Knop START/STOP 81 Ontgrendeling motorkap 172 Cruisecontrol 122, 123 Parkeerrem 89, 89 Instrumentenpaneel 54, 58 Stuurwielafstelling 63 Claxon, airbag 63, 15 Menu- en meldingsfuncties, richtingaanwijzers, groot licht/dimlicht, boordcomputer 97, 67, 65, 118 Menu-, audio- en telefoonfuncties 94, 109, 140 Bedien
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Informatiedisplays Meters Controle-, informatie- en waarschuwingslampjes 1 2 3 3 03 0 1 T2 1 123456 12.3 3603843s 1 3801154s 0 Informatiedisplays Op de informatiedisplays verschijnt informatie over bepaalde functies van de auto zoals de cruisecontrol, boordcomputer en meldingen. De informatie verschijnt in tekstvorm en met symbolen. Gedetailleerder informatie vindt u onder de functies die gebruik maken van de informatiedisplays.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Als de motor niet aanslaat of als de functietest wordt uitgevoerd met het contactslot in stand II, gaan na 5 seconden alle lampjes uit behalve het lampje voor storingen in het uitlaatgasreinigingssysteem en dat voor een lage oliedruk.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Groot licht aan Het lampje brandt, wanneer u het groot licht voert of grootlichtsignalen geeft. Richtingaanwijzers links Richtingaanwijzers rechts 03 Beide richtingaanwijzerlampjes knipperen bij gebruik van de alarmlichten.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening WAARSCHUWING Als het peil lager is dan het MIN-streepje van het remvloeistofreservoir moet u de auto naar een erkende Volvo-werkplaats slepen om het remsysteem te laten controleren. WAARSCHUWING Als de waarschuwingslampjes voor het remsysteem en ABS tegelijkertijd branden, bestaat het gevaar dat de achtertrein bij krachtig remmen gaat slippen.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Dagteller Klok Knop voor dagtellers en klok 1 T2 0 12.3 1 12:34 P T2 0 _3 C o 123456 12.3 12:34 1 _3 C o 58 3801156s 2 1 3801157s 2 Dagtellers en bijbehorende knop Klok en instelknop De dagtellers worden gebruikt om korte afstanden te meten. Door kort op te drukken, kunt u van dagteller T1 en T2 wisselen. Als u de knop lang indrukt (meer dan 2 seconden), stelt u de geactiveerde dagteller op nul.
03 Bestuurdersmilieu Contactslotstanden Functies N.B. Het is alleen mogelijk het contactslot in stand I of II te zetten, wanneer u het rem- of koppelingspedaal niet bedient. Contactslotstand 0 hervatten Druk op de knop START/STOP om vanuit stand I, II of III terug te gaan naar contactslotstand 0. N.B. N.B. 3905610s Vreemde voorwerpen in het contactslot kunnen tot functiestoringen leiden of schade aan het slot toebrengen.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank Voorstoelen Elektrisch bedienbare stoel* WAARSCHUWING Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat u gaat rijden. Doe dit nooit tijdens het rijden. Controleer of de stoel in zijn stand vergrendeld staat. 03 3 5 6 1 Voorkant zitting hoger/lager zetten, omhoog-/omlaagpompen. Hellingshoek rugleuning wijzigen, aan de knop draaien. Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/ omlaagpompen. Bedieningspaneel voor elektrisch bedienbare stoel*. 1 Geldt stoel.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank Voorbereidingen Tot enige tijd nadat u het portier met de transpondersleutel hebt ontgrendeld blijft het mogelijk de stoel te verstellen, ook al steekt er geen sleutel in het contactslot. U stelt de stoel normaal gesproken in, als het contact is ingeschakeld. Wanneer de motor loopt, is dat altijd mogelijk. tot stilstand komen. Bij het loslaten van de knop zal de instelling van de stoel onmiddellijk worden beëindigd.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank 03 Noodstop Achterbank Als de stoel per ongeluk in beweging komt, kunt u op een van de knoppen drukken om de stoel tot stilstand te brengen. Ruggedeelte achterbank omklappen Om de stoel dan opnieuw in de in het sleutelgeheugen vastgelegde stand te zetten dient u de ontgrendelingsknop op de transpondersleutel te bedienen. Het bestuurdersportier dient daarbij open te staan. Buitenste hoofdsteunen achterbank* omklappen Zie pagina 159 voor informatie.
03 Bestuurdersmilieu Stuurwiel Instellen Toetsensets Claxon 1 2 03 Stuurwiel afstellen U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in de diepte verstellen. 1. Trek de hendel naar u toe om het stuur vrij te geven. 2. Zet het stuurwiel vervolgens in de gewenste stand . Toetsensets op stuurwiel Cruisecontrol (zie pagina 122) Adaptieve cruisecontrol (zie pagina 125) 3603793s 6401073s 2 3603792s 1 Claxon Druk op het midden van het stuurwiel om te claxonneren.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Bedieningspaneel verlichting Ook de sterkte waarmee het instrumentenpaneel verlicht wordt stelt u in met het duimwiel. Koplamphoogteregeling Door de belading van de auto wordt de hoogte van de koplampen gewijzigd, zodat u tegemoetkomend verkeer mogelijk verblindt. U kunt dat voorkomen door de koplamphoogte bij te stellen. Stel de koplampen lager af als de auto zwaar beladen is.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Groot licht/dimlicht Dimlicht Active Bi-Xenon Lights* Als de verlichtingsdraaiknop in stand staat, gaat bij het starten van de motor het dimlicht automatisch* branden. U kunt het automatische dimlicht zo nodig in een erkende Volvo-werkplaats buiten werking laten stellen. 03 1 2 Verlichtingsdraaiknop en stuurhendel Stand Betekenis Automatisch*/uitgeschakeld dimlicht. Alleen grootlichtsignalen. Stadslichten vóór en achterlichten Automatisch dimlicht.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Stadslichten/parkeerlichten vóór en achterlichten Remlichten Mistlampen vóór* De remlichten gaan automatisch branden wanneer u remt. Noodremlichten en automatische alarmlichten, EBL 03 Verlichtingsdraaiknop in stand voor stads-/parkeerlichten vóór en achterlichten Draai de verlichtingsdraaiknop naar de middelste stand (ook de kentekenplaatverlichting gaat branden).
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Mistachterlicht Alarmlichten Richtingaanwijzers/knipperlichten 2 1 03 3603798s 3501909s 3501901s 1 2 Knop voor mistachterlicht Alarmlichten Richtingaanwijzers/knipperlichten Het mistachterlicht dat uit een lamp aan de achterzijde van de auto bestaat, is alleen in te schakelen wanneer u het groot licht/dimlicht voert al dan niet gecombineerd met de mistlampen aan de voorzijde. Druk op de knop om de alarmlichten te activeren.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Verlichting in interieur • Neutrale stand – automatische verlichting geactiveerd. • Aan – linkerkant ingedrukt, interieurverlichting brandt. Plafondverlichting voorin Plafondverlichting achterin Automatische interieurverlichting 03 1 2 De interieurverlichting wordt automatisch in- 3 en uitgeschakeld wanneer de knop neutrale stand staat.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting U activeert de Approach-verlichting met de transpondersleutel (zie pagina 35) om de verlichting van de auto op afstand in te schakelen. 1. Neem de transpondersleutel uit het contactslot. 2. Haal de stuurhendel tot in de eindstand naar het stuurwiel toe en laat de hendel los.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Het land waarin de auto werd afgeleverd bepaalt of stand de juiste is voor links- of rechtsrijdend verkeer. keer. Bij de juiste lichtbundel wordt ook de berm beter verlicht. Bi-Xenon- en Active Bi-Xenonkoplampen* 03 Voorbeeld 1: Om met een in Zweden geleverde auto in Engeland te kunnen rijden dient de lichtbundel van de koplampen te worden ingesteld op de aangepaste stand .
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Halogeenkoplampen afplakken 03 Afgeplakte gebieden bij auto met stuur links Afgeplakte gebieden bij auto met stuur rechts 71
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Afplakmallen halogeenkoplampen 03 A B LHD RIGHT LHD LEFT D RHD LEFT C 0300430s RHD RIGHT 72
03 Bestuurdersmilieu Wissers en -sproeiers Ruitenwissers De wissers bewegen op normale snelheid. Activeer de regensensor door op de knop te drukken. De ruitenwissers maken een slag. De wissers bewegen op hoge snelheid. Als u de hendel omhooghaalt, maken de ruitenwissers een extra slag. Ononderbroken wissen 0 BELANGRIJK 2 3603799s 1 Spuit een ruime hoeveelheid ruitensproeiervloeistof op de voorruit, wanneer de ruitenwissers werken. De voorruit moet nat zijn bij gebruik van de ruitenwissers.
03 Bestuurdersmilieu Wissers en -sproeiers Koplampsproeiers en ruitensproeiers Verwarmde sproeikoppen* De sproeikoppen worden bij vorst automatisch verwarmd om te voorkomen dat de ruitensproeiervloeistof bevriest. Hogedruksproeiers koplampen* De hogedruksproeiers van de koplampen verbruiken een grote hoeveelheid sproeiervloeistof. Om vloeistof te besparen worden iedere vijfde sproeibeurt van de voorruit automatisch ook de koplampen gesproeid.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Algemene informatie Gelaagd glas Het glas is verstevigd voor een verbeterde inbraakbeveiliging en geluidsisolatie van het interieur. De voorruit en de zijruiten* zijn gemaakt van gelaagd glas. Elektrisch bedienbare ruiten 1 2 WAARSCHUWING Als er kinderen in de auto zitten: Let er bij het verlaten van de auto op dat u de stroomtoevoer naar de elektrisch bedienbare zijruiten verbreekt door de transpondersleutel uit te nemen.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Bediening 03 2 1 3603813s 1 2 Bedieningsknoppen elektrisch bedienbare zijruiten Handmatige bediening Automatische bediening Vanaf het bedieningspaneel op het bestuurdersportier kunt u alle ruiten tegelijk bedienen. Vanaf het bedieningspaneel op een van de overige portieren kunt u alleen de zijruit in dat portier bedienen. De zijruiten zijn alleen te bedienen vanaf één bedieningspaneel tegelijk.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Buitenspiegels Elektrisch inklapbare buitenspiegels* 3905556s U kunt de buitenspiegels inklappen bij het parkeren en als u op smalle wegen rijdt. Bedieningsknoppen buitenspiegels Instellen 1. Druk op knop L voor de buitenspiegel links of op R voor de buitenspiegel rechts. Het lampje in de knop brandt. 2. U kunt de stand afstellen met het hendeltje in het midden. 3. Druk opnieuw op knop L of R. Het lampje mag niet langer branden.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming Achteruitkijkspiegel 03 3801191s 8803553s 1 Gebruik de elektrische verwarming om de achterruit en de buitenspiegels te ontwasemen en te ontdooien. Met één druk op de knop schakelt u de gelijktijdige verwarming van de achterruit en de buitenspiegels in. Het brandende lampje in de knop geeft aan dat de functie actief is.
03 Bestuurdersmilieu Elektrisch bedienbaar schuifdak* Algemene informatie De bedieningsknoppen voor het schuifdak zitten aan het plafond. U kunt het schuifdak verticaal openkantelen en horizontaal openschuiven. Het schuifdak is alleen te openen in contactslotstand I of II staat. Horizontaal openschuiven het schuifdak zo ver mogelijk open te schuiven. U kunt het schuifdak handmatig openen door de bedieningsknop achteruit naar het weerstandspunt te trekken.
03 Bestuurdersmilieu Elektrisch bedienbaar schuifdak* Verticaal openkantelen Sluiten met transpondersleutel of knop voor centrale vergrendeling en schuif het scherm naar voren om het te sluiten. Beveiliging tegen overbelasting Het schuifdak is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting die wordt geactiveerd, als het schuifdak door een obstakel wordt gehinderd. Het schuifdak komt dan tot stilstand en keert vervolgens automatisch terug naar de laatst gebruikte, geopende stand.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten Benzine- en dieselmotoren 1. Plaats bij auto’s met een transpondersleutel de transpondersleutel in het contactslot. Druk licht op de sleutel zodat deze verder naar binnen wordt getrokken. 2. Houd het koppelingspedaal volledig ingedrukt 1. Trap bij auto’s met een automatische versnellingsbak op het rempedaal. 3. Druk op de knop START/STOP en laat de knop weer los.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten Roetfilter dieselmotor (DPF) 03 Dieselmodellen zijn uitgerust met een roetfilter, waardoor een nog efficiëntere uitlaatgasreiniging mogelijk is. Onder normale rijomstandigheden blijven de roetdeeltjes uit de uitlaatgassen in het filter achter. Om de roetdeeltjes te verbranden en het filter te legen wordt een zogeheten regeneratie gestart. Daarvoor moet de motor de normale bedrijfstemperatuur hebben.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten Starten met hulpaccu 4 2 1 3 3100230s + Als de accu uitgeput is, kunt u de auto starten met stroom van een hulpaccu. Bij gebruik van een hulpaccu wordt u het volgende geadviseerd om explosiegevaar te voorkomen: 1. Zet het contactslot in stand 0 (zie pagina 59). 2. Zorg dat de hulpaccu een spanning van 12 V levert. 3. Als de hulpaccu zich in een andere auto bevindt, moet u de motor van die auto afzetten en ervoor zorgen dat de auto’s elkaar niet raken. 4.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken Handgeschakelde versnellingsbak Automatische versnellingsbak Blokkering achteruitversnelling Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen altijd zo ver mogelijk in. Haal uw voet na het schakelen weer van het koppelingspedaal af! Houd u aan het aangegeven schakelpatroon. Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden, moet u zo veel mogelijk gebruik maken van hoge versnellingen. Schakel de achteruitversnelling alleen in, wanneer de auto stilstaat.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken De auto moet stilstaan wanneer u de hendel in stand R zet. Vrijstand (N) In deze stand kunt u de motor starten en er is geen versnelling ingeschakeld. Zet de parkeerrem aan, wanneer de auto stilstaat en de keuzehendel in stand N staat. Rijstand (D) Stand D is de normale rijstand. De versnellingsbak schakelt automatisch op en terug afhankelijk van de stand van het gaspedaal en de snelheid.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken Parkeerstand (P) Stilstaande auto met draaiende motor: Automatische schakelblokkering deactiveren Houd uw voet op het rempedaal terwijl u de keuzehendel verzet. 03 Elektrische schakelblokkering, Shiftlock parkeerstand (P) Om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen, moet het contactslot in stand II staan en moet het rempedaal worden bediend (zie pagina 81).
03 Bestuurdersmilieu Bedrijfsrem Algemene informatie De auto is uitgerust met twee remkringen. Als een van de remkringen defect raakt, betekent dit dat de remmen pas later worden aangesproken zodat u het rempedaal dieper moet intrappen voor dezelfde remmende werking. De druk die u uitoefent op het rempedaal wordt versterkt door de rembekrachtiging. WAARSCHUWING De rembekrachtiging werkt alleen, als de motor loopt. keren tijdens het remmen.
03 Bestuurdersmilieu Bedrijfsrem Lampjes op instrumentenpaneel Lampje Betekenis 03 Brandt continu – controleer het remvloeistofpeil. Vul remvloeistof bij als het peil te laag ligt en controleer tevens de oorzaak van het remvloeistofverlies. Brandt twee seconden lang continu bij het starten van de motor – er is de laatste keer dat de motor liep een storing in het ABS opgetreden. WAARSCHUWING Als de waarschuwingslampjes en tegelijkertijd branden, kan er een storing in het remsysteem zijn opgetreden.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem Parkeerrempedaal 5. Zet de versnellingspook/keuzehendel bij het parkeren altijd in de 1e versnelling (handbak) of in stand P (automaat). Op een helling parkeren 2 Draai bij het parkeren op een oplopende helling de wielen van de trottoirband af, als de neus van de auto naar de top van helling wijst. 5500134s 1 Het parkeerrempedaal zit helemaal links N.B.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem Parkeerrem aanzetten Auto met handgeschakelde versnellingsbak N.B. Tijdens een noodstop bij snelheden hoger dan 10 km/h klinkt er gedurende de hele remmanoeuvre een geluidssignaal. Handmatig lossen Op een helling parkeren 03 5500133s Draai bij het parkeren op een oplopende helling de wielen van de trottoirband af, als de neus van de auto naar de top van helling wijst. Handgreep parkeerrem 1. Trap het rempedaal stevig in. 2. Druk op de handgreep.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem Auto met automatische versnellingsbak Auto met Keyless drive*-functie Handmatig lossen Los de parkeerrem handmatig door op de knop START/STOP te drukken, het rem- of koppelingspedaal te bedienen en aan de handgreep te trekken. 1. Steek de transpondersleutel in het contactslot. 2. Trap het rempedaal stevig in. 3. Trek aan de handgreep. Automatisch lossen 1. Start de motor. 2. Doe de veiligheidsgordel om. 3. Zet de keuzehendel in stand D of R en geef gas.
Menu- en meldingsfuncties ......................................................................94 Klimaatregeling ........................................................................................99 Audiosysteem ........................................................................................ 109 Boordcomputer ...................................................................................... 118 Kompas* .......................................................................................
COMFORT EN RIJPLEZIER 04
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties Middenconsole 1. Druk op MENU. Toetsenset op stuurwiel Sommige functies regelt u via het menusysteem vanaf de middenconsole of via de toetsenset op het stuurwiel. Welke functies dat zijn leest u in de verschillende onderdelen. 1 2. Ga naar Menu en druk op ENTER. 3. Ga naar Submenu en druk op ENTER. U kunt de navigatietoetsen gebruiken in de plaats van ENTER en EXIT bij het navigeren binnen de menustructuur.
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties Menu-overzicht Er bestaan verschillende hoofdmenu’s voor de telefoon en de geluidsbronnen. De volgende menu-opties maken deel uit van alle hoofdmenu’s: Hoofdmenu AM Audio-instellingen1 Autosleutelgeheugen Pos. stoelen en spiegels* Instellingen van de auto Spiegels in bij vegrend.* Instellingen CWS-systeem* Hoofdmenu CD Random Geluidspodium Uit Equalizer voor Map2 Equalizer achter Disc2 Autom. volumeregeling Enkele disc3 Reset audio-inst.
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties Hoofdmenu Bluetooth Laatste 10 gemiste opr. Hoofdmenu geïntegreerde telefoon Gesprekslijst Laatste 10 ink. opr. Laatste 10 gemiste opr. Laatste 10 gekozen nrs. Laatste 10 ink. opr. Telefoonboek Laatste 10 gekozen nrs. Zoeken Wis bellijst Kopiëren van mob. tel.
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties Instrumentenpaneel Menu-overzicht1 Melding Actieradius Gemiddeld Momentaan 1 2 Gem. snelheid 3 LDW-systeem 3603794s Actuele snelheid Informatiedisplay en bedieningstoetsen voor menufuncties READ – meldingenlijst openen en meldingen bevestigen. Duimwiel – menu-opties doorbladeren. RESET – geactiveerde functie op nul stellen. Wordt in bepaalde gevallen gebruikt om een functie te selecteren/activeren (zie de uitleg bij de verschillende functies).
04 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties Melding Betekenis Melding Betekenis Melding Betekenis Stop auto z.s.m. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade. Bezoek een erkende Volvowerkplaats. Tijd voor periodiek onderhoud Spaarstand Het audiosysteem is uitgeschakeld om stroom te besparen. Laad de accu bij. Motor afzetten Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade. Bezoek een erkende Volvowerkplaats.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Algemene informatie Airconditioning De auto is uitgerust met elektronische klimaatregeling (ECC, Electronic Climate Control). De klimaatregeling zorgt ervoor dat de lucht in het interieur wordt gekoeld, verwarmd of van vocht wordt ontdaan. N.B. U kunt de airconditioning uitschakelen. Voor optimaal klimaatcomfort in de passagiersruimte en om te voorkomen dat de ruiten beslaan, dient u de airconditioning echter altijd te laten aanstaan.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Doorluchtfunctie Bij warm weer kunt u de doorluchtfunctie gebruiken om alle zijruiten tegelijk korte tijd te openen en weer te sluiten en op die manier snel voor frisse lucht in de auto te zorgen (zie pagina 35). Interieurfilter 04 Alle lucht die de passagiersruimte binnenkomt wordt gereinigd door een filter. U moet het filter regelmatig vervangen. Raadpleeg het Serviceprogramma van Volvo voor het aanbevolen vervangingsinterval.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Luchtverdeling Blaasmonden in dashboard Blaasmonden in portierstijlen D A D C C C C D B 8704363s De binnenkomende lucht wordt verdeeld over 20 blaasmonden verspreid over het interieur. Open Open Dicht Dicht In de stand AUTO vindt de luchtverdeling geheel automatisch plaats.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 1 2 3 4 5 6 Het ventilatiesysteem bestaat uit ventilatoren in de zittingen en de rugleuningen die lucht door de bekleding heen aanzuigen. Naarmate de lucht in het interieur kouder is, neemt het koelingseffect toe. 7 De ventilatie wordt geregeld door ECC op basis van de temperatuur van de stoel, de ingestraalde warmte en de buitentemperatuur.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 8704369s 3603819s Achterbank U stelt de verwarming van de achterbank op dezelfde manier in als die van de voorstoelen. Zie pagina 94 voor een beschrijving van het menusysteem. Temperatuurregeling Automatisch 8704348s De functie regelt automatisch de temperatuur, de airconditioning, de ventilatorsnelheid, de recirculatie en de luchtverdeling. Als u een of meer handmatige functies selecteert, worden de overige functies nog steeds automatisch geregeld.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling 8704354s U gebruikt de ontwaseming om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen en te ontdooien. De ventilator draait dan op hoge snelheid en stuurt lucht naar de ruiten. Het lampje in de ontwasemingsknop brandt, wanneer de functie is ingeschakeld.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Toepassing Luchtverdeling Toepassing Lucht naar de ruiten. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmonden. De lucht wordt niet gerecirculeerd. De airconditioning is altijd ingeschakeld. Om snel te ontdooien en te ontwasemen. Lucht naar de vloer en de ruiten. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmonden in het dashboard. Om een comfortabel klimaat en een goede ontwaseming te verkrijgen bij koud weer.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Standverwarming op brandstof* 04 U kunt de standverwarming meteen inschakelen of vertraagd met behulp van de timerfunctie. Onder de uitschakeltijd wordt het tijdstip verstaan waarop de auto op de gewenste temperatuur is. De elektronica van de auto rekent aan de hand van de buitentemperatuur zelf uit wanneer de verwarming moet worden ingeschakeld. Bij een buitentemperatuur hoger dan 15 °C wordt de verwarming niet geactiveerd.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Bediening Klok/timer Als u de klok bijstelt worden de timerinstellingen gewist. Meteen in-/uitschakelen 2 3 8904102s 1 Knop READ Duimwiel Knop RESET Zie pagina voor meer informatie over het informatiedisplay en de knop READ zie pagina 97. 1. Gebruik het duimwiel om naar Directe start Standverw. te gaan. 2. Druk op de knop RESET om te kiezen uit AAN of UIT. Bij directe start zal de standverwarming 50 minuten lang geactiveerd blijven.
04 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Extra verwarming (diesel)* N.B. Bij gebruik van de extra verwarming is het volkomen normaal dat er rook uit de rechter wielkast komt. 1 2 3 Automatische stand of uitschakelen Bij korte ritten kan de extra verwarming worden uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt. 8904102s 04 Knop READ Duimwiel Knop RESET Bij koud weer is het mogelijk dat u de extra verwarming moet inschakelen om de passagiersruimte voldoende te verwarmen.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem Dolby Surround Pro Logic II en het symbool zijn handelsmerken van Dolby Laboratories Licensing Corporation. Het Dolby Surround Pro Logic II System is vervaardigd onder licentie van Dolby Laboratories Licensing Corporation. Transpondersleutel en contactslotstanden U kunt het audiosysteem 15 minuten achtereen beluisteren, wanneer er geen transpondersleutel in het contactslot steekt. N.B.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem Achterste bedieningspaneel met hoofdtelefoonaansluiting* Voor de beste geluidsweergave adviseren wij u een hoofdtelefoon te gebruiken met een impedantie van 16–32 ohm en een gevoeligheid van 102 dB of meer. 1 2 3 3905594s 4 Menufuncties en MY KEY Druk kort in om een track op een cd of een van de voorkeurzenders te selecteren. Druk dezelfde knop lang in om tracks op de cd versneld vooruit/achteruit te spoelen of automatisch radiozenders te zoeken.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem De volgende menufuncties kunt u onder MY KEY opslaan: Cd-speler/-wisselaar • • • • Random (cd-wisselaar) Nieuws TP Tekst disc 04 FM • • • • • Nieuws TP Radiotekst PTY zoeken PTY-tekst weergeven SIRIUS • Track vastleggen in trackgeheugen • Sneltoets zender • Tracks zoeken AUDIO-INSTELLINGEN • Geluidsinstellingen • Autom.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem Audiofuncties compensatieniveaus: laag, medium en hoog. Kies een niveau onder Audio-instellingen Autom. volumeregeling. Geluidssterkte externe geluidsbron Het is mogelijk een mp3-speler op de AUXingang aan te sluiten (zie pagina 109). 1 2 N.B. 04 4 3 G010266 5 Middenconsole, bedieningstoetsen voor audiofuncties Interne geluidsbronnen: AM, FM en CD Externe geluidsbron.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem 2. Leg de instelling vast met ENTER of annuleer uw keuze met EXIT. Positie in cd-wisselaar* kiezen Cd doorzoeken Soundstage1 Weergave starten (cd-speler) De geluidsweergave is dusdanig in te stellen dat deze optimaal is voor de bestuurder, voor de inzittenden voorin of voor de achterpassagiers. Kies een van de alternatieven onder Audio-instellingen Geluidspodium. Een eventuele muziek-cd in de speler wordt automatisch afgespeeld, wanneer u op CD drukt.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem structuur openen. U navigeert op dezelfde manier in de mapstructuur als in de menustructuur van het audiosysteem. Muziekbestanden worden aangeduid met het symbool en mappen met . Met een druk op ENTER gaat het afspelen van de muziekbestanden van start. 04 Wanneer een bepaald muziekbestand helemaal afgespeeld is, worden de overige bestanden in dezelfde map weergegeven. Nadat alle bestanden in een bepaalde map zijn afgespeeld, wordt er automatisch van map gewisseld.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem Radiofuncties Voorkeurzenders U kunt per frequentieband tien voorkeurzenders vastleggen. De FM-band heeft twee geheugenbanken met voorkeurzenders: FM1 en FM2. Alleen de radiozender die via de luidsprekers van de auto weergegeven wordt is, als voorkeurzender in te stellen. U kiest een voorkeurzender met de voorkeurtoetsen.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem • Zoeken op programmatype zoals zenders die verkeersinformatie of nieuws doorgeven. • Weergeven van informatieve tekst over het beluisterde radioprogramma. N.B. Sommige radiozenders maken geen gebruik van RDS of alleen in beperkte mate. 04 116 Als er een zender met het gewenste programmatype is aangetroffen, kan de radio vervolgens op deze zender overschakelen en de weergave van de actieve geluidsbron onderbreken.
04 Comfort en rijplezier Audiosysteem PTY zoeken Bij activering van deze functie wordt de gehele frequentieband doorzocht op uitzendingen van het gekozen programmatype. 1. Kies een PTY onder FM-instellingen PTY PTY selecteren. 2. Ga naar FM-instellingen PTY PTY zoeken. Als de radio een uitzending van een van de gekozen programmatypes vindt, verschijnt >| om te zoeken op het display. Druk op van de navigatietoets om verder te zoeken naar een andere uitzending van een van de gekozen programmatypes.
04 Comfort en rijplezier Boordcomputer Algemene informatie Functies N.B. 1 2 Als er een waarschuwingsmelding verschijnt terwijl de boordcomputer in gebruik is, moet u deze melding eerst bevestigen om naar de boordcomputerfunctie terug te keren. U bevestigt door op READ te drukken. 3 3603794s 04 Informatiedisplay en bedieningstoetsen READ – bevestigen. Duimwiel – menu’s en opties binnen de cruisecontrol-lijst doorbladeren. RESET – op nul stellen.
04 Comfort en rijplezier Kompas* Bediening totdat de melding CAL van het display verdwijnt om aan te geven dat de kalibratie afgerond is. Kalibreren Zone kiezen 9 6 8 10 7 9 8 Achteruitkijkspiegel met kompas. In de rechter bovenhoek van de achteruitkijkspiegel zit een display waarop wordt aangegeven in welke richting de voorkant van de auto wijst.
04 Comfort en rijplezier Stabiliteits- en tractieregelsysteem Het stabiliteits- en tractieregelsysteem (DSTC, Dynamic Stability and Traction Control) helpt de bestuurder voorkomen dat de wielen doorslippen en verbetert de tractie van de auto. 04 Het systeem stemt de aandrijfkracht en remkracht van elk van de wielen dusdanig af dat ze niet doorslippen. Dit verhoogt de bestuurbaarheid en daarmee ook de veiligheid bij snelle uitwijkmanoeuvres bijvoorbeeld.
04 Comfort en rijplezier Rijeigenschappen aanpassen Actief chassis (FOUR-C)* Het actieve chassissysteem FOUR-C (Continuously Controlled Chassis Concept) stemt de eigenschappen van de schokdempers af op de gewenste rijeigenschappen van de auto. U hebt de keuze uit drie standen: Comfort, Sport en Advanced. De bewegingen van de schokdempers zijn geoptimaliseerd voor maximale grip en minimale overhelling in bochten.
04 Comfort en rijplezier Cruisecontrol* Bediening N.B. Bij snelheden lager dan 30 km/h is het niet mogelijk de cruisecontrol in te schakelen. 1 2 Ingestelde snelheid verhogen/verlagen 5 3 4 ___ 0 1 2700812s 04 In de actieve stand kunt u de snelheid verhogen of verlagen door de knop of korte of lang in te drukken. Display en bedieningstoetsen Een tijdelijke verhoging van de snelheid met het gaspedaal (zoals bij het inhalen) is niet van invloed op de instelling van de cruisecontrol.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* De adaptieve cruisecontrol (Adaptive Cruise Control, ACC) vormt een hulpmiddel om u te ontlasten bij lange ritten op rechte weggedeelten met een gelijkmatige verkeersstroom zoals op snelwegen en provinciale wegen. Laat het onderhoud van de onderdelen van de adaptieve cruisecontrol over aan een erkende Volvo-werkplaats.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* voor u registreert, wordt alleen de ingestelde snelheid aangehouden. Dit gebeurt ook als de snelheid van het voertuig voor u de ingestelde snelheid van de adaptieve cruisecontrol overschrijdt. 04 De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar de snelheid zo weinig mogelijk aan te passen. In situaties waarin krachtig moet worden geremd, dient u dan ook zelf te remmen.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* rijstrook rijden, kunnen onopgemerkt blijven. In bochten kan de radarsensor op het verkeerde voertuig reageren of een eerder opgemerkt voertuig uit het zicht verliezen. N.B. Houd het gebied voor de radarsensor schoon. • als de snelheid van het voertuig voor u te veel afwijkt van dat van uw eigen auto. De radarsensor heeft een beperkt bereik.
04 Comfort en rijplezier Adaptieve cruisecontrol* Tijdsafstand instellen 04 U kunt de ingestelde tijdsafstand tot het voertuig voor u vergroten met en verkleinen met . De actuele tijdsafstand blijft na wijziging korte tijd op het display staan. U hebt de keuze uit vijf verschillende tijdsafstanden. Bij de langere tijdsafstanden verloopt de snelheidsregeling soepeler. Het wordt geadviseerd de tijdsafstanden drie tot vijf aan te houden.
04 Comfort en rijplezier Anti-botsingsysteem met remassistentie* (CWS-systeem) Het anti-botsingsysteem (CWS, Collision Warning with brake Support) is een hulpmiddel dat bestemd is om u te waarschuwen wanneer het gevaar bestaat dat u op een voertuig voor u botst. De remassistentie beperkt de snelheid van de impact. Laat het onderhoud van de onderdelen van het anti-botsingsysteem over aan een erkende Volvo-werkplaats.
04 Comfort en rijplezier Anti-botsingsysteem met remassistentie* (CWS-systeem) snelheid bedient, wordt het maximale remvermogen geleverd ook al trapt u het pedaal niet zo ver in. Het anti-botsingsysteem is actief bij snelheden tussen 7 km/h en 180 km/h. Beperkingen 04 Het visuele waarschuwingssignaal is soms moeilijk te ontdekken in de felle zon of bij het gebruik van een zonnebril. Activeer in dergelijke omstandigheden daarom altijd het waarschuwingsgeluid. die van de adaptieve cruisecontrol.
04 Comfort en rijplezier Anti-botsingsysteem met remassistentie* (CWS-systeem) knop geeft aan dat de waarschuwingssignalen geactiveerd zijn. Bij het starten van de auto worden het waarschuwingsgeluid en het waarschuwingslampje automatisch geactiveerd. U kunt de automatische activering opheffen onder Instellingen van de auto Instellingen CWSsysteem Aan bij starten. U kunt het waarschuwingsgeluid apart activeren/deactiveren onder Instellingen van de auto Instellingen CWS-systeem Waarschuwingsgeluid. N.B.
04 Comfort en rijplezier Parkeerhulp* WAARSCHUWING 04 Hoewel de parkeerhulp handig is bij het parkeren, bent u nog altijd schadeplichtig bij eventuele fouten. Wanneer er obstakels in de dode hoeken van de sensoren zitten, zal het systeem ze niet kunnen ontdekken. Houd kinderen en dieren in de buurt van de auto in de gaten. Functie1 Het systeem wordt bij het starten van de motor automatisch geactiveerd. Het lampje in de knop op het schakelaarpaneel gaat branden.
04 Comfort en rijplezier Parkeerhulp* Het is niet mogelijk de parkeerhulp te combineren met verstralers, omdat de sensoren op de verstralers reageren. Activeren/deactiveren Sensoren schoonmaken Aanduiding voor systeemstoringen Als het informatiesymbool continu brandt en Park Assist Service vereist op het informatiedisplay verschijnt, is de parkeerhulp defect. U kunt de parkeerhulp uitschakelen met de knop op het schakelaarpaneel, waarna het lampje in de knop dooft.
04 Comfort en rijplezier BLIS*, Blind Spot Information System Algemene informatie WAARSCHUWING Het systeem vormt een aanvulling op – geen vervanging voor – een veilige rijstijl en het gebruik van de buitenspiegels. De bestuurder moet altijd oplettend en verantwoord blijven rijden. De bestuurder is er altijd verantwoordelijk voor dat er op een veilige manier van rijstrook wordt gewisseld.
04 Comfort en rijplezier BLIS*, Blind Spot Information System Het systeem werkt alleen bij snelheden hoger dan 10 km/h. Inhalen Het systeem reageert als: • het snelheidsverschil tussen u en het ingehaalde voertuig kleiner is dan 10 km/h; • het snelheidsverschil tussen u en het inhalende voertuig kleiner is dan 70 km/h. WAARSCHUWING BLIS werkt niet in scherpe bochten. BLIS werkt niet wanneer u achteruitrijdt.
04 Comfort en rijplezier BLIS*, Blind Spot Information System Systeemmeldingen BLIS Displaymelding 04 134 Systeemstatus BLIS Service vereist Het BLIS werkt niet. Neem contact op met een erkende Volvowerkplaats. BLIS-camera afgedekt De BLIS-camera is afgedekt. Maak de cameralenzen schoon.
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort Opbergmogelijkheden 1 2 3 04 4 7 6 5 8505323s 8 135
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort Opbergvak in portierpaneel Middenconsole Dashboardkastje Opbergzak aan de voorkant van de voorstoelzitting Parkeerkaarthouder A 1 B 2 Dashboardkastje Opbergvakken, bekerhouder Kledinghaak Bekerhouder in armsteun, achterin Opbergvak Kledinghaak De kledinghaak is alleen bestemd voor niet al te zware kledingsstukken. Opbergvak (voor bijvoorbeeld cd’s) en AUX-ingang onder de armsteun.
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort Make-upspiegel 12V-aansluiting telefoon of koelbox. U kunt maximaal 10 A via de aansluiting afnemen. Het contactslot moet ten minste in stand I staan, anders geeft de aansluiting geen stroom (zie pagina 59). WAARSCHUWING 3501887s 3100219s Laat de plug altijd in de aansluiting zitten als u deze niet gebruikt. Het lampje gaat automatisch aan, wanneer u het klepje optilt. 12V-aansluiting in middenconsole, voorin. . 3100218s Make-upspiegel met verlichting.
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort EHBO-set* Elektrische aansluiting in kofferbak* 04 3603814s De set ligt in de kofferbak. De tas is voorzien van klittenband zodat u deze aan de wand van de kofferbak kunt bevestigen. Open het klepje om bij de elektrische aansluiting te komen. De aansluiting werkt onafhankelijk van de stand van het contactslot. Gebruik de elektrische aansluiting alleen wanneer de motor loopt, om uitputting van de accu te voorkomen.
04 Comfort en rijplezier Interieurcomfort Koelkast* Glazen* Kofferbakmat* 04 De koelkast is weggewerkt achter de neerklapbare armsteun op de achterbank. De koelkast wordt in- en uitgeschakeld met het starten en afzetten van de motor. De koelkast werkt ook in contactslotstand II. De koelkast heeft een inhoud van 11,5 liter. WAARSCHUWING Draai de flessen goed dicht voordat u ze in het koelkast bewaart en zorg dat de koelkastdeurtje dicht blijft tijdens het rijden.
04 Comfort en rijplezier Bluetooth handsfree* Algemene informatie N.B. Niet alle mobiele telefoons zijn volledig compatibel met de handsfree-functie van het audiosysteem. Voor informatie over de telefoons die compatibel zijn kunt u terecht bij de Volvo-dealer en www.volvocars.com.
04 Comfort en rijplezier Bluetooth handsfree* Beknopte bedieningsinstructies U regelt de menufuncties vanaf de middenconsole of via de toetsenset op het stuurwiel. Zie pagina 94 voor algemene informatie over de menufuncties. Activeren/deactiveren Wanneer u kort op PHONE drukt, activeert u de handsfree-functie. De melding TELEFOON boven aan het display geeft aan dat het systeem in de telefoonstand staat. Het symbool geeft aan dat de handsfreefunctie actief is.
04 Comfort en rijplezier Bluetooth handsfree* Gespreksfuncties Inkomende gesprekken U neemt een gesprek aan met ENTER, ook al staat het audiosysteem in bijvoorbeeld de stand CD of FM. Met EXIT kunt u een gesprek weigeren of beëindigen. Automatisch beantwoorden 04 Met de functie Automatisch antwoord is het mogelijk gesprekken automatisch te beantwoorden. Activeer/deactiveer de functie onder Telefooninstellingen Gespreksopties Automatisch antwoord.
04 Comfort en rijplezier Bluetooth handsfree* N.B. Ook bij gebruik van een van de ingebouwde beltonen van het handsfree-systeem, zijn de beltonen van de aangesloten mobiele telefoon nog altijd hoorbaar. Ga om de beltonen van de aangesloten telefoon te gebruiken1 naar Telefooninstellingen Geluiden en volume Belsignalen Gebruik signaal mob. tel. Meer informatie over registratie en aansluiting Er kunnen maximale vijf mobiele telefoons worden geregistreerd.
04 Comfort en rijplezier Bluetooth handsfree* die beginnen met de eerste letter van de ingedrukte toets. Het telefoonboek is eveneens te bereiken met / van de navigatietoets of met / van de toetsenset op het stuurwiel. U een zoekopdracht tevens starten vanuit het zoekmenu van het telefoonboek onder Telefoonboek Zoek: 04 1. Voer de eerste letter in van het contact dat u zoekt en druk op ENTER of druk meteen op ENTER. 2. Ga naar het contact van uw keuze en druk op ENTER om het bijbehorende nummer te bellen.
04 Comfort en rijplezier Geïntegreerde telefoon* Algemene informatie 5 3 3 4 4 5 G010540 3905635s 2 1 Systeemoverzicht Microfoon Simkaartlezer Beknopte bedieningsinstructies Gespreksfuncties Simkaart Bellen Het telefoonsysteem is alleen te gebruiken in combinatie met een geldige simkaart (Subscriber Identity Module). Zie pagina 149 voor het aanbrengen ervan. Ook zonder een simkaart is het mogelijk het alarmnummer te bellen. 1. Schakel de telefoon in. 2.
04 Comfort en rijplezier Geïntegreerde telefoon* 04 Wisselgesprek Tijdens lopende gesprekken Ruggespraakstand Deze functie maakt het mogelijk om tijdens een lopend gesprek een nieuw gesprek aan te nemen. U kunt het nieuwe gesprek op de gebruikelijke manier aannemen waarbij het lopende gesprek in de wacht gezet wordt. Activeer/deactiveer deze functie onder Telefooninstellingen Gespreksopties Wisselgesprek. Druk tijdens een gesprek op MENU of op ENTER om het gespreksmenu te openen.
04 Comfort en rijplezier Geïntegreerde telefoon* Audio-instellingen Telefoonboek Gespreksvolume Contactgegevens kunnen op de simkaart of in het telefoongeheugen worden vastgelegd. De telefoon maakt gebruik van de luidsprekers in de voorportieren. U kunt het gespreksvolume bijregelen, wanneer de tekst TELEFOON boven aan het display staat. Maak gebruik van de toetsenset op het stuurwiel of van VOLUME. Volume audiosysteem Zie pagina 147. Signalen en volume Contacten vastleggen in telefoonboek 1.
04 Comfort en rijplezier Geïntegreerde telefoon* Overige functies en instellingen IDIS IDIS (Intelligent Drive Information System) kan in veeleisende rijsituaties de beltonen van inkomende telefoongesprekken pas na enige vertraging doorgeven of helemaal onderdrukken. Op die manier kunt u de aandacht bij het verkeer houden. IDIS is uit te schakelen onder Telefooninstellingen IDIS. 04 Berichten lezen 1. Ga naar Berichten Lezen en druk op ENTER. 2. Ga naar het bericht van uw keuze en druk op ENTER. 3.
04 Comfort en rijplezier Geïntegreerde telefoon* Simkaart aanbrengen 1 3905628s beveiligingsniveau. De telefoon onthoudt de pincode dan en voert deze bij het inschakelen van de telefoon automatisch in. Bij gebruik van de simkaart in een andere telefoon, moet de code echter wel handmatig worden ingevoerd. De optie Uit staat voor het laagste beveiligingsniveau. De simkaart is dan helemaal zonder code te gebruiken.
Rijadviezen ............................................................................................. 152 Tanken .................................................................................................... 155 Brandstof ............................................................................................... 156 Lading vervoeren .................................................................................... 158 Rijden met een aanhanger .................................................
TIJDENS HET RIJDEN 05
05 Tijdens het rijden Rijadviezen Algemene informatie Doorwaaddiepte Zuinig rijden U kunt met de auto door waterpartijen van maximaal 25 cm diep rijden met een maximumsnelheid van 10 km/h. Wees extra voorzichtig bij het doorwaden van stromend water. Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt op de verkeerssituatie. • Laat de motor zo snel mogelijk op bedrijfstemperatuur komen.
05 Tijdens het rijden Rijadviezen hebt. Doe alle ruiten dicht, stuur de lucht naar de voorruit en de vloer en laat de ventilator op de hoogste snelheid draaien. WAARSCHUWING Rijd niet met een geopend kofferdeksel. Er kunnen giftige uitlaatgassen via de kofferbak de passagiersruimte in worden gezogen. Accu niet overmatig belasten De elektrische functies van de auto belasten de accu in verschillende mate. Laat het contactslot niet te lang achtereen in stand II staan, wanneer u de motor hebt afgezet.
05 Tijdens het rijden Rijadviezen Voor optimale grip bij gevaar voor sneeuw of ijs adviseert Volvo u om de auto rondom van winterbanden te voorzien. N.B. In sommige landen is het gebruik van winterbanden verplicht. Banden met spikes zijn niet in alle landen toegestaan.
05 Tijdens het rijden Tanken Tanken Tankdop open-/dichtdraaien op het informatiedisplay al aan- Sluit de klep door deze dusdanig in te drukken dat u een klik hoort. 2303554s 3603844s De klep kan niet worden geopend wanneer de motor loopt. Open de klep met de knop op het verlichtingspaneel. De tankvulklep zit in het rechter achterspatbord, zoals de pijl in het 2303544s WARNING! ACHTUNG! AVERTISSEMENT! Tankvulklep openen/sluiten symbool geeft.
05 Tijdens het rijden Brandstof Algemene informatie Dieselolie Gebruik geen brandstof met een slechtere kwaliteit dan Volvo adviseert, omdat dit een nadelige invloed kan hebben op het motorvermogen en het brandstofverbruik. De dieselolie moet voldoen aan de norm NEN-EN 590 of JIS K2204. Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreinigingen zoals een te hoog gehalte aan zwaveldeeltjes. Maak alleen gebruik van dieselolie van gerenommeerde oliemaatschappijen.
05 Tijdens het rijden Brandstof garantieboekje staan aangegeven. Ook wanneer u vermoedt dat er vervuilde brandstof is gebruikt, moet u het brandstoffilter aftappen. BELANGRIJK Sommige speciale toevoegingen verwijderen het verzamelde vocht uit het brandstoffilter. Benzine De benzine moet voldoen aan de norm NEN-EN 228. De meeste motoren lopen op benzine met een octaangetal van 95 en 98 RON. Gebruik benzine met een octaangetal van 91 RON alleen bij wijze van hoge uitzondering.
05 Tijdens het rijden Lading vervoeren Het laadvermogen is afhankelijk van wat er op de auto gemonteerd is, zoals een trekhaak, lasdragers of een skibox. Het laadvermogen van de auto moet tevens worden verminderd met het gewicht van het aantal inzittenden. WAARSCHUWING Afhankelijk van de belading van de auto en het zwaartepunt van de lading treden er wijzigingen in de rijeigenschappen op. • Dek scherpe randen met iets zachts af om de bekleding te beschermen.
05 Tijdens het rijden Lading vervoeren Houder voor boodschappentassen* Doorsteekluik Ruggedeelte achterbank omklappen U kunt het luikje in het ruggedeelte openen om lange en smalle voorwerpen te vervoeren. De houder voor boodschappentassen houdt tassen op hun plek. 1. Open het luik dat deel uitmaakt van de vloer in de kofferbak. 2. Zet de boodschappentassen vast. De ruggedeelten van de achterbank kunnen, allebei of ieder apart, worden omgeklapt om lange voorwerpen gemakkelijker te kunnen vervoeren. 1.
05 Tijdens het rijden Lading vervoeren WAARSCHUWING 3 8505329s Zet de motor af en activeer de parkeerrem bij het in- en uitladen. Het gevaar is anders aanwezig dat u met de bagage tegen de versnellingspook/keuzehendel aankomt en de auto daarmee in beweging zet. Klap het rechter ruggedeelte naar voren toe om. 05 Het luik zit niet met scharnieren in het ruggedeelte vast, maar is in zijn geheel te verwijderen.
05 Tijdens het rijden Lading vervoeren Lading op het dak Lastdragers gebruiken Gevarendriehoek De gevarendriehoek is met twee clips aan de binnenkant van het kofferdeksel bevestigd. 1 Haal de houder met de gevarendriehoek los door de twee kliksluitingen naar buiten te trekken. Om schade aan de auto te voorkomen en voor maximale veiligheid tijdens het rijden, wordt u geadviseerd de lastdragers te gebruiken die door Volvo ontwikkeld zijn.
05 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Algemene informatie Als de trekhaak door Volvo is gemonteerd, wordt de auto compleet aangeleverd met de benodigde randuitrusting voor het gebruik van een aanhanger. 05 162 • De trekhaak van de auto moet van een goedgekeurd type zijn. • Bij montage achteraf moet u contact opnemen met uw Volvo-dealer om te controleren of uw auto van de nodige uitrusting is voorzien om met een aanhanger te kunnen rijden.
05 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Steile hellingen • Kies bij het omhoog rijden op steile hellingen of in langzaam rijdend verkeer de juiste handmatige lage versnellingsstand. Zo voorkomt u dat de versnellingsbak opschakelt en houdt u de versnellingsbakolie koel. • Schakel geen hogere, handmatige versnelling in dan de motor “aankan”. Rijden in hoge versnellingen is niet altijd zuinig. • Vermijd hellingen met een percentage van meer dan 15% bij het gebruik van een aanhanger.
05 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Specificaties Belangrijke controlepunten • U moet de kogel regelmatig schoonmaken en met vet insmeren. 2 N.B. 8601532s 8601534s Wanneer u een trekhaak met trillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel niet te worden ingevet. 1 Afmetingen voor bevestigingspunten 05 (mm) 8 4 1127 951 855 428 112 360 Langsligger 3 7 164 5 6 8601533s Middelpunt kogel 1 Bij auto’s met Nivomat geldt een maat van 97 mm.
05 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Kogelsegment aanbrengen 2 8904095s 8904091s Verwijder de beschermkap. 5 8904093s 3 1 Het controlevenster moet groen van kleur zijn. Het controlevenster moet rood van kleur zijn. 6 4 Controleer of het mechanisme in de ontgrendelde stand staat door de sleutel rechtsom te draaien. Breng het kogelsegment aan en duw het naar binnen totdat u een klik hoort. 8904096s 8904094s 8904092s 05 Draai de sleutel linksom naar de vergrendelde stand.
05 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger 8904103s 7 Controleer of het kogelsegment vastzit door het stevig omhoog, omlaag en naar achteren te bewegen. Als het kogelsegment niet goed zit, moet u het verwijderen en het opnieuw monteren zoals eerder werd beschreven. 05 8904097s 8 De veiligheidskabel van de aanhanger moet aan de bevestiging van de trekhaak worden vastgemaakt.
05 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Kogelsegment verwijderen 8904098s 8904100s 3 1 Draai de vergrendelingsknop volledig omlaag totdat deze niet verder kan. Houd de knop in deze stand vast terwijl u het kogelsegment schuin naar achteren toe omhoogtrekt. Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom in de ontgrendelde stand. 2 05 4 8904099s 1 2 8904101s Druk de vergrendelingsknop in en draai deze linksom totdat u een klik hoort. Duw de beschermkap erop.
05 Tijdens het rijden Slepen Algemene informatie Probeer de motor nooit aan te slepen. Gebruik een hulpaccu als de accu leeg is en de motor niet wil starten. BELANGRIJK De katalysator kan beschadigd raken als u de auto probeert aan te slepen. Automatische versnellingsbak Zet de keuzehendel in stand N. BELANGRIJK 05 De snelheidslimiet voor het wegslepen van een auto met automatische versnellingsbak is 80 km/h. U mag de auto over een afstand van maximaal 80 km verslepen.
05 Tijdens het rijden Slepen Sleepoog monteren 8601528s 1 2 8601529s 05 Neem het sleepoog erbij dat onder het vloerluik in de kofferbak ligt. Maak de onderkant van de afdekking in de bumper los met een schroevendraaier of een muntstuk. Schroef het sleepoog stevig tot aan de flens vast. Gebruik de wielsleutel om het sleepoog vast te draaien.
Motorruimte ........................................................................................... 172 Gloeilampen ........................................................................................... 177 Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof ................................................ 184 Accu ....................................................................................................... 186 Zekeringen ...............................................................................
ONDERHOUD EN SPECIFICATIES 06
06 Onderhoud en specificaties Motorruimte Serviceprogramma van Volvo Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil te houden, dient u de voorschriften van het Serviceprogramma van Volvo op te volgen zoals die omschreven staan in het Service- en garantieboekje van Volvo. Laat service- en reparatiewerkzaamheden door een erkende Volvo-werkplaats uitvoeren.
06 Onderhoud en specificaties Motorruimte Motorruimte, overzicht WAARSCHUWING 6 7 2 8 3 9 4 10 Het ontstekingssysteem werkt zeer hoge spanningen op. De spanning van het ontstekingssysteem is levensgevaarlijk. Zet het contactslot daarom altijd in stand 0 bij werkzaamheden in de motorruimte. Raak bougies of bobine niet aan, wanneer het contactslot in stand II staat of als de motor warm is.
06 Onderhoud en specificaties Motorruimte BELANGRIJK Gebruik voor het bijvullen van olie een oliesoort van dezelfde kwaliteit en met dezelfde viscositeit (zie pagina 218). Benzinemotor MIN 174 MAX 2200327s 06 Volvo hanteert uiteenlopende systemen om te waarschuwen voor een laag oliepeil of een lage oliedruk. Bij de modellen die zijn voorzien van een oliedruksensor wordt gebruik gemaakt van een waarschuwingslampje voor de oliedruk.
06 Onderhoud en specificaties Motorruimte 15 minuten zodat de olie weer kan teruglopen in het oliecarter. Zie pagina 219 voor de bij te vullen hoeveelheid. Koelvloeistof BELANGRIJK Het is uitermate belangrijk dat u een koelvloeistof met roestwerende eigenschappen gebruikt volgens de aanbevelingen van Volvo. Een nieuwe auto is voorzien van koelvloeistof die bestand is tegen temperaturen tot ca. –35 °C.
06 Onderhoud en specificaties Motorruimte Peil controleren De rem- en koppelingsvloeistof zitten in hetzelfde reservoir. De vloeistof moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan die aan de buitenkant van het reservoir zichtbaar zijn. Controleer het peil regelmatig. 1 Max Min 2 06 WAARSCHUWING Als het remvloeistofpeil lager is dan het MIN-streepje van het remvloeistofreservoir, dient u niet verder te rijden met de auto voordat er remvloeistof is bijgevuld.
06 Onderhoud en specificaties Gloeilampen Algemene informatie Lamphuis voorzijde Koplamphuis verwijderen 1. Schakel het contact uit door kort op de knop START/STOP te drukken en de transpondersleutel uit te nemen. 2. Trek de borgpennen van het lamphuis omhoog. Op pagina 183 staan alle gloeilampen van de auto vermeld.
06 Onderhoud en specificaties Gloeilampen N.B. Zie pagina 177 alvorens een gloeilamp te vervangen. 06 178 1. Open de borgklem door deze omhoog/naar buiten te duwen. 2. Duw de clips op de afdekking omlaag en verwijder de afdekking. Plaats de afdekking in omgekeerde volgorde terug. 1. Haal het koplamphuis los. 2. Verwijder de afdekking. 3. Haal de gloeilamp los door de houder omlaag te duwen. 4. Koppel de connector van de lamp los. 5. Breng de nieuwe gloeilamp in de lamphouder aan zodat deze vastklikt.
06 Onderhoud en specificaties Gloeilampen 1. Haal het koplamphuis los. 2. Verwijder de afdekking. 3. Haal de gloeilamp los door de houder omlaag te duwen. 4. Koppel de connector van de lamp los. 5. Breng de nieuwe gloeilamp in de lamphouder aan zodat deze vastklikt. U kunt hem slechts op één manier terugplaatsen. Plaats de onderdelen in omgekeerde volgorde terug. 3501872s Richtingaanwijzers/knipperlichten 3501879s Stadslichten/parkeerlichten vóór 3501897s Verstralers, Active Bi-Xenon en Bi-Xenon* 1.
06 Onderhoud en specificaties Gloeilampen N.B. Zie pagina 177 alvorens een gloeilamp te vervangen. 06 180 1. Haal het koplamphuis los. 2. Verwijder de kleine, ronde afdekking. 3. Trek aan de kabel om de lamphouder tevoorschijn te halen. 4. Trek de kapotte gloeilamp los en breng de nieuwe aan. U kunt hem slechts op één manier terugplaatsen. 5. Breng de lampvoet in de lamphouder aan en duw de lamp aan totdat u een klik hoort. 6. Plaats de afdekking terug.
06 Onderhoud en specificaties Gloeilampen Positie gloeilampen achterlamphuis Kentekenplaatverlichting 1 6 2 3 5 4 Lampglas, rechterzijde Achterlicht/parkeerlicht (led) Lamphouder achterlamphuis Richtingaanwijzer Richtingaanwijzer Remlicht Zijmarkeringslicht, SML (led) Mistachterlicht (een zijde) Remlichten Achteruitrijlicht Mistachterlicht (een zijde) 3501910s 4 3501894s 5 2 G015418 6 1. Draai de boutjes los met een schroevendraaier. 2.
06 Onderhoud en specificaties Gloeilampen Instapverlichting Kofferbakverlichting Verlichting make-upspiegel N.B. Zie pagina 177 alvorens een gloeilamp te vervangen. 06 1. Steek een schroevendraaier achter de korte kant van de lens die naar de middenconsole wijst en verdraai de schroevendraaier iets, zodat de lens loskomt (geldt voor beide lampjes). 2. Draai voorzichtig totdat de lens loskomt. 3. Vervang de gloeilamp. 1.
06 Onderhoud en specificaties Gloeilampen Specificatie gloeilampen Verlichting Vermogen/ spanning (W/V) Type/ lampvoet Bi-Xenon, groot licht en dimlicht 35/12 D1S/ PK32d-2 Verstralers, Bi-Xenon 55/12 H7 LL/ PX26d Dimlicht, halogeen 55/12 H7 LL/ PX26d Groot licht, halogeen 65/12 H9/PGJ195 Remlichten 21/12 P21W LL/ BA15s Achteruitrijlichten 21/12 P21W LL/ BA15s Mistachterlicht 21/12 Richtingaanwijzers achterzijde (oranje) 21/12 P21W LL/ BA15s PY21W LL/ BAU15s Verlichting Vermogen/
06 Onderhoud en specificaties Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof Wisserbladen Servicestand Haal de wisserarm van de ruit af. Druk op de knop die op de wisserbladhouder zit en trek het wisserblad evenwijdig aan de wisserarm los. Wisserbladen vervangen 1 Om de wisserbladen te kunnen vervangen of schoonmaken moet u ze eerst in de servicestand zetten. 3603785s Controleer of het blad goed vastzit. 2 03786s 1. Zet het contact in stand 0 maar laat de transpondersleutel in het contactslot zitten. 2.
06 Onderhoud en specificaties Wisserbladen en ruitensproeiervloeistof Vulopening voor ruitensproeiervloeistof N.B. De wisserbladen zijn niet allebei even lang. Het blad aan de bestuurderszijde is langer dan dat aan de passagierszijde. Reinig de wisserbladen met een lauwe zeepoplossing of autoshampoo. 3603783s 3603784s Schoonmaken De sproeiers van de voorruit en de koplampen staan in verbinding met hetzelfde vloeistofreservoir.
06 Onderhoud en specificaties Accu Waarschuwingssymbolen op de accu Draag een veiligheidsbril. Bewaar accu’s buiten het bereik van kinderen. Vermijd vonken en open vuur. Lees het instructieboekje. i Bevat een bijtend zuur. 06 Explosiegevaar N.B. Zamel afgedankte accu’s op een milieuvriendelijke wijze in, aangezien ze lood bevatten. 186 Gebruik • Controleer of de accukabels op de juiste manier zijn aangesloten en stevig vastzitten. • Koppel de accu nooit los, wanneer de motor draait.
06 Onderhoud en specificaties Accu Vervangen Koppel de zwarte minkabel 4 Verwijderen los. Kop- 2 pel de rode pluskabel los, koppel de ontluchtingsslang van de accu los en draai het boutje los waarmee de accus- 1 4 teun 1 3 vastzit. 0223s Haal de accu opzij en til deze op. 0220s 5 2 2 0225s 1 0221s Schakel het contact uit en wacht 5 minuten. 3 Haal de clips op de voorste dekplaat los en verwijder de dekplaat. 06 Haal de rubber strip los om de achterste afdekking bloot te leggen.
06 Onderhoud en specificaties Accu Onderhoud Aanbrengen BELANGRIJK 1. Laat de accu in de accubak zakken. Vul niet meer olie bij dan tot aan het merkje . 3100224s 3100217s A 188 BELANGRIJK Gebruik altijd gedestilleerd of gedeïoniseerd water (accuwater). A 3100229s 06 2. Duw de accu naar binnen en gelijktijdig opzij totdat de accu tegen de achterkant van de accubak aankomt. 3. Schroef de accu vast met het boutje in de steun. 4. Sluit de ontluchtingsslang aan. 5. Sluit de rode pluskabel aan. 6.
06 Onderhoud en specificaties Zekeringen Om te voorkomen dat het elektrisch systeem van de auto beschadigd raakt door kortsluiting of overbelasting, zijn alle verschillende elektrische functies en componenten door een aantal zekeringen beschermd. Als een van de elektrische onderdelen of functies niet werkt, is het mogelijk dat de bijbehorende zekering overbelast werd en daardoor gesmolten is. Als dezelfde zekering herhaaldelijk doorbrandt, betekent dit dat het bijbehorende onderdeel een storing vertoont.
06 Onderhoud en specificaties Zekeringen Motorruimte Posities 1 1 2 4 39 36 5 40 37 6 41 38 3703833d 3703824s 3 34 32 30 35 33 31 7 1 06 20 15 Deze zekeringen zitten allemaal in het zekeringenkastje in de motorruimte. De zekeringen in zitten onder . 16 2 G010503 27 190 42 43 2 Aan de binnenkant van het deksel zit een speciale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelijker kunt verwijderen en aanbrengen.
06 Onderhoud en specificaties Zekeringen Functie A Functie A 10 Hoofdzekering RJBB KL30 60 Verlichtingspaneel 5 Hoofdzekering RJBD KL30 50 Koplampsproeiers 15 EVAP, Lambdasonde, Inspuiting (benzine/diesel) Waterpomp (V8) Verwarming carterventilatie (5cil. benzine) Verwarming dieselfilter (5-cil. diesel) Lekkagediagnose* 15/10 60 Regeleenheid motor, transmissie.
06 Onderhoud en specificaties Zekeringen Onder dashboardkastje Posities 1 Functie A Schuifdak* 20 Achteruitrijlichten. 7,5 Reservepositie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 3501898s 3501899s Klap de interieurbekleding opzij die het zekeringenkastje afdekt. Druk op de vergrendeling van het deksel en klap het naar boven toe open. Daarmee hebt u toegang gekregen tot de zekeringen. 15 Adaptieve cruisecontrol ACC* 10 Plafondverlichting.
06 Onderhoud en specificaties Zekeringen Kofferbak Posities D A B Module A (zwart). Functie A Bedieningspaneel bestuurdersportier Bedieningspaneel passagiersportier Bedieningspaneel achterportier links Bedieningspaneel achterportier rechts Reservepositie 25 12V-aansluiting, koelkast* 15 Elektrisch verwarmde achterruit 30 25 25 25 Reservepositie 4 3 8 7 2 6 1 5 12 10 9 11 Het kastje zit achter de bekleding aan de linkerzijde.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Algemene informatie N.B. Banden zijn van grote invloed op de rijeigenschappen van de auto. Zowel het type, de maat, de bandenspanning als de snelheidsaanduiding zijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto. Verwijderen Houd de aanbevolen bandenspanning aan die in de bandenspanningstabel staat (zie pagina 208). 7700602s Draairichting Let erop dat de banden op beide assen van hetzelfde type zijn, dezelfde afmeting hebben en van hetzelfde merk zijn.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden 3. Plaats wielblokken voor en achter de wielen die op de grond blijven staan. Gebruik daarvoor grote houten blokken of grote stenen. Aanbrengen N.B. 1. Reinig de contactvlakken op het wiel en de naaf. 2. Breng het wiel aan. Breng de wielbouten aan. 3. Breng de auto zo ver omlaag dat het wiel niet meer ongehinderd kan draaien. WAARSCHUWING Kruip nooit onder de auto als deze op de krik staat.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Onderhoud van banden Leeftijd van de banden Alle banden die ouder zijn dan zes jaar moet u door een vakman laten controleren, ook al zien ze er intact uit. Dit omdat het materiaal waarvan banden gemaakt zijn ook veroudert en afgebroken wordt, als banden zelden of nooit worden gebruikt. Daarbij kan de werking van de band worden aangetast. Dit geldt ook voor reservebanden, winterbanden en banden die u voor toekomstig gebruik hebt opgeslagen.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Velgen en wielbouten BELANGRIJK Haal de wielbouten aan met 140 Nm. Als u ze te strak aanhaalt, kan de boutverbinding beschadigd raken. Gebruik alleen velgen die getest en goedgekeurd zijn door Volvo en deel uitmaken van de originele accessoires van Volvo. Controleer het aanhaalmoment met een momentsleutel. Winterbanden Sneeuwkettingen gebruiken Volvo raadt winterbanden met bepaalde afmetingen aan. Deze staan in een bandenspanningstabel (zie pagina 207).
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Gereedschap Reservewiel* Reservewiel erbij nemen Het compacte reservewiel (Temporary Spare) is alleen bestemd voor tijdelijk gebruik. Vervang het zo spoedig mogelijk door een normaal wiel. Het rijgedrag van de auto kan zich wijzigen bij het gebruik van een compact reservewiel. In de bandenspanningstabel (zie pagina 208) staat de juiste bandenspanning voor het reservewiel. 1. Pak de vloermat aan de achterzijde beet en klap deze naar voren toe op. 2.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Algemene informatie De bandenreparatieset wordt gebruikt om een lek te dichten alsook om de bandenspanning te controleren en zo nodig tijdelijk te corrigeren. De set bestaat uit een compressor en een fles met afdichtmiddel. De set dient om noodreparaties uit te voeren. De fles met het afdichtmiddel moet worden vervangen voordat de houdbaarheidsdatum is verstreken en tevens na het gebruik.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden 2. Draai het ventieldopje van het wiel los en schroef de ventielaansluiting van de luchtslang zo ver mogelijk op het ventiel van de band. 3. Sluit de kabel op een van de 12Vaansluitingen in de auto aan. 4. Start de motor.De auto moet in een goed geventileerde ruimte staan. 3 WAARSCHUWING 7700609s 2 06 5 8 1. Zorg dat de oranje knop en haal de kabel het zijvak 200 erbij.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden 3. Draai de ventielaansluiting van de luchtslang zo ver mogelijk op het ventiel van de band. 4. Sluit de kabel op een van de 12Vaansluitingen in de auto aan. 5. Maak de veiligheidspal los en draai het oranje gedeelte tot in de verticale stand, totdat u een klik hoort. 6. Start de motor.De auto moet in een goed geventileerde ruimte staan. 7 4 8 7700611s 5 7. Start de compressor door de knop in stand I te zetten.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden N.B. Vervang de fles met afdichtmiddel en de slang na gebruik. 1 2 6 8 4 5 3 9 De fles met het afdichtmiddel mag niet meer worden gebruikt na het verstrijken van de houdbaarheidsdatum (zie de datumsticker ) of na het gebruik van de bandenreparatieset. Na het gebruik dient u de fles 06 7700614s 4. Leg de kabel en de luchtslang in het zijvak terug. 5. Leg de bandenreparatieset onder de vloer in de kofferbak.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Fles vervangen voordat de houdbaarheidsdatum verstreken is 2. Verwijder de snelheidssticker en de datumsticker en ontgrendel de veiligheidspal . Haal de behuizing los en verwijder deze. 3. Draai de fles los en verwijder deze. 4. Controleer of de verzegeling van de nieuwe fles intact is. Draai de fles vast. 1 2 veiligheidspal . Haal de behuizing los en verwijder deze. 5. Plaats de behuizing terug.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Type 2 Luchtslang Fles met afdichtmiddel Overzicht Manometer Handschoenen Band oppompen De compressor is berekend op het oppompen van de originele banden die op de auto zitten. 1. De compressor moet uitstaan. Zorg dat de knop in stand 0 staat en neem de kabel en de luchtslang erbij. 2. Draai het ventieldopje van het wiel los en schroef de ventielaansluiting van de luchtslang zo ver mogelijk op het ventiel van de band. 3.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden 4. Trek de handschoenen aan. Lekke band repareren WAARSCHUWING Het afdichtmiddel kan aanleiding geven tot huidirritatie. Was bij huidcontact het getroffen gebied onmiddellijk schoon met water en zeep. 5. Draai de oranje beschermdop los evenals de dop op de fles met afdichtmiddel. N.B. Verbreek de verzegeling van de fles niet handmatig. Bij het indraaien van de fles wordt de verzegeling automatisch verbroken.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden WAARSCHUWING Als de bandenspanning lager is dan 1,8 bar, is het gat in de band te groot. Beëindig in dat geval de rit. Neem contact op met een erkende bandenreparateur. 12.Schakel de compressor uit en trek de kabel los uit de 12V-aansluiting. 13.Koppel de slang los van het ventiel en plaats het ventieldopje terug. 14.Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie ca. 3 km af bij een snelheid van maximaal 80 km/h, zodat het afdichtmiddel de band kan afdichten.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Maataanduiding Op alle autobanden staat een bepaalde maataanduiding. Een voorbeeld van een dergelijke aanduiding: 225/50R17 94 W. 225 Breedte van de band (mm) 50 Verhouding tussen de hoogte en breedte van de band (%) R Aanduiding voor radiaalbanden 17 De enige uitzondering daarop vormt het gebruik van winterbanden (zowel banden met als zonder “spikes”).
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Aanbevolen bandenspanning Variant Bandenmaat 8-cil. 225/50 R 17 245/45 R 17 245/40 R 18 6-cil. 225/55 R 16, 225/50 R 17, 245/45 R 17 245/40 R 18 5-cil. diesel 185 pk 225/55 R 16, 225/50 R 17, 245/45 R 17 245/40 R 18 06 5-cil. diesel 163 pk 5-cil.
06 Onderhoud en specificaties Wielen en banden Brandstofbesparing, ECO-bandenspanning Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te houden wordt geadviseerd de aangegeven bandenspanning bij maximale belading aan te houden bij snelheden tot 160 km/h. Bandenspanning controleren Controleer iedere maand de bandenspanning. Dit geldt eveneens voor het reservewiel. Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de spanning op. Controleer de bandenspanning wanneer de banden koud zijn.
06 Onderhoud en specificaties Verzorging Auto wassen Was de auto zodra deze vuil geworden is. Zorg dat de auto op een spoelvloer met olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. 06 210 • Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijk van de lak. Vogelpoep bevat namelijk stoffen die de lak aantasten en deze zeer snel doen verkleuren. U wordt geadviseerd een dergelijke verkleuring te laten herstellen door een erkende Volvo-werkplaats. • Spoel het onderstel af.
06 Onderhoud en specificaties Verzorging Poetsen en in de was zetten Poets de auto en zet deze in de was, wanneer de lak er dof uitziet of als u deze extra bescherming wilt bieden. U hoeft een nieuwe auto pas na een jaar te poetsen. In de was zetten kunt u eerder doen. Zorg dat de auto bij het poetsen of in de was zetten niet in direct zonlicht staat. Was de auto en droog deze zorgvuldig af, voordat u begint te poetsen of de was aanbrengt.
06 Onderhoud en specificaties Verzorging BELANGRIJK Gebruik nooit sterke oplosmiddelen. Dergelijke middelen kunnen bekleding van textiel, vinyl en leer beschadigen. BELANGRIJK Let erop dat de bekleding kan verkleuren bij contact met materialen die afgeven (nieuwe spijkerbroek, gekleurde suède kleding e.d.). Voor het beste resultaat adviseert Volvo de beschermende crème twee- tot viermaal per jaar op te brengen. Vraag bij de Volvo-dealer naar het leerverzorgingsproduct van Volvo.
06 Onderhoud en specificaties Verzorging Steenslagschade herstellen N.B. 1700382s Als de steenslagplek niet tot op het blanke plaatwerk is doorgedrongen en er nog een intacte laklaag over is, volstaat het om na reiniging van het beschadigde gebied de ontbrekende lak aan te brengen. Vóór het herstel van lakschade moet u de auto schoonmaken en goed laten drogen. Zorg er bovendien voor dat de auto warmer is dan 15 °C. 1. Plak een stuk afplaktape over het beschadigde gebied heen.
06 Onderhoud en specificaties Type-aanduidingen Positie van stickers en plaatjes Wanneer u contact opneemt met uw Volvodealer of vervangende onderdelen of accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn om de type-aanduiding, het chassisnummer en het motornummer bij de hand te hebben. 1 2 Type-aanduiding, chassisnummer, maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcodes voor lak en bekleding en typegoedkeuringsnummer.
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Maten en gewichten WAARSCHUWING Maten cm Lengte 485 Hoogte 150 Breedte 189 Wielbasis 284 Spoorbreedte vooras 158 – 159 2 Spoorbreedte achteras 158 – 159 3 Afhankelijk van de belading van de auto en het zwaartepunt van de lading treden er wijzigingen in de rijeigenschappen op. 2 0300446s 1 1 Alleen China Max.
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Trekgewicht en kogeldruk Model Versnellingsbak Aanhangergewicht geremd (kg) Kogeldruk (kg) Alle Alle 0 – 1200 50 2.5T Handbak (M66) max. 1800 75 Automaat (TF–80SC) max. 1800 75 3.2 Automaat (TF–80SC) max. 1800 75 V8 Automaat (TF–80SC) max. 2000 90 2.4D Handbak (M66) max. 1600 75 Automaat (TF–80SC) max. 1800 75 Handbak (M66) max. 1600 75 Automaat (TF–80SC) max. 2000 90 D5 06 Aanhangergewicht ongeremd (kg) Kogeldruk (kg) max.
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Motorspecificaties Specificatie/model 2.5T 3.2 V8 D5 2.
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Motorolie Volvo adviseert olieproducten van . Ongunstige rijomstandigheden Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten: • met een caravan of aanhanger achter de auto 06 218 • in bergachtig gebied • op hoge snelheden • in temperaturen lager dan –30 °C of hoger dan +40 °C • doe dat ook bij korte ritten (over afstanden kleiner dan 10 km) bij lage temperaturen (onder 5 °C) Kies een volsynthetische motorolie bij ongunstige rijomstandigheden.
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Wanneer de nevenstaande sticker in de motorruimte zit, geldt het volgende. Zie pagina 214 voor informatie over de positie van de sticker. ATTENTION! Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 Engine oil quality ACEA A5/B5 Viscosity SAE 0W-30 2200329s Viscositeit: SAE 0W–30 Motortype Bij te vullen hoeveelheid tussen MIN en MAX (liter) Hoeveelheid (liter) 2.5T B5254T6 1,3 5,5 3.2 B6324S 0,8 7,3 V8 B8444S 1,1 7,0 D5 D5244T4 1,5 6,0 2.
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Overige vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistof Systeem Hoeveelheid (liter) Voorgeschreven kwaliteit Versnellingsbakolie Handbak (M66) 2,0 Versnellingsbakolie MTF 97309 Automaat (TF–80SC) 7,0 Versnellingsbakolie JWS 3309 Benzinemotor 3,2 8,9 Benzinemotor 2.5T 9,0 Koelvloeistof met corrosiewerende dope aangelengd met water (zie verpakking).
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Verbruik, uitstoot en tankinhoud Model Motor Versnellingsbak Verbruik liter/100 km Uitstoot van kooldioxide (CO2) in g/km Tankinhoud (liter) 2.5T B5254T6 Handbak (M66) 9,4 224 70 Automaat (TF–80SC) 10,2 244 Automaat (TF–80SC) 9,8 234 Automaat (TF–80SC) 10,7 255 3.
06 Onderhoud en specificaties Specificaties Elektrisch systeem Typegoedkeuring afstandsbedieningssysteem Algemene informatie 12V-systeem met wisselstroomdynamo en spanningsregelaar. Enkelpolig systeem waarbij het chassis en het motorblok als geleiders worden gebruikt. De minpool is verbonden met het chassis. Prestaties accu 06 Motor 2,5T V8 D5 Spanning (V) 12 12 12 Koudestartcapaciteit (A) 520 – 800 600 – 800 700 Reservecapaciteit (min.
06 Onderhoud en specificaties 06 223
Alfabetisch register A A/C ............................................................103 Aanhanger aanhangergewicht ................................215 rijden met een aanhanger ....................162 Aanpassen, lichtbundel .........................69, 70 Aanrijding ....................................................25 Aanstekeropening achterin ................................................137 voorin ...................................................136 ABL – Active Bi-Xenon Lights ..................
Alfabetisch register B Banden draairichting .........................................194 lekke band ............................................198 onderhoud ............................................196 slijtage-indicator ..................................196 snelheidsaanduidingen ........................207 spanning ..............................................208 specificaties .........................................207 winterbanden .......................................197 Batterij dempen .......
Alfabetisch register Elektrisch systeem ....................................222 Elektrische aansluiting achterin ................................................137 kofferbak ..............................................138 voorin ...................................................137 Elektrische parkeerrem automatisch lossen ................................89 handmatig lossen ...................................89 lage accuspanning .................................
Alfabetisch register Hoofdtelefoonaansluiting ..........................110 Interieurcomfort ........................................ 135 Houder voor glazen en flesopener ............139 Interieurfilter .............................................. 100 Hulpverwarming ........................................108 Interieurverlichting ...................................... 68 elektronische ....................................... 102 sensoren ................................................ 99 Klok .....
Alfabetisch register verankeringsogen .................................158 Lak kleurcode .............................................212 schade en herstel .................................212 steenslagplekken en krassen ...............212 Lampen zijmarkeringslicht .................................180 Lampjes .....................................................120 Mistlampen vóór ......................................... 66 controlelampjes ......................................54 informatielampjes .....
Alfabetisch register Opblaasgordijnen (IC) .................................20 Oververhitting ............................................162 P PACOS ........................................................18 Paniekfunctie ..............................................36 Parkeerhulp ...............................................130 Parkeerrem ..................................................89 elektrische ..............................................89 lage accuspanning ................................
Alfabetisch register automatische wasstraat .......................210 bekleding .............................................211 veiligheidsgordels ................................211 velgen ...................................................210 Schuifdak blokkering bij automatisch sluiten ...79, 80 openen en sluiten ...................................79 ventilatiestand ........................................80 zonnescherm .........................................80 Serviceprogramma .....................
Alfabetisch register T TP –verkeersinformatie ............................. 116 Verkeersinformatie .................................... 116 Traction Control ........................................ 120 Verlichting Transmissie ................................................ 84 U Active Bi-Xenon Lights, ABL ................. 65 Approach-verlichting ............................. 69 automatische functie ............................. 68 Follow-Me-Home-verlichting .................
Alfabetisch register gordelwaarschuwing ............................. 56 lage oliedruk .......................................... 56 parkeerrem aangezet ............................ 56 stabiliteits- en tractieregelsysteem ...... 120 storing in remsysteem ........................... 56 waarschuwing ....................................... 56 Waarschuwingssymbool, airbagsysteem ... 14 Verwarming ...............................................103 Water- en vuilafstotende laag ....................
Volvo.