V70 & XC70 Instructieboekje L:7 :9>I>DC
BESTE VOLVO-BEZITTER, DANK U DAT U GEKOZEN HEBT VOOR VOLVO! Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers vooropgestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen.
Inhoud 00 01 02 2 00 Inleiding 01 Veiligheid Belangrijke informatie................................. 6 Volvo en het milieu.................................... 11 Veiligheidsgordels .................................... Airbags...................................................... Airbag activeren/deactiveren*................... SIPS-airbags (zij-airbags) ........................ Opblaasgordijnen (IC-systeem) ............... WHIPS ......................................................
Inhoud 03 04 05 03 Bestuurdersmilieu 04 Bestuurdersondersteuning 05 Comfort en rijplezier Instrumenten, schakelaars en bediening. . 70 Volvo Sensus ........................................... 79 Sleutelstanden.......................................... 80 Stoelen en achterbank.............................. 82 Stuurwiel................................................... 87 Verlichting................................................. 88 Wissers en sproeiers...............................
Inhoud 06 07 08 06 Infotainment Algemene informatie over infotainment. . Radio....................................................... Mediaspeler............................................ Externe geluidsbron via AUX/USB*ingang..................................................... 07 Tijdens het rijden 246 258 266 271 Media Bluetooth* ................................. 274 Bluetooth-handsfree*............................ Spraakherkenning* mobiele telefoon...... TV - instelling*.......................
Inhoud 09 10 11 09 Onderhoud en service Motorruimte............................................ Gloeilampen............................................ Wisserbladen en sproeiervloeistof.......... Accu........................................................ Zekeringen.............................................. Verzorging............................................... 10 Specificaties 356 364 371 374 379 390 Type-aanduidingen................................. Maten en gewichten........................
Inleiding Belangrijke informatie Instructieboekje lezen Inleiding Een goede manier om vertrouwd te raken met uw nieuwe auto is om het instructieboekje te lezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt. Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt u tips hoe u het beste in verschillende situaties met de auto kunt omgaan en leert u hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle mogelijkheden die uw auto biedt. Besteed ook aandacht aan de veiligheidsinstructies in het boekje.
Inleiding Belangrijke informatie G031590 Zwarte ISO-symbolen in een oranje waarschuwingsveld, witte tekst/afbeelding in een zwart tekstveld. Worden gebruikt om te attenderen op een risico dat, bij het negeren van de waarschuwing, kan resulteren in ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop. Informatie Witte ISO-symbolen en een witte tekst/afbeelding in een zwart of blauw waarschuwings- en tekstveld.
Inleiding Belangrijke informatie Procedurelijsten Procedures met handelingen die in een bepaalde volgorde moeten worden uitgevoerd, staan genummerd in het instructieboekje. Wanneer er een reeks afbeeldingen bij een stapsgewijze instructie bestaat, zijn de verschillende stappen van de instructie op dezelfde manier genummerd als de bijbehorende afbeeldingen. Als voor de instructies bij een reeks afbeeldingen de onderlinge volgorde niet relevant is, worden de instructies voorafgegaan door letters.
Inleiding Belangrijke informatie dergelijke gegevens te verstrekken aan instanties, zoals de politie, of anderen die krachtens de wet de gegevens kunnen opeisen. Om de door de computers van de auto vastgelegde gegevens te kunnen uitlezen en interpreteren is speciale technische apparatuur vereist die alleen beschikbaar is bij Volvo, en de werkplaatsen die een contract hebben met Volvo.
Inleiding Belangrijke informatie Maximale pulsenergie 2,64 ¦J Maximaal gem. vermogen 45 mW Pulsduur Divergentie (horizontaal × verticaal) 33 ns WAARSCHUWING Als u de instructies in dit boekje niet opvolgt, is het gevaar voor oogletsel groot! • 28° × 12° • • Kijk nooit van een afstand van 100 mm of minder in de lasersensor (waaruit uiteenlopende, onzichtbare laserstralen komen) met vergrotende optiek zoals een vergrootglas, microscoop, objectief of soortgelijke optische instrumenten.
Inleiding Volvo en het milieu G000000 Milieubeleid van Volvo Car Corporation Milieuzorg is een van de kernwaarden van Volvo Car Corporation die van invloed zijn op alle activiteiten. We zijn ervan overtuigd dat onze klanten onze zorg voor het milieu delen. Uw Volvo voldoet aan strenge internationale milieueisen en is bovendien geproduceerd in een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met hulpbronnen omgaat.
Inleiding Volvo en het milieu Het systeem bestaat uit een elektronische sensor en een koolstoffilter. De binnenkomende lucht wordt continu gecontroleerd en als het gehalte aan bepaalde schadelijke gassen zoals koolmonoxide te hoog oploopt, wordt de luchtinlaat gesloten. Iets dergelijks kan zich voordoen in bijvoorbeeld druk verkeer, files of tunnels. Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stikstofoxiden, laaghangend ozon en koolwaterstoffen niet binnendringen.
Inleiding Volvo en het milieu 13
Veiligheidsgordels .................................................................................. Airbags.................................................................................................... Airbag activeren/deactiveren*................................................................. SIPS-airbags (zij-airbags) ....................................................................... Opblaasgordijnen (IC-systeem) ............................................................. WHIPS ..........
VEILIGHEID
01 Veiligheid Veiligheidsgordels 01 Algemene informatie Op de achterbank passen de borglippen van de veiligheidsgordel alleen in de bijbehorende sluitingen1. Veiligheidsgordel losmaken Druk op de rode knop van de gordelsluiting en laat het oprolmechanisme de gordel naar binnen trekken. Als de gordel niet volledig wordt opgerold, moet u de gordel handmatig zo ver terugrollen dat deze niet langer slap hangt.
01 Veiligheid Veiligheidsgordels Veiligheidsgordel en zwangerschap onder controle hebben (wat inhoudt dat ze met gemak bij het stuur en de pedalen moeten kunnen komen). Streef ernaar de afstand tussen de buik en het stuur zo groot mogelijk te maken. Breng nooit zelf wijzigingen aan de veiligheidsgordels aan en probeer ze nooit zelf te repareren. Volvo adviseert u daarvoor contact op te nemen met een erkende Volvowerkplaats.
01 Veiligheid 01 Veiligheidsgordels Achterbank Bepaalde markten De functie van de gordelwaarschuwing voor de achterbank is tweeledig: Er gaat een waarschuwingslampje branden en er worden geluidssignalen afgegeven wanneer de bestuurder en een eventuele voorpassagier de gordel niet dragen. Op lage snelheden klinkt de eerste 6 seconden lang een geluidssignaal. • Aangeven welke veiligheidsgordels van de achterbank er worden gebruikt.
01 Veiligheid Airbags Het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gaat branden, wanneer de transpondersleutel in sleutelstand II staat. Het lampje dooft na ca. 6 seconden, wanneer de regelmodule heeft vastgesteld dat het airbagsysteem geen storingen vertoont. WAARSCHUWING Airbagsysteem Behalve het brandende waarschuwingslampje verschijnt er, in die gevallen waarin dat nodig is, een melding op het informatiedisplay.
01 Veiligheid 01 Airbags den opgeblazen en warm worden. Om de klap op te vangen loopt de airbag leeg wanneer de inzittende de airbag raakt. Daarbij treedt er rookvorming in de auto op. Dit is volkomen normaal. Het totale verloop, van het opblazen tot het leeglopen van de airbag, neemt enkele tienden van een seconde in beslag. WAARSCHUWING Volvo adviseert u voor reparatie contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid Airbags 01 WAARSCHUWING Plaats geen voorwerpen voor of boven op het dashboard in het gebied waar de passagiersairbag is aangebracht. WAARSCHUWING Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een comfortkussen voorin, wanneer de airbag aan die kant geactiveerd is. Laat nooit iemand voor de passagierstoel zitten of staan. Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel voorin plaatsnemen, als de airbag geactiveerd is.
01 Veiligheid 01 Airbag activeren/deactiveren* PACOS deactiveren met sleutel* Algemene informatie De passagiersairbag (SRS) voorin kan gedeactiveerd worden met een schakelaar als de auto is uitgerust met PACOS (Passenger Airbag Cut Off Switch). Zie de tekst onder het kopje Activeren/deactiveren voor informatie over activering/deactivering.
01 Veiligheid Airbag activeren/deactiveren* WAARSCHUWING Geactiveerde airbag 01 Gedeactiveerde airbag Geactiveerde airbag (passagiersstoel): Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of op een comfortkussen op de passagiersstoel, wanneer de airbag aan die kant geactiveerd is. Laat evenmin personen die kleiner zijn dan 1,40 m op deze stoel plaatsnemen. 2 Het niet opvolgen van de bovenstaande aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleveren. N.B.
01 Veiligheid SIPS-airbags (zij-airbags) 01 SIPS-airbag WAARSCHUWING Volvo adviseert u reparatiewerk over te laten aan een erkende Volvo-werkplaats. Verkeerde ingrepen in het SIPSairbagsysteem kunnen aanleiding geven tot storingen in de werking met mogelijk ernstig lichamelijk letsel tot gevolg. • Plaats geen voorwerpen tussen de stoelen en de portierpanelen, omdat dit gebied binnen de actieradius van de SIPS-airbag ligt.
01 Veiligheid SIPS-airbags (zij-airbags) 01 ding reageren de sensoren, die op hun beurt de gasgeneratoren activeren. De SIPS-airbags worden vervolgens opgeblazen tussen de inzittende en het portierpaneel. Daarmee vangen de SIPS-airbags de klap van de aanrijding op voor de inzittende, waarna de airbags weer leeglopen. De SIPS-airbag wordt normaal gesproken alleen opgeblazen aan de kant van de aanrijding.
01 Veiligheid 01 Opblaasgordijnen (IC-systeem) Eigenschappen WAARSCHUWING Hang of bevestig nooit zware voorwerpen aan de plafondhandgrepen. De haak is alleen bedoeld voor niet al te zware kledingstukken (en niet voor harde voorwerpen zoals paraplu’s). Schroef of bevestig geen onderdelen op de plafondbekleding, portierstijlen of de zijpanelen van de auto. Ze kunnen daarbij hun beschermende werking verliezen.
01 Veiligheid WHIPS Bescherming tegen whiplash-letsel, WHIPS Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection System) bestaat uit energieabsorberende rugleuningen en speciaal voor het systeem ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd bij een aanrijding van achteren, afhankelijk van de hoek waaronder en de snelheid waarmee het achteropkomende voertuig de auto raakt en de materiaaleigenschappen van dat voertuig.
01 Veiligheid 01 WHIPS WAARSCHUWING Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen het zitgedeelte van de achterbank en de rugleuning van de voorstoelen. Let erop dat u de werking van het WHIPS-systeem niet beïnvloedt. WAARSCHUWING Als de stoel heeft blootgestaan aan grote krachten zoals bij een aanrijding van achteren, moet u het WHIPS-systeem laten controleren. Volvo adviseert u het te laten controleren door een erkende Volvo-werkplaats.
01 Veiligheid Activering van de veiligheidssystemen Activering van de veiligheidssystemen Systeem Activering Gordelspanners voorstoelen Bij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij, van achteren en/of kantelen Gordelspanners achterbank A Bij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of kantelen Airbags (SRS) Bij een frontale botsing.
01 Veiligheid 01 Safety mode Rijden na een aanrijding Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld dat er geen brandstof lekt, kunt u proberen de motor te starten. Neem de transpondersleutel uit en open het bestuurdersportier. Als er vervolgens een melding verschijnt dat het contact ingeschakeld is, dient u op de startknop te drukken. Sluit het portier vervolgens en plaats de transpondersleutel terug. De elektronica van de auto probeert nu te resetten naar de normale stand.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Kinderen moeten comfortabel en veilig kunnen zitten Volvo adviseert u kinderen zo lang mogelijk te vervoeren in een achterstevoren gemonteerd kinderzitje (in ieder geval tot een leeftijd van 3–4 jaar) en daarna tot een leeftijd van 10 jaar op/in een comfortkussen of een kinderzitje dat in de rijrichting geplaatst is.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid blazen, kan een kind op de passagiersstoel ernstig letsel oplopen. WAARSCHUWING Zet nooit een kind in een kinderzitje op de passagiersstoel als de airbag (SRS) is geactiveerd. Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit op de passagiersstoel voorin plaatsnemen, als de airbag (SRS) geactiveerd is. Het niet opvolgen van de bovenstaande aanbevelingen kan levensgevaarlijke situaties opleveren.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 Aanbevolen kinderzitjes2 Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag) Groep 0 Buitenste zitplaats achterbank Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem. max. 10 kg Groep 0+ Typegoedkeuring: E5 03301146 max. 13 kg (L) Groep 0 Middelste zitplaats achterbank Volvo-babyzitje (Volvo Infant Seat) – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag) Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank Groep 0 Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring. (U) (U) (U) Achterstevoren gemonteerd/omkeerbaar Volvo-kinderzitje (Volvo Convertible Child Seat) – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met veiligheidsgordel en bevestigingsband.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag) Groep 1 Buitenste zitplaats achterbank 01 Middelste zitplaats achterbank Britax Fixway – achterstevoren gemonteerd kinderzitje bevestigd met ISOFIX-systeem en bevestigingsband. 9–18 kg Typegoedkeuring: E5 03171 (L) Groep 1 9–18 kg Groep 2 15–25 kg Groep 2 15–25 kg Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring. Kinderzitjes met universele goedkeuring.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid Gewicht Voorstoel (met gedeactiveerde airbag) Buitenste zitplaats achterbank Middelste zitplaats achterbank Groep 2/3 Volvo-comfortkussen met rugleuning (Volvo Booster Seat with backrest). Volvo-comfortkussen met rugleuning (Volvo Booster Seat with backrest). Volvo-comfortkussen met rugleuning (Volvo Booster Seat with backrest).
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Geïntegreerde kinderzitjes met twee standen* De geïntegreerde kinderzitjes zijn speciaal ontworpen om kinderen optimale bescherming te bieden. In combinatie met de aanwezige veiligheidsgordels zijn de kinderzitjes goedgekeurd voor kinderen met een gewicht van 15 tot 36 kg en een lengte van minimaal 95 cm.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid N.B. Het is niet mogelijk het kinderzitje vanuit stand 2 in stand 1 te zetten. U moet het zitje dan eerst volledig neerklappen in het zitgedeelte. Zie de tekst onder het kopje Kinderzitje met twee standen neerklappen. Duw het kinderzitje naar achteren om het te vergrendelen. Stand 2 G017784 G017697 Kinderzitje met twee standen neerklappen Til het kinderzitje aan de voorkant op en duw het achteruit tegen het ruggedeelte aan om het te vergrendelen.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid N.B. Bij het omklappen van het ruggedeelte van de achterbank dient u eerst het kinderzitje neer te klappen. Kinderslot achterportieren Duw het zitje met uw hand omlaag om het zitje te vergrendelen. WAARSCHUWING De bedieningsknoppen voor de ruiten in de achterportieren en de openingshandgrepen op de achterportieren zijn te blokkeren, zodat de achterportieren en de zijruiten niet meer van de binnenzijde kunnen worden geopend. Voor meer informatie, zie pagina 65.
01 Veiligheid 01 Kinderen en veiligheid AfmeBeschrijving tingscategorie N.B.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Type kinderzitje Babyzitje, achterstevoren Gewicht max. 10 kg Afmetingscategorie E 01 Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje Voorstoel Buitenste zitplaats achterbank X OK (IL) Babyzitje, achterstevoren max.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid 01 Type kinderzitje Kinderzitje, in rijrichting Gewicht 9–18 kg Afmetingscategorie B Zitplaatsen voor montage ISOFIX-kinderzitje Voorstoel Buitenste zitplaats achterbank X OKA (IUL) B1 X OKA (IUL) A X OKA (IUL) X: De ISOFIX-stand leent zich niet voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichts- en/of afmetingscategorie. IL: Geschikt voor specifieke ISOFIX-kinderzitjes.
01 Veiligheid Kinderen en veiligheid Bovenste bevestigingspunten voor kinderzitjes 01 N.B. Klap de hoofdsteunen omlaag om het monteren van dit type kinderzitje te vereenvoudigen bij auto’s met neerklapbare hoofdsteunen op de beide buitenste zitplaatsen. N.B. Bij een bagageruimte die met een bagagerolhoes kan worden afgedekt, dient de rolhoes te worden verwijderd voordat er een kinderzitje aan de bevestigingspunten kan worden vastgezet.
Transpondersleutel/sleutelblad............................................................... Privacy locking*....................................................................................... Batterij vervangen transpondersleutel/PCC*.......................................... Keyless drive*.......................................................................................... Vergrendelen/ontgrendelen.................................................................... Kinderslot....................
SLOTEN EN ALARM
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad 02 Algemeen Zoekgeraakte transpondersleutel Bij de auto worden 2 transpondersleutels of PCC’s (Personal Car Communicator geleverd. U gebruikt ze om de auto te starten en deze te vergrendelen en ontgrendelen. Bij verlies van een transpondersleutel kunt u een nieuwe bestellen bij een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Neem de resterende transpondersleutels mee naar de werkplaats.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad Elektronische startblokkering Elke transpondersleutel heeft zijn eigen, unieke code. U kunt de auto alleen starten, wanneer u een transpondersleutel met de juiste code gebruikt. Melding Betekenis Melding Betekenis Plaats sleutel Storing tijdens het uitlezen van de transpondersleutel tijdens het starten. Sleutel uit het contactslot trekken, er weer in drukken en een nieuwe startpoging doen.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad Functies Ontgrendelen – Ontgrendelt de portieren en de achterklep en deactiveert het alarm. 02 Bij lang indrukken (ten minste 4 seconden) worden alle zijruiten tegelijkertijd geopend. De gelijktijdige ontgrendeling van alle portieren is dusdanig te wijzigen dat bij eenmaal indrukken van de knop eerst het bestuurdersportier ontgrendeld wordt en bij de tweede maal indrukken – één en ander binnen 10 seconden – de resterende portieren te ontgrendelen.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad Als u de toets ten minste 3 seconden lang ingedrukt houdt of tweemaal achtereen binnen 3 seconden indrukt, worden de richtingaanwijzers, de interieurverlichting en de claxon geactiveerd. ding en is er een geluidssignaal waarneembaar. U kunt deze functie met dezelfde toets weer uitschakelen, als de functie minimaal 5 seconden actief geweest is. Als u niets doet, wordt de functie na 2 minuten en 45 seconden automatisch uitgeschakeld.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad Als de auto niet reageert bij bediening van een toets – probeer het dan op minder grote afstand opnieuw. 02 N.B. Er kunnen storingen optreden in de functie van de informatietoets door radiogolven in de lucht, omringende gebouwen, topografische omstandigheden e.d. Buiten bereik PCC Continu groen licht: de auto is vergrendeld. Continu oranje licht: de auto is ontgrendeld. Continu rood licht: het alarm is afgegaan na vergrendeling van de auto.
02 Sloten en alarm Transpondersleutel/sleutelblad Sleutelblad verwijderen Portier ontgrendelen met sleutelblad Als de centrale vergrendeling niet op de transpondersleutel reageert (omdat de batterijen bijvoorbeeld leeg zijn), kunt u het bestuurdersportier op de volgende manier ontgrendelen en openen: 02 1. Ontgrendel het bestuurdersportier met het sleutelblad in de slotcilinder van de portierhandgreep. Zie ook de afbeelding en de overige informatie op zie pagina 57. Haal de veerbelaste pal opzij.
02 Sloten en alarm Privacy locking* De functie Privacy locking is bestemd voor als u de auto afgeeft voor een onderhoudsbeurt of als u hem bij een hotel of iets dergelijks laat parkeren. Het dashboardkastje is dan vergrendeld en het achterklepslot is niet via de centrale vergrendeling te openen – de achterklep is niet meer te bedienen met de knoppen op de voorportieren of die op de transpondersleutel.
02 Sloten en alarm Privacy locking* N.B. Plaats het sleutelblad niet in de transpondersleutel terug, maar houd het bij u en bewaar het goed. 02 • Houd voor het deactiveren de omgekeerde volgorde aan. Om alleen het dashboardkastje te vergrendelen, zie pagina 60. * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02 Sloten en alarm Batterij vervangen transpondersleutel/PCC* Accu vervangen 02 Batterij vervangen Let erop hoe de batterij(en) aan de binnenzijde van de afdekking vastzit(ten). Let daarop op de pluszijde + en de minzijde –. Vervang de batterijen, als: • het informatiesymbool oplicht en Afst.bediening batterij raakt leeg. Vervang de batterij. op het display staat Transpondersleutel (1 batterij) en/of 1. Werk de batterij voorzichtig los. • de sloten herhaalde malen achtereen niet 2.
02 Sloten en alarm Batterij vervangen transpondersleutel/PCC* 3. Duw voorzichtig tegen het sleutelblad. U hoort een klikgeluid wanneer het sleutelblad goed vastzit. 02 BELANGRIJK Zorg dat de oude batterij(en) wordt/worden afgevoerd op een milieuontlastende manier. * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02 Sloten en alarm Keyless drive* 02 Vergrendelings- en startsysteem zonder sleutel (alleen PCC1) Algemeen maximaal 1,5 m rond de portierhandgrepen of de achterklep bevinden. Dit betekent dat u de PCC bij u moet dragen om een portier te vergrendelen of ontgrendelen. Wanneer u aan de ene kant van de auto staat, is het niet mogelijk om met de PCC een portier aan de andere kant te vergrendelen of ontgrendelen. De rode cirkels op de nevenstaande afbeelding geven het bereik van de systeemantennes aan.
02 Sloten en alarm Keyless drive* Vergrendelen Ontgrendelen Er wordt ontgrendeld wanneer iemand een portierhandgreep beetpakt of op het met rubber beklede drukplaatje van de achterklep drukt – open het portier of de achterklep op de normale manier. Ontgrendelen met sleutelblad den verwijderd – ook dit vindt plaats met het sleutelblad: 1. Duw het sleutelblad ca. 1 cm recht omhoog in de opening aan de onderkant van de portierhandgreep/afdekking – niet wrikken.
02 Sloten en alarm Keyless drive* 02 tenspiegels de stand in die ligt opgeslagen in de PCC van degene die het bestuurdersportier opent. Locatie antennes Wanneer het bestuurdersportier bijvoorbeeld werd geopend door persoon A met PCC A, maar persoon B met PCC B zal gaan rijden, zijn de instellingen als volgt te wijzigen: • Staand naast het bestuurdersportier of zittend achter het stuur drukt persoon B op de ontgrendelingstoets van zijn PCC, zie pagina 48.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen Van de buitenzijde Met de transpondersleutel kunt u alle portieren en de achterklep gelijktijdig vergrendelen/ontgrendelen. Het is mogelijk een andere ontgrendelingsvolgorde te kiezen, zie ‘Ontgrendelen met transpondersleutel’ 48. Om de ontgrendelingsprocedure te kunnen activeren moet het bestuurdersportier dichtstaan – als een van de overige portieren of de achterklep openstaat, wordt dit/deze pas na het sluiten vergrendeld en inbegrepen in het alarmsysteem.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen Bij lang indrukken (ten minste 4 seconden) worden alle zijruiten* tegelijkertijd geopend. 02 • Trek eenmaal aan de openingshandgreep en laat deze vervolgens los – het portier is ontgrendeld. Wanneer u nogmaals aan de handgreep trekt wordt het portier geopend. Auto-instellingen Slotinstellingen Automatische vergrendeling. Voor een beschrijving van het menusysteem, zie pagina 213. Dashboardkastje Neem het sleutelblad uit.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen auto vanaf de binnenzijde vergrendeld werd). mede de sensoren in de opening van de achterklep worden buiten werking gesteld. De portieren blijven vergrendeld en beveiligd. Vergrendelen met transpondersleutel • De achterklep wordt weliswaar ontgren- – deld maar blijft dichtstaan – druk lichtjes tegen op het met rubber bekleding drukplaatje onder de buitenhandgreep en open de klep.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen en laat de klep vervolgens los – de programmering is daarmee afgerond. 02 • Om de programmering te verwijderen dient u de klep handmatig in een hogere stand te zetten. Sneeuw en wind Als de achterklep tijdens het openen omlaagkomt door bijvoorbeeld een dikke laag sneeuw of harde wind, dan wordt de achterklep automatisch gesloten.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen Safelock-functie*1 2. Kies Eén keer activeren. > Op het display van het instrumentenpaneel verschijnt de melding Beveil. verlaagd Zie instructieb. en de Safelock-functie wordt uitgeschakeld bij vergrendeling van de auto. Met de transpondersleutel activeert u de Safelock-functie die ca. 10 seconden na vergrendeling van de portieren in werking treedt. – Geactiveerde menu-opties staan aangekruist.
02 Sloten en alarm Vergrendelen/ontgrendelen Daarmee zijn de Safelock-functie en de bewegingsmelders en niveausensoren van het alarmsysteem opnieuw ingeschakeld. 02 Als u geen wijzigingen in het vergrendelingssysteem wenst – Druk op EXIT en vergrendel de auto. N.B. 64 • Let erop dat het alarm wordt geactiveerd bij vergrendeling van de auto. • Als een van de portieren van de binnenzijde wordt geopend, gaat het alarm af.
02 Sloten en alarm Kinderslot Handmatig kinderslot op achterportieren Het kinderslot voorkomt dat kinderen een achterportier vanaf de binnenzijde openen. N.B. • Doe het volgende om het kinderslot te activeren: De vergrendelbus van een portier dient alleen om het desbetreffende portier te vergrendelen – dus niet beide achterportieren. 1. Start de motor of kies een slotstand anders dan 0. • Op auto’s met een elektrisch kinderslot zit geen handmatig kinderslot.
02 Sloten en alarm Alarm* Algemeen 02 Een geactiveerd alarmsysteem gaat af als: • een portier, de motorkap of de achterklep wordt geopend • er beweging in de passagiersruimte wordt waargenomen (als er een bewegingsmelder* aanwezig is) • de auto wordt opgetakeld of weggesleept (op auto’s met een niveausensor*) • een kabel van de startaccu wordt losgekoppeld • de sirene wordt losgekoppeld. Als er een storing in het alarmsysteem is opgetreden, verschijnt er een melding op het informatiedisplay.
02 Sloten en alarm Alarm* Geactiveerd alarm uitschakelen Beperkt alarmniveau – Om te voorkomen dat het alarmsysteem onbedoeld afgaat als u bijvoorbeeld een hond in een vergrendelde auto achterlaat of een autotrein of veerverbinding gebruikt, dienen de bewegingsmelder en de niveausensoren tijdelijk te worden gedeactiveerd. Druk op de ontgrendelingstoets op de transpondersleutel of steek de transpondersleutel in het contactslot.
Instrumenten, schakelaars en bediening................................................ 70 Volvo Sensus ......................................................................................... 79 Sleutelstanden........................................................................................ 80 Stoelen en achterbank............................................................................ 82 Stuurwiel.................................................................................................
BESTUURDERSMILIEU
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Instrumentenoverzicht 03 Auto met stuur links.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Functie Pagina Functie Pagina Menu- en meldingsfuncties, richtingaanwijzers, groot licht/dimlicht, boordcomputer 89, 94, 210, 237 Bedieningspaneel voor klimaatregeling 221 Versnellingspook/keuzehendel 125 Cruisecontrol 158, 160 239 Claxon, airbag 20, 87 Bedieningsknoppen actieve chassisregeling (FOUR-C)* Instrumentenpaneel 73, 77 Wissers en sproeiers 101, 102 Menu-, audio- en telefoonfuncties 213, 248, 277, 250 Stuurwielafstel
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening 03 Auto met stuur rechts.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Functie Pagina Functie Pagina Alarmlichten 94 Parkeerrem 144 START/STOP ENGINEknop 116 Stuurwielafstelling 87 Contactslot 80 Cruisecontrol 158, 160 Menu- en meldingsfuncties, richtingaanwijzers, groot licht/dimlicht, boordcomputer 89, 94, 210, 237 Instrumentenpaneel 73, 77 239 Claxon, airbag 20, 87 Bedieningsknoppen actieve chassisregeling (FOUR-C)* Menu-, audio- en telefoonfuncties 213, 248, 277, 250 Versnellingspook/keuz
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Meters Controle- en waarschuwingslampjes Als de motor niet aanslaat of als de functietest wordt uitgevoerd in sleutelstand II, doven na 5 seconden alle lampjes behalve het lampje voor storingen in het uitlaatgasreinigingssysteem en dat voor een lage oliedruk. Controlelampjes 03 Lampje Betekenis Storing in ABL Uitlaatgasreinigingssysteem Meters op het instrumentenpaneel. Controle- en waarschuwingslampjes.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Lampje Betekenis 1. Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand en zet de motor af. Groot licht aan 2. Start de motor opnieuw. Richtingaanwijzers links Richtingaanwijzers rechts 3. Als het lampje blijft branden, rijd dan naar een werkplaats om het ABS te laten controleren. Volvo adviseert dat u daarvoor een erkende Volvo-werkplaats bezoekt.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Waarschuwingslampjes Lampje Betekenis Lage oliedrukA Parkeerrem aangezet 03 Airbags (SRS) Parkeerrem aangezet Storing in remsysteem Het lampje brandt continu, wanneer u de parkeerrem hebt aangezet. Het lampje knippert tijdens het aanzetten en gaat daarna continu branden. Als het lampje oplicht, is het remvloeistofpeil mogelijk te laag.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening WAARSCHUWING Als de remvloeistof onder het MIN-streepje van het reservoir staat, mag u niet verder rijden voordat u remvloeistof hebt bijgevuld. Laat de oorzaak van het remvloeistofverlies controleren door een werkplaats. Volvo adviseert dat u daarvoor contact opneemt met een erkende Volvo-werkplaats. Actie: Dagtellers 1. Stop zo spoedig mogelijk. Rijd niet verder met de auto. 2. Lees de informatie op het informatiedisplay.
03 Bestuurdersmilieu Instrumenten, schakelaars en bediening Klok worden ingesteld in de menugroep MY CAR, voor meer informatie zie pagina 213. 6. Draai aan TUNE om het vakje voor OK te markeren en druk op OK – de instelling is gereed. Met de menu-optie Instellingen Systeemopties Tijdopmaak kiest u uit een 24- of 12-uursaanduiding (AM/PM). 03 RSI* De RSI-functie (Road Sign Identification) helpt de bestuurder om verkeersborden waar te nemen met informatie over o.a.
03 Bestuurdersmilieu Volvo Sensus Algemeen beeldscherm van de middenconsole. Volvo Sensus biedt de mogelijkheid tot personalisering van de auto met een eenvoudig te hanteren bedieningsinterface. Er zijn instellingen te verrichten onder Instellingen van de auto, Infotainment, Klimaat e.d. 03 Met de knoppen en bedieningselementen op de middenconsole en het rechter toetsenblok* op het stuurwiel kunt u functies activeren en deactiveren en tal van instellingen verrichten.
03 Bestuurdersmilieu Sleutelstanden Transpondersleutel plaatsen en verwijderen BELANGRIJK Vreemde voorwerpen in het contactslot kunnen tot functiestoringen leiden of schade aan het slot toebrengen. Nivea u 0 • Kilometerteller, klok en temperatuurmeter worden verlicht. De transpondersleutel niet verkeerd om insteken – pak de sleutel beet aan het uiteinde met het afneembare sleutelblad. zie pagina 50. 03 Functies • Elektrisch bedienbare stoelen kunnen worden bediend.
03 Bestuurdersmilieu Sleutelstanden Nivea u II Functies • De koplampen worden ontstoken. N.B. Om niveau I of II te realiseren zonder dat de motor wordt gestart, trapt u niet het rem-/ koppelingspedaal in als u deze sleutelstanden wilt selecteren. • Waarschuwings-/controlelampjes branden 5 seconden lang. • Meerdere andere systemen worden geactiveerd. De stoelverwarming en achterruitverwarming kunnen echter pas na het starten van de motor worden geactiveerd.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank Voorstoelen WAARSCHUWING De stand van de bestuurdersstoel instellen voordat u gaat rijden en nooit tijdens het rijden. Controleer of de stoel vergrendeld staat om letsel te voorkomen bij hard afremmen of een aanrijding. 03 Rugleuning voorstoel omklappen Trek de pallen aan de achterzijde van de rugleuning omhoog tijdens het omklappen. 4. Duw de stoel zo ver naar voren dat de hoofdsteun onder het dashboardkastje ‘vast’ komt te zitten.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank Elektrisch bedienbare stoel* Voorbereidingen 1. Stel de stoel en de buitenspiegels in. Tot enige tijd nadat u het portier met de transpondersleutel hebt ontgrendeld blijft het mogelijk de stoel te verstellen, ook al steekt er geen sleutel in het contactslot. U verstelt de stoel normaal gesproken in sleutelstand I. Wanneer de motor loopt, is dat altijd mogelijk. 2.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank • Stel de stoel naar wens in. • Vergrendel de auto zoals gebruikelijk door de vergrendelknop op de transpondersleutel in te drukken. Daarmee ligt de stoelpositie opgeslagen in het geheugen van de transpondersleutel4. 03 • Ontgrendel de auto (door op de ontgrendelknop op dezelfde transpondersleutel te drukken) en open het bestuurdersportier.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank Buitenste hoofdsteunen achterbank handmatig omklappen Ruggedeelte achterbank omklappen BELANGRIJK Bij het neerklappen van de achterbank mogen er zich geen voorwerpen op de achterbank bevinden. De veiligheidsgordels mogen evenmin zijn ingestoken. Schade aan de bekleding van de achterbank is anders namelijk niet uitgesloten. 03 De drie ruggedeelten zijn op verschillende manieren neer te klappen. N.B.
03 Bestuurdersmilieu Stoelen en achterbank het ruggedeelte niet langer geblokkeerd staat. Buitenste hoofdsteunen achterbank elektrisch omklappen* Houd voor het rechtop zetten de omgekeerde volgorde aan. 03 N.B. De rode markering mag niet langer zichtbaar zijn, wanneer het ruggedeelte weer rechtop staat. Het ruggedeelte staat niet geblokkeerd, als de rode markering wel zichtbaar is. WAARSCHUWING Controleer of de ruggedeelten en hoofdsteunen van de achterbank na het rechtop zetten goed vergrendeld staan.
03 Bestuurdersmilieu Stuurwiel Instellen WAARSCHUWING Claxon Stel het stuurwiel af voordat u gaat rijden en controleer of het in de gekozen stand vergrendeld staat. G021138 Bij auto’s met snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging* is de vereiste stuurkracht in te stellen, zie pagina 239. 03 Toetsensets* Stuurwiel afstellen. Claxon. Ontgrendelingshendel, stuurwielafstelling Druk op het midden van het stuurwiel om te claxonneren.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Bedieningspaneel verlichting Bedieningspaneel verlichting met AUTOstand Instrumentenverlichting Afhankelijk van de sleutelstand worden bepaalde displays en instrumenten verlicht, zie pagina 80. De displayverlichting wordt bij donker automatisch gedimd. De gevoeligheidsgraad van deze functie is in te stellen met het duimwiel. 03 Ook de sterkte waarmee het instrumentenpaneel verlicht wordt stelt u in met het duimwiel.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Groot licht/dimlicht Stand Betekenis Bedieningspaneel verlichting met AUTOstand DimlichtA/Dimlicht gedoofd. Groot licht kan worden geactiveerdA. Grootlichtsignaal is mogelijk in deze stand. 03 Stadslichten vóór en achterlichten Dimlicht Groot licht kan worden geactiveerd. Verlichtingsdraaiknop en stuurhendel. Stand voor grootlichtsignalen Grootlichtsignaal is mogelijk in deze stand. Stand voor groot licht Verlichtingsdraaiknop en stuurhendel.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Stand Betekenis DimlichtA/Dimlicht gedoofd in goede lichtomstandigheden. De functie ‘Tunneldetectie’* schakelt in slechte lichtomstandigheden het dimlicht in. 03 De functie ‘Actief groot licht’* is te gebruiken. Grootlichtsignaal is mogelijk in deze stand. Dimlicht Groot licht kan worden geactiveerd. Grootlichtsignaal is mogelijk in deze stand. A Geldt voor bepaalde markten.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Schakel het AHB in of uit door de linker stuurhendel tot in de eindstand naar het stuurwiel te halen en vervolgens los te laten. Na het deactiveren van het groot licht wordt direct overgeschakeld naar dimlicht. Verlichtingsdraaiknop en stuurhendel. Wanneer het AHB ontstoken is, brandt het lampje op het display van het instrumentenpaneel. Wanneer het groot licht ontstoop het ken is, brandt ook het lampje instrumentenpaneel. N.B.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting BELANGRIJK Voorbeelden van situaties waarin u mogelijk moet wisselen tussen groot licht en dimlicht: • • • • 03 in zware regen of dichte mist bij stuifsneeuw of sneeuwmodder bij maanlicht bij ritten in zwak verlichte bebouwde gebieden • bij voorliggers met een zwakke voertuigverlichting • • bij voetgangers op of naast de weg • • • • als de verlichting van tegenliggers schuilgaat achter bijv.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Stadslichten vóór en achterlichten Remlichten De remlichten gaan automatisch branden wanneer u remt. Voor informatie over de noodremlichten en de automatische alarmlichten, zie pagina 140. U kunt de functie5 deactiveren/activeren in het menusysteem MY CAR onder My XC70 Act. bochtverlichting of onder Instellingen Auto-instellingen Lichtinstellingen Act. bochtverlichting. Voor een beschrijving van het menusysteem, zie pagina 214.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Het mistachterlicht dooft automatisch bij het afzetten van de motor. N.B. De regels voor het gebruik van de mistlampen vóór verschillen van land tot land. 03 N.B. De regels voor het gebruik van het mistachterlicht verschillen van land tot land. Mistachterlicht tot stilstand is gekomen, blijven de alarmlichten knipperen. Wanneer u weer wegrijdt, worden ze automatisch uitgeschakeld. U kunt ook op de knop voor de alarmlichten drukken.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Verlichting in interieur Haal de stuurhendel omhoog of omlaag naar de eerste stand en laat de hendel vervolgens los. De richtingaanwijzers lichten driemaal op. U kunt de functie activeren/ deactiveren in het menusysteem MY CAR onder Instellingen Autoinstellingen Lichtinstellingen Driemaal richtingaanwijzer. Voor een beschrijving van het menusysteem, zie pagina 214.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting 03 Make-upspiegel De interieurverlichting dooft, wanneer: De verlichting van de make-upspiegel, zie pagina 242, wordt bij het openen en sluiten van het klepje in- en uitgeschakeld. • u de motor start • de auto wordt vergrendeld. Bagageruimteverlichting De interieurverlichting gaat aan en blijft twee minuten lang branden, wanneer een van de portieren openstaat.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Actieve xenonkoplampen* MY CAR onder Instellingen Autoinstellingen Lichtinstellingen Tijdsduur 'approach'-verl.. Voor een beschrijving van het menusysteem, zie pagina 214. 03 G019442 G021152 Lichtbundel aanpassen G021151 Lichtbundel rechtsrijdend verkeer. Lichtbundel linksrijdend verkeer. Om verblinding van tegenliggers te voorkomen kunt u de lichtbundel van de koplampen aanpassen voor links- en rechtsrijdend verkeer.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Voorbeeld 1 Om met een in Nederland geleverde auto in Groot-Brittannië te kunnen rijden dient de lichtbundel van de koplampen te worden ingesteld op de aangepaste stand (zie voorgaande afbeelding). 03 Voorbeeld 2 Een in Groot-Brittannië geleverde auto is bestemd voor linksrijdend verkeer en daarom kunt u de lichtbundel van de koplampen in de normale stand (zie voorgaande afbeelding) laten staan.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Positie van de mallen G033954 03 Bovenste regel: auto met stuur links, mallen A en B. Onderste regel: auto met stuur rechts, mallen C en D.
03 Bestuurdersmilieu Verlichting Mallen voor halogeenkoplampen 03 100
03 Bestuurdersmilieu Wissers en sproeiers Ruitenwissers1 Intervalstand Regensensor* Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen per eenheid van tijd instellen wanneer u de intervalstand hebt geselecteerd. De regensensor registreert de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt automatisch de ruitenwissers op de voorruit in. De gevoeligheid van de regensensor is in te stellen met het duimwiel. Ononderbroken wissen De wissers bewegen op normale snelheid. De wissers bewegen op hoge snelheid.
03 Bestuurdersmilieu Wissers en sproeiers Deactiveren Koplamp- en ruitensproeiers Deactiveer de regensensor met een druk op de of haal de hendel omlaag naar een knop ander wisprogramma. 03 Gereduceerde sproeifunctie Wanneer er nog ca. 1 liter ruitensproeiervloeistof in het reservoir zit en op het display van het instrumentenpaneel de melding verschijnt dat u sproeiervloeistof moet bijvullen, worden de koplampen en de achterruit niet langer schoongesproeid.
03 Bestuurdersmilieu Wissers en sproeiers Wanneer u de hendel naar voren haalt (zie pijl op bovenstaande afbeelding), activeert u de ruitenwisser/-sproeier van de achterklep. N.B. De achterruitwisser is beveiligd tegen oververhitting zodat de wissermotor wordt uitgeschakeld bij oververhitting. De achterruitwisser werkt weer na een periode van afkoelen (30 seconden of langer afhankelijk van de motor- en de omgevingstemperatuur).
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Algemeen Warmtereflecterende voorruit* Gelaagd glas 03 Het glas is verstevigd voor een verbeterde inbraakbeveiliging en geluidsisolatie van het interieur. De voorruit en de overige ruiten zijn gemaakt van gelaagd glas*. op dat deel van de voorruit waar geen warmtereflecterende film is aangebracht (zie gemarkeerd veld op bovenstaande afbeelding).
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels WAARSCHUWING Bediening Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor dat kinderen of andere inzittenden niet met hun handen bekneld raken. Dit geldt ook als u gebruik maakt van de transpondersleutel. De ruiten komen tot stilstand en worden geopend, als ze tijdens het sluiten in hun beweging worden gehinderd. Wanneer sluiten onmogelijk is door bijvoorbeeld ijsvorming, kan de beveiliging tegen overbelasting worden opgeheven.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Bediening met transpondersleutel en centrale vergrendeling Buitenspiegels Om de elektrisch bedienbare zijruiten vanaf de buitenzijde te bedienen met de transpondersleutel of vanaf de binnenzijde met de centrale vergrendeling, zie pagina 48 en 59. 03 XC70: Beide spiegels zijn groothoekig voor een optimaal zicht. Voorwerpen kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Buitenspiegel kantelen bij parkeren1 De buitenspiegels kunnen omlaaggekanteld worden, zodat u bijvoorbeeld tijdens het parkeren de kant van de weg te kan zien. – Schakel de achteruitversnelling in en druk op de knop L of R. Als de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, neemt de buitenspiegel automatisch zijn oorspronkelijke stand weer in. Dit gebeurt na ca. 10 seconden, of eerder door te drukken op de respectievelijk knop L of R.
03 Bestuurdersmilieu Ruiten en spiegels Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming 03 MY CAR onder Instellingen Klimaatinstellingen Aut. achterruitverwarming. Kies vervolgens uit Aan of Uit. Voor een beschrijving van het menusysteem, zie pagina 214. Achteruitkijkspiegel 2. Deactiveer de dimfunctie door het hendeltje naar de voorruit toe te duwen. Autodimfunctie* Als het licht dat van achteren in de spiegel valt te fel is, wordt de achteruitkijkspiegel automatisch gedimd.
03 Bestuurdersmilieu Kompas* Bediening Kalibreren Zone kiezen Het kompas moet soms voor de nauwkeurigheid worden gekalibreerd. Ga dan als volgt te werk: 1. Breng de auto tot stilstand op een groot en open terrein waar geen stalen constructies of hoogspanningsdraden zijn. 03 2. Start de motor. Achteruitkijkspiegel met kompas. In de rechter bovenhoek van de achteruitkijkspiegel zit een display waarop wordt aangegeven in welke richting de voorkant van de auto wijst.
03 Bestuurdersmilieu Elektrisch bedienbaar schuifdak* Algemene informatie De bedieningsknoppen voor het schuifdak zitten aan het plafond. Het schuifdak is aan de achterkant open te kantelen of horizontaal open te schuiven. Het schuifdak is alleen te openen in sleutelstand I of II. 03 Horizontaal openschuiven knop vervolgens los om het schuifdak zo ver mogelijk open te schuiven. U kunt het schuifdak handmatig openen door de bedieningsknop achteruit naar het weerstandspunt voor handmatig openen te trekken.
03 Bestuurdersmilieu Elektrisch bedienbaar schuifdak* Sluiten met transpondersleutel of knop voor centrale vergrendeling van het schuifdak. Pak de handgreep vast en schuif het scherm naar voren om het te sluiten. Beveiliging tegen overbelasting G021345 Het schuifdak is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting die wordt geactiveerd, als het schuifdak door een obstakel wordt gehinderd.
03 Bestuurdersmilieu Alcoholslot* Algemene informatie over alcoholslot 03 Functies Het alcoholslot1 voorkomt dat bestuurders die onder invloed zijn in de auto kunnen rijden. Voordat de motor kan worden gestart, moet u een blaastest afgeven om vast te stellen dat u niet onder de invloed van alcohol bent. Het alcoholslot wordt gekalibreerd ten opzichte van de grenswaarde voor verkeersdeelname die in uw land geldt.
03 Bestuurdersmilieu Alcoholslot* Bewaren 1. Wanneer het controlelampje (6) groen oplicht, is de blaasunit klaar voor gebruik. Resultaat van de blaastest 2. Neem de blaasunit uit de houder. Als de blaasunit zich buiten de auto bevindt tijdens het ontgrendelen, dan dient u de unit eerst te activeren met de schakelaar (2). 3. Klap het mondstuk (1) omhoog, haal diep adem en blaas gelijkmatig totdat er ca. 5 seconden later een ‘klikgeluid’ klinkt.
03 Bestuurdersmilieu Alcoholslot* Waar u op moet letten Alvorens een blaastest te doen Voor een goede werking en een zo nauwkeurig mogelijk meetresultaat: • Ca. 5 minuten voor de blaastest niet eten of drinken. 03 • De voorruit niet te lang sproeien – de alcohol in de sproeiervloeistof kan een verkeerd meetresultaat opleveren. wijze gestart worden – de motor is dan alleen te starten via de bypass-functie, zie pagina 114, gedeelte over Noodsituatie.
03 Bestuurdersmilieu Alcoholslot* de noodfunctie. Deze instelling is achteraf nog te wijzigen in een werkplaats2. Bypass-functie activeren • Houd de knop OK op de linker stuurhendel en de knop voor de alarmknipperlichten ca. 5 seconden lang ingedrukt – op het display verschijnen achtereenvolgens Bypass actief Wacht 1 minuut en Alcoguard Bypass actief – daarna kunt u de motor starten.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten Benzine- en dieselmotoren 2. Houd het koppelingspedaal volledig ingedrukt1. (Bij auto’s met automatische versnellingsbak – bedien het rempedaal.) 3. Druk op de knop START/STOP ENGINE en laat deze vervolgens los. 03 N.B. Bij auto’s met een dieselmotor slaat de motor mogelijk met enige vertraging aan, wanneer de melding Voorgloeifunctie motor actief op het display staat. Contactslot met transpondersleutel uitgetrokken/ ingeduwd en knop START/STOP ENGINE.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten WAARSCHUWING Haal nooit de transpondersleutel uit de auto tijdens rijden of slepen. Motor afzetten Om de motor af te zetten: • Druk op START/STOP ENGINE – de motor slaat af. Als de keuzehendel niet in stand P staat of als de auto rolt: • Druk twee maal op START/STOP ENGINE of houd de knop ingedrukt, totdat de motor afslaat. Stuurslotfout Er is mogelijk een mechanisch geluid waarneembaar, wanneer het stuurslot wordt opgeheven of ingeschakeld.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten Bediening 1. Druk kort op de vergrendelingsknop (1) van de transpondersleutel. 2. Druk vervolgens lang – minimaal 2 seconden – op de knop (2). Als aan de voorwaarden voor ERS is voldaan, vindt bovendien het volgende plaats: 03 1. Alle richtingaanwijzers lichten snel enkele malen achtereen op. 2. De motor start. 3. Ter bevestiging dat de motor is gestart lichten alle richtingaanwijzers vervolgens 3 seconden lang op. Knoppen voor afstandsstart op transpondersleutel.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten • het gas- of rempedaal wordt bediend • de keuzehendel wordt uit stand P gehaald • er zit minder dan ca. 10 liter brandstof in de brandstoftank Melding Betekenis Melding Betekenis Geen st. op afst accusp. laag ERS is niet ingeschakeld vanwege een geringe accuspanning. U laadt de accu op door de motor te starten. Geen st. op afst brandstofp. laag ERS is niet ingeschakeld vanwege een gering brandstofpeil. Geen st.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten 03 A 120 Melding Betekenis St. op afst. uit hendel niet in P ERS is onderbroken, omdat de keuzehendel niet in stand P staat. St. op afst. uit best. in auto ERS is onderbroken, omdat er iemand in de auto zit. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten, FlexiFuel Algemene informatie over het starten van een FlexiFuel-motor Motorverwarming* zoveel mogelijk gebruik van de motorverwarming. De motor wordt op dezelfde manier gestart als een benzinemotor. WAARSCHUWING De motorverwarming werkt op een hoge spanning. Laat controle- en reparatiewerkzaamheden aan een elektrische motorverwarming en de elektrische aansluitingen ervan uitvoeren door een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvowerkplaats.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten, FlexiFuel Brandstofadaptatie 03 FlexiFuel-motoren kunnen op zowel loodvrije benzine (95 RON) als op bio-ethanol (E85) rijden. Beide brandstofsoorten worden in de gemeenschappelijke brandstoftank bijgevuld, wat betekent dat alle mogelijke mengverhoudingen tussen de beide brandstofsoorten zijn toegestaan. Wanneer u de brandstoftank hebt volgegoten met benzine nadat u op bio-ethanol (E 85) hebt gereden (om omgekeerd), kan de motor enige tijd ietwat onregelmatig lopen.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten, hulpaccu Starten met hulpaccu 4. Bevestig de ene klem van de rode startkabel aan de pluspool (1) van de hulpaccu. BELANGRIJK Wees voorzichtig bij het aansluiten van de startkabels om kortsluiting met andere onderdelen in de motorruimte te voorkomen. 5. Haal de clips op de voorste dekplaat van de uitgeputte accu los en verwijder de dekplaat, zie pagina 375. Als de startaccu uitgeput is, kunt u de auto starten met stroom van een hulpaccu.
03 Bestuurdersmilieu Motor starten, hulpaccu WAARSCHUWING 03 • De startaccu kan het zeer explosieve knalgas produceren. Eén enkele vonk, veroorzaakt door een onjuiste aansluiting van een startkabel, kan volstaan om de accu tot ontploffing te brengen. • De startaccu bevat tevens zwavelzuur dat ernstige chemische brandwonden kan veroorzaken. • Als u accuzuur in uw ogen krijgt of op uw huid of kleren morst, moet u onmiddellijk met grote hoeveelheden water spoelen.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken Schakelindicator1 BELANGRIJK Om schade aan onderdelen van de aandrijflijn te voorkomen wordt de bedrijfstemperatuur van de versnellingsbak gecontroleerd. Bij gevaar voor oververhitting gaat een waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden en verschijnt er een displaymelding – volg het gegeven advies. 03 Handgeschakelde versnellingsbak Schakelpatroon zesversnellingsbak.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken Blokkering achteruitversnelling N.B. De blokkering van de achteruitversnelling beperkt het risico dat u tijdens het vooruitrijden op normale snelheid onbedoeld de achteruitversnelling inschakelt. 03 De keuzehendel moet in de P-stand staan om de auto te kunnen vergrendelen en op alarm te zetten. • Volg het schakelpatroon dat in de versnel- BELANGRIJK lingspook is geslagen en begin in de neutrale stand N. Druk daarna de versnellingspook naar stand R duwt.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken voordat u de keuzehendel vanuit stand D in stand R zet . als de bestuurder langzamer gaat rijden dan wat voor de gekozen versnelling gepast is. De sportstand kan op elk moment tijdens het rijden ingeschakeld worden. Geartronic - Handmatig schakelen (+/–) Om de automatische rijstand te hervatten: Geartronic - Winterstand Met de automatische versnellingsbak Geartronic kunt u ook handmatig schakelen.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken Wanneer u het gaspedaal uit de kickdownstand loslaat, schakelt de versnellingsbak automatisch op. Mechanische schakelblokkering Elektrische schakelblokkering, Shiftlock parkeerstand (P) Om de keuzehendel uit stand P te kunnen halen, moet u het rempedaal bedienen terwijl de transpondersleutel in stand II staat, zie pagina 80. Gebruik de kickdown om zo snel mogelijk te accelereren zoals bij het inhalen.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken Als er niet met de auto kan worden gereden zoals het geval is bij een uitgeputte accu, moet u de keuzehendel uit stand P halen voordat u de auto kunt verslepen. Til de rubbermat in het vak achter de middenconsole uit de auto en open het luikje. Steek het sleutelblad zo ver mogelijk naar binnen. Duw het sleutelblad omlaag en houd het in deze stand vast. (Voor informatie over het sleutelblad, zie pagina 50.) Haal de keuzehendel uit stand P.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken BELANGRIJK Bedien de bedrijfsrem om de auto stil te houden op oplopende hellingen – maak geen gebruik van het gaspedaal. De versnellingsbak kan dan oververhit raken. Zie voor belangrijke informatie over de Powershift-bak en slepen - zie pagina 334. Displaymelding en maatregel In bepaalde situaties kan er een bepaalde melding op het display verschijnen in combinatie met een brandend lampje.
03 Bestuurdersmilieu Versnellingsbakken Als u het waarschuwingssymbool met de tekst Oververh versnb Stop auto z.s.m. negeert, kan de versnellingsbaktemperatuur dusdanig oplopen dat de krachtoverbrenging tussen de motor en de versnellingsbak tijdelijk wordt verbroken om te voorkomen dat de koppeling defect raakt – de auto wordt dan niet meer aangedreven totdat de versnellingsbaktemperatuur tot een aanvaardbaar niveau is gedaald.
03 Bestuurdersmilieu DRIVe Start/Stop* Stiller en schoner Algemene informatie over Start/Stop Functie en bediening 03 Milieuzorg vormt een van de kernwaarden van Volvo Car Corporation en geeft richting aan al onze activiteiten. Dit resulteerde in de DRIVeuitvoeringen: een concept bestaande in een synergetisch geheel van uiteenlopende energiebesparende functies met als doel het brandstofverbruik te verlagen en daarmee ook de uitlaatgasemissie te beperken.
03 Bestuurdersmilieu DRIVe Start/Stop* uitrusting (zoals het geval kan zijn voor de ventilatorsnelheid van de klimaatregeling of het volume van het audiosysteem). Automatische motorstart Voorwaarden Automatische motorafslag Voor automatische motorafslag geldt het volgende: Voorwaarden A M/AA Ontkoppel, zet de schakelhendel in de neutrale stand en laat het koppelingspedaal opkomen. De motor wordt afgezet. M Zet de auto stil met het rempedaal en houd uw voet op het pedaal.
03 Bestuurdersmilieu DRIVe Start/Stop* Beperkingen Voorwaarden M/AA Voorwaarden Automatische motorafslag werkt niet de startaccu een temperatuur onder het vriespunt of boven ca. 55 °C heeft. M+A het bestuurdersportier is geopend met de keuzehendel in stand D. A de bestuurder grotere stuurbewegingen maakt. M+A de keuzehendel vanuit stand D in stand SB of ‘+/-’ wordt gezet. A het roetfilter van het uitlaatsysteem vol is.
03 Bestuurdersmilieu DRIVe Start/Stop* Voorwaarden A M/AA de buitentemperatuur zakt onder het vriespunt of komt boven de ca. 30 °C. M+A er wordt tijdelijk veel stroom afgenomen of de capaciteit van de startaccu is onder de toelaatbare ondergrens gezakt. M+A u bedient het rempedaal met pompende bewegingen. M+A WAARSCHUWING Voorwaarden Open de motorkap niet als de motor automatisch afgeslagen is. De motor kan plotseling automatisch starten.
03 Bestuurdersmilieu DRIVe Start/Stop* Onvrijwillige motorafslag bij handgeschakelde versnellingsbak Doe het volgende als de automatische motorstart mislukt en de motor afslaat: 03 1. Bedien het koppelingspedaal opnieuw – de motor start automatisch. 2. In bepaalde gevallen moet u de versnellingspook in de neutrale stand zetten. Op het informatiedisplay verschijnt dan de tekst Zet versnelling in vrij Meer informatie en instellingen 136 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
03 Bestuurdersmilieu DRIVe Start/Stop* Lampje AUTOSTOP AUTOSTOP Melding Informatie/maatregel M/AA Auto Start-Stop AAN Blijft ca. 5 seconden branden na activering van Start/Stop. M+A Auto Start-Stop UIT Blijft ca. 5 seconden branden na deactivering van Start/ Stop. M+A Auto Start-Stop Service vereist Start/Stop werkt niet. Neem contact op met een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. M+A Motormanagement Er vindt een automatische controle van de werking plaats.
03 Bestuurdersmilieu DRIVe Start/Stop* Lampje 03 A Informatie/maatregel Kies stand P of N om te starten Start/Stop is gedeactiveerd. Zet de keuzehendel in stand N of P en voer een normale motorstart uit met de knop START/ STOP ENGINE. A Druk op Start-knop De motor zal niet automatisch starten. Voer een normale motorstart uit met de knop START/STOP ENGINE en de keuzehendel in P of N. A M = handbak, A = automaatbak.
03 Bestuurdersmilieu Vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive)* De vierwielaandrijving is altijd ingeschakeld 03 Bij vierwielaandrijving worden alle vier de wielen van de auto tegelijk aangedreven. Het motorkoppel wordt automatisch over de voor- en achterwielen verdeeld. Een elektronisch gestuurd koppelingssysteem verdeelt het vermogen over het wielpaar dat op dat moment de beste grip op het wegdek heeft. Dit om optimale wegligging te verkrijgen en wielspin te voorkomen.
03 Bestuurdersmilieu Bedrijfsrem Algemeen De auto is uitgerust met twee remkringen. Als een van de remkringen defect raakt, betekent dit dat de remmen pas later worden aangesproken zodat u het rempedaal dieper moet intrappen voor dezelfde remmende werking. 03 De druk die u uitoefent op het rempedaal wordt versterkt door de rembekrachtiging. WAARSCHUWING De rembekrachtiging werkt alleen, als de motor loopt.
03 Bestuurdersmilieu Bedrijfsrem Onderhoud Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil te houden, dient u de voorschriften van het Serviceprogramma van Volvo op te volgen zoals die omschreven staan in het Service- en garantieboekje van Volvo, zie pagina 356. BELANGRIJK De onderdelen van het remsystemen moeten regelmatig op slijtage worden gecontroleerd.
03 Bestuurdersmilieu Afdalingsregeling, HDC (Hill Descent Control) Algemene informatie1 03 HDC is te vergelijken met een automatische motorrem. Wanneer u op een aflopende helling het gaspedaal loslaat, wordt de auto normaal gesproken op de motor afgeremd doordat deze in dat geval een laag stationair toerental nastreeft. Naarmate de helling steiler en de auto zwaarder beladen is, rolt de auto ondanks de motorrem sneller omlaag.
03 Bestuurdersmilieu Afdalingsregeling, HDC (Hill Descent Control) daal kunt u de auto altijd remmen of helemaal tot stilstand brengen. HDC wordt gedeactiveerd: • bij het indrukken van de aan/uit-knop op de middenconsole • bij het inschakelen van een hogere ver- 03 snelling dan de 1e bij een handgeschakelde versnellingsbak • bij het inschakelen van een hogere versnelling dan de 1e bij een automatische versnellingsbak of bij het inschakelen van stand D. Het systeem is op ieder moment uit te schakelen.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem Algemeen hulpaccu aan, als de accuspanning te laag is, zie pagina 123. Parkeerrem aanzetten In noodgevallen kunt u de parkeerrem ook tijdens het rijden aanzetten door de handgreep ingedrukt te houden. Wanneer u de handgreep loslaat of het gaspedaal bedient, wordt de parkeerrem gelost. N.B. 03 Tijdens een noodstop bij snelheden hoger dan 10 km/h klinkt er gedurende de hele remmanoeuvre een geluidssignaal.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem Parkeerrem lossen N.B. De parkeerrem is ook handmatig te lossen door het koppelingspedaal te bedienen in plaats van het rempedaal. Volvo adviseert u echter het rempedaal te gebruiken. Automatisch lossen 1. Start de motor. 2. Schakel de 1 versnelling of de achteruitrijversnelling in. Handgreep parkeerrem – lossen. Auto met handgeschakelde versnellingsbak 3. Laat de koppeling opkomen en geef gas. > De parkeerrem wordt gelost en het lampje op het instrumentenpaneel dooft.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem Remblokken vervangen Laat de remblokken op de achterwielen vervangen in een werkplaats met het oog op de constructie van de elektrische parkeerrem – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Lampjes en meldingen op display 03 Lampje Melding Betekenis/Maatregel ‘Melding’ Lees de melding op het informatiedisplay. Een knipperend lampje houdt in dat de parkeerrem wordt aangezet. Als het lampje in een andere situatie gaat knipperen, is er sprake van een storing.
03 Bestuurdersmilieu Parkeerrem Lampje Melding Betekenis/Maatregel Parkeerrem niet aangezet Door een storing kan de parkeerrem niet worden aangezet – probeer of u de rem kunt lossen en aanzetten. Als de storing ook na enkele pogingen aanhoudt: Bezoek een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. 03 Dezelfde melding verschijnt ook op auto’s met een handbak, wanneer er langzaam wordt gereden met het portier open.
03 Bestuurdersmilieu HomeLink * Algemeen WAARSCHUWING • 03 HomeLink1 is een programmeerbare afstandsbediening die tot drie verschillende systemen (bijvoorbeeld een garagedeuropener, alarmsysteem, huis- en tuinverlichting) op afstand kan bedienen en daarmee de originele afstandsbedieningen vervangt. Breng voor meer informatie over HomeLink een bezoek aan: www.homelink.com of bel 00 8000 466 354 65 (of het betaalnummer +49 6838 907 277).
03 Bestuurdersmilieu HomeLink * 3. Druk op de te programmeren HomeLink-knop, houd deze 5 seconden lang ingedrukt en laat de knop weer los. Herhaal dit zo nodig, totdat de garagedeur reageert. Als de deur niet reageert, druk dan op de geprogrammeerde HomeLink-knop, houd deze ingedrukt en controleer het controlelampje. > Brandt continu: Het controlelampje brandt continu terwijl u de knop ingedrukt houdt, wat aangeeft dat de programmering afgerond is. De garagedeur, het toegangshek e.d.
03 Bestuurdersmilieu HomeLink * Afzonderlijke knop programmeren Doe het volgende om één afzonderlijke HomeLink-knop te programmeren: 1. Druk op de gewenste knop en houd deze ingedrukt. 03 2. Begin, wanneer het controlelampje van HomeLink gaat knipperen (na ca. 20 seconden), met punt 1 in het gedeelte “HomeLink® programmeren” op pagina 148. Breng voor meer informatie over HomeLink of bij op- en aanmerkingen een bezoek aan: www.homelink.
03 Bestuurdersmilieu 03 151
152 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie. 154 156 158 160 171 175 180 189 190 193 196 199 203 G000000 Stabiliteits- en tractieregelsysteem, DSTC........................................... Road Sign Information – RSI*............................................................... Cruisecontrol*....................................................................................... Adaptieve cruisecontrol*.......................................................................
BESTUURDERSONDERSTEUNING
04 Bestuurdersondersteuning Stabiliteits- en tractieregelsysteem, DSTC Algemene informatie over DSTC De stabiliteits- en tractieregeling DSTC (Dynamic Stability & Traction Control) helpt de bestuurder voorkomen dat de wielen doorslippen en verbetert de tractie van de auto. Tijdens het afremmen kunnen de ingrepen van het systeem waarneembaar zijn in de vorm van pulserende geluiden. Tijdens het gas geven kan de auto langzamer optrekken dan u verwacht.
04 Bestuurdersondersteuning Stabiliteits- en tractieregelsysteem, DSTC Symbolen en meldingen op display Symbool Melding Betekenis DSTC Tijdelijk UIT Wegens een te hoge temperatuur van de remschijven gelden er tijdelijk beperkingen voor het DSTCsysteem. Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld, wanneer de remmen voldoende zijn afgekoeld. DSTC Service vereist Het DSTC-systeem is defect. • Breng de auto zo spoedig mogelijk tot stilstand, zet de motor af en start deze opnieuw.
04 Bestuurdersondersteuning Road Sign Information – RSI* Algemene informatie over RSI WAARSCHUWING RSI werkt niet in alle situaties, maar is uitsluitend bedoeld als een aanvullend hulpmiddel. Als bestuurder bent u er altijd verantwoordelijk voor dat u de auto op een veilige manier bestuurt en dat u zich aan de geldende verkeersregels en voorschriften houdt. 04 Samen met het symbool voor de geldende snelheidsbeperking kan (indien van toepassing) ook een bord met inhaalverbod verschijnen.
04 Bestuurdersondersteuning Road Sign Information – RSI* Het aanvullende bord met betrekking tot regen verschijnt alleen als de ruitenwissers zijn geactiveerd. Instelling in MY CAR Auto-instellingen Snelheidswaarschuwing aan en verlaat het menu met EXIT, zie pagina 214. De geldende snelheid op een afrit verschijnt met een aanvullend bord met een pijl. De pijl verschijnt onder het symbool met de snelheid.
04 Bestuurdersondersteuning Cruisecontrol* Algemene informatie over DCC Bediening Om de cruisecontrol in te schakelen: De cruisecontrol (CC – Cruise Control) helpt de bestuurder een gelijkmatige snelheid te houden, wat zorgt voor een comfortabeler rijervaring op lange ritten op snelwegen en lange, rechte hoofdwegen met een gelijkmatige verkeersstroom.
04 Bestuurdersondersteuning Cruisecontrol* Ingestelde snelheid hervatten N.B. Als een knop van de cruisecontrol langer dan ca. 1 minuut wordt ingedrukt, wordt deze geblokkeerd en uitgeschakeld. Om de cruisecontrol weer te kunnen activeren, moet de auto stilstaan en de motor worden herstart. Tijdelijk deactiveren – stand-bystand Om de cruisecontrol tijdelijk uit te schakelen en stand-by te zetten: • Druk op de stuurtoets > .
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* Algemene informatie over ACC1 De adaptieve cruisecontrol (ACC – Adaptive Cruise Control) helpt u om een veilige afstand tot voorliggers te houden. Een adaptieve cruisecontrol biedt u een comfortabeler rijervaring op lange ritten op snelwegen en lange, rechte hoofdwegen met een gelijkmatige verkeersstroom. 04 U stelt de gewenste snelheid en het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* WAARSCHUWING De adaptieve cruisecontrol is geen systeem dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in zodra u merkt dat het systeem een voorligger niet registreert. De adaptieve cruisecontrol reageert niet op voetgangers of dieren noch op kleinere voertuigen, zoals fietsen of motorfietsen e.d. Tegenliggers, langzaam rijdende en stilstaande voertuigen of vaste obstakels worden eveneens genegeerd.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* WAARSCHUWING • Druk op de stuurtoets Bediening - het lampje op het display gaat branden. Het lampje (---) op het display geeft aan dat de cruisecontrol stand-by staat. De adaptieve cruisecontrol waarschuwt alleen voor de voertuigen die de radarsensor heeft geregistreerd. Het is dan ook mogelijk dat een waarschuwing uitblijft of pas na enige vertraging wordt gegeven. Wacht een waarschuwing dan ook niet af, maar rem zelf wanneer u dat nodig acht.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* Als u de snelheid verhoogt met het gaspe/ indrukt, daal voordat u de knop slaat de cruisecontrol de actuele rijsnelheid op die geldt bij het indrukken van de knop. • De knop heeft dezelfde functie als maar levert een minder grote snelheidsverhoging op: + 1 km/h. N.B. Als een knop van de cruisecontrol langer dan ca. 1 minuut wordt ingedrukt, wordt deze geblokkeerd en uitgeschakeld.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* Stand-bystand door actief ingrijpen van uw kant De cruisecontrol wordt tijdelijk uitgeschakeld en stand-by gezet, als: • het rijpedaal wordt bediend • het koppelingspedaal meer dan 1 minuut5 lang wordt bediend • de keuzehendel in stand N wordt gezet (automatische versnellingsbak) 04 • u meer dan 1 minuut lang een hogere snelheid aanhoudt dan ingesteld. U dient vervolgens zelf uw snelheid aan te passen.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* ingestelde snelheid gewist waarna deze niet . meer te hervatten is met de toets Met een automatische versnellingsbak kan de cruisecontrol een ander voertuig volgen in het interval 0–200 km/h. File-assistent N.B. Bij auto’s met een automatische versnellingsbak is de adaptieve cruisecontrol uitgebreid met een file-assistent (ook wel "Queue Assist" genoemd).
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* WAARSCHUWING Wanneer de cruisecontrol een rijdende voorligger volgt bij snelheden boven 30 km/h, van doelvoertuig verandert en vervolgens een stilstaand voertuig volgt, zal de cruisecontrol het stilstaande voertuig negeren en de opgeslagen snelheid aanhouden. • 04 U dient dan zelf in te grijpen en te remmen.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* WAARSCHUWING Het is niet toegestaan accessoires of andere voorwerpen voor de grille te monteren. N.B. Houd het oppervlak vóór de radarsensor schoon - zie "Onderhoud" op pagina 184. • als de snelheid van de voorligger te veel WAARSCHUWING De adaptieve cruisecontrol is geen systeem dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in zodra u merkt dat het systeem een voorligger niet registreert.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* Soms kan de radarsensor een voertuig op korte afstand pas laat registreren, bijvoorbeeld als een inhalend voertuig invoegt tussen u en uw voorligger. Ook kleine voertuigen, zoals motorfietsen of voertuigen die niet in het midden van de rijstrook rijden, kunnen onopgemerkt blijven. 04 168 In bochten kan de radarsensor op het verkeerde voertuig reageren of een eerder opgemerkt voertuig uit het zicht verliezen.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* Symbolen en meldingen op display Symbool Melding Betekenis Stand-bystand of geen voertuig ontdekt in actieve stand. Voertuig ontdekt in actieve stand waarop de adaptieve cruisecontrol uw snelheid afstemt. Volgtijd geactiveerd, tijdens aanpassing. Volgtijd geactiveerd, na aanpassing.
04 Bestuurdersondersteuning Adaptieve cruisecontrol* Symbool Melding Betekenis ACC Service vereist De adaptieve cruisecontrol werkt niet. • Neem contact op met een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Remmen om stil te blijven staan + geluidssignaal (Alleen auto met file-assistent) De auto staat stil en de cruisecontrol lost de bedrijfsrem, zodat de parkeerrem verder kan remmen en de auto stil kan houden.
04 Bestuurdersondersteuning Afstandswaarschuwing* Algemene informatie1 De afstandswaarschuwing (Distance Alert) is een functie die u inlicht over de volgtijd ten opzichte van de voorligger. Distance Alert is actief bij snelheden hoger dan 30 km/h en reageert uitsluitend op voorliggers die in dezelfde richting als u rijden. Voor voertuigen die langzaam in tegengestelde richting rijden of stilstaan wordt geen afstandsinformatie gegeven. N.B.
04 Bestuurdersondersteuning Afstandswaarschuwing* Volgtijd instellen 04 Bedieningselementen en display voor volgtijd. Volgtijd – Verlengen/verkorten. Voor verlengen omhoogduwen, voor verkorten omlaagduwen. Volgtijd3 – Aan (tijdens aanpassing). Volgtijd3 – Aan (ná aanpassing). 3 172 U kunt verschillende volgtijden ten opzichte van voorliggers kiezen en deze worden op het display als 1–5 horizontale streepjes weergegeven – hoe meer streepjes, des te langer de volgtijd. Eén streepje komt overeen met ca.
04 Bestuurdersondersteuning Afstandswaarschuwing* N.B. In de felle zon en bij lichtschitteringen of grote variaties in de lichtsterkte alsook het gebruik van een zonnebril is het op de voorruit geprojecteerde waarschuwingslampje soms moeilijk waar te nemen. In slechte weersomstandigheden en op slingerende wegen heeft de radarsensor soms moeite om voorliggers te registreren. Ook voorliggers met geringe afmetingen (zoals motorfietsen) zijn soms moeilijk te ontdekken.
04 Bestuurdersondersteuning Afstandswaarschuwing* Lampje Melding Betekenis Radar afgedekt Zie instructieb. De afstandswaarschuwing werkt tijdelijk niet. De radarsensor kan geen andere voertuigen registreren. Bijvoorbeeld wanneer deze wordt gehinderd door hevige regenval of als sneeuwmodder of andere verontreinigingen de radarsensor afdekken. Voor meer informatie over de beperkingen van de radarsensor, zie pagina 166.
04 Bestuurdersondersteuning City Safety™ Algemeen City Safety™ is een hulpmiddel om u te helpen een aanrijding te voorkomen tijdens filerijden e.d., waarbij plotselinge wijzigingen in het verkeer vóór u gekoppeld aan onoplettendheid tot bijna-ongelukken kunnen leiden. De functie die actief is bij een snelheid tot 50 km/h helpt u door automatisch te remmen, wanneer het gevaar voor een botsing met een voorligger reëel is en u zelf niet snel genoeg remt en/of uitwijkt.
04 Bestuurdersondersteuning City Safety™ Bij een snelheidsverschil van meer dan 15 km/h tussen de voertuigen kan City Safety™ een aanrijding niet geheel op eigen kracht voorkomen – voor het maximale remvermogen dient u zelf het rempedaal te bedienen. In dat geval is het ook bij snelheidsverschillen groter dan 15 km/h mogelijk een aanrijding te voorkomen. 04 Wanneer het systeem ingrijpt en remt, verschijnt op het display van het instrumentenpaneel de melding dat het systeem actief is/was. N.B.
04 Bestuurdersondersteuning City Safety™ City Safety™ wordt niet geactiveerd op lage snelheden (onder 4 km/h), wat betekent dat het systeem niet ingrijpt in situaties waarbij u een voorligger uiterst langzaam nadert zoals tijdens het parkeren. De commando’s die u zelf geeft hebben altijd voorrang, wat betekent dat City Safety™ niet ingrijpt in situaties waarbij u duidelijke commando’s geeft via stuurwiel of gaspedaal, zelfs al is een aanrijding onvermijdelijk.
04 Bestuurdersondersteuning City Safety™ BELANGRIJK Als het voorruitoppervlak vóór een van beide “ogen” barsten, krassen of steenslagschade vertoont van 0,5 × 3,0 mm (of groter), neem dan contact op met een erkende werkplaats om de voorruit te laten repareren of vervangen (zie de afbeelding met de positie van de sensor op pagina 175) – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. 04 Als u niets doet, presteert City Safety™ mogelijk minder goed.
04 Bestuurdersondersteuning City Safety™ Lampje Melding Betekenis/Maatregel Autom. remmen door City Safety City Safety™ remt op dit moment of remde eerder automatisch. Voorruitsensoren afgedekt De lasersensor werkt tijdelijk niet doordat deze door iets gehinderd wordt. • Verwijder het voorwerp dat de sensoren hindert en/of maak het voorruitoppervlak vóór de sensoren schoon. 04 Voor meer informatie over de beperkingen van de lasersensoren, zie pagina 176.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* Algemene informatie1 ‘Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie’ is een hulpmiddel dat bedoeld is om u te waarschuwen wanneer het gevaar bestaat dat u op een voetganger of een (stilstaande of rijdende) voorligger botst.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* Collision Warning en City Safety™ vullen elkaar aan. Zie voor meer informatie over City Safety™ zie pagina 175. 1 – Collision Warning Eerst wordt de bestuurder gewaarschuwd voor een dreigende aanrijding. Collision Warning registreert voetgangers vóór de auto en (stilstaande of rijdende) voorliggers.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* Voetgangersdetectie • Een voetganger is alleen te ontdekken wanneer deze helemaal zichtbaar is en een lengte heeft van minimaal 80 cm. • Het systeem kan geen voetgangers ontdekken die grote voorwerpen dragen. • Bij zonsondergang en -ondergang kan de camerasensor voetgangers minder goed registreren – vergelijkbaar met het menselijke oog.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* Waarschuwingssignalen activeren/ deactiveren Waarschuwingslampje (nr. [1] in de afbeelding op pagina 180) wordt automatisch geactiveerd bij het starten van de motor als Collision Warning is geactiveerd. Het waarschuwingsgeluid kan apart worden ge(de)activeerd: • Kies Aan of Uit in het menusysteem MY CAR onder Instellingen Autoinstellingen Rij-assistentiesystemen Botswaarschuwing Signaaltoon.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* Onderhoud Beperkingen Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie is actief vanaf ca. 4 km/h. In de felle zon en bij lichtschitteringen alsook het gebruik van een zonnebril is het op de voorruit geprojecteerde waarschuwingslampje (nr. [1] in de afbeelding op pagina 180) soms moeilijk te ontdekken. Dat is ook mogelijk als u niet recht vooruit kijkt. Houd de waarschuwingszoemer daarom altijd ingeschakeld.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* WAARSCHUWING Als de radar- of camerasensor op grond van de verkeerssituatie of anderszins problemen heeft voetgangers of voorliggers te ontdekken, is het mogelijk dat het systeem pas laat, onterecht of helemaal geen waarschuwing geeft en remt. De sensoren hebben een beperkt bereik voor voetgangers wat inhoudt dat het systeem efficiënt waarschuwt en remingrepen verricht bij rijsnelheden tot 50 km/h.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* en andere voertuigen en voetgangers te ontdekken. Het zichtveld van de camerasensor is beperkt, zodat voetgangers en voertuigen in bepaalde situaties niet kunnen worden geregistreerd of later worden ontdekt dan verwacht. Bij zeer hoge temperaturen werkt de camera de eerste ca. 15 minuten na het starten van de motor niet om de camerafunctie te ontzien.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* Lampjes en meldingen op display Lampje Melding Betekenis CWS-systeem UIT Collision Warning is uitgeschakeld. Verschijnt bij het starten van de motor. De melding dooft automatisch na ca. 5 seconden of eerder wanneer u op de toets OK drukt. CWS-systeem niet beschikbaar Het is niet mogelijk Collision Warning te activeren. Remassistent geactiveerd De Auto Brake was actief.
04 Bestuurdersondersteuning Collision Warning met Auto Brake en voetgangersdetectie.* Lampje 04 188 Melding Betekenis Radar afgedekt Zie instructieb. Collision Warning met Auto Brake werkt tijdelijk niet. CWS-systeem Service vereist Collision Warning met Auto Brake werkt niet of gedeeltelijk. De radarsensor kan geen andere voertuigen registreren. Bijvoorbeeld wanneer deze wordt gehinderd door hevige regenval of als sneeuwmodder of andere verontreinigingen de radarsensor afdekken.
04 Bestuurdersondersteuning Driver Alert System* Algemene informatie over Driver Alert System1 Driver Alert System is bestemd om u te helpen als de auto op een ongecontroleerde manier wordt bestuurd of op het punt staat de rijstrookmarkering te overschrijden. Driver Alert System bestaat uit verschillende functies die tegelijk of apart in te schakelen zijn: WAARSCHUWING Driver Alert System heeft niet in alle situaties het beoogde effect en is uitsluitend bedoeld als hulpmiddel.
04 Bestuurdersondersteuning Driver Alert System – DAC* Algemene informatie over DAC DAC is bedoeld om langzame wijzigingen in het rijgedrag te bespeuren, in eerste instantie op de grotere wegen. De functie is niet bedoeld voor gebruik in het stadsverkeer. Soms treden er ondanks vermoeidheid geen merkbare wijzigingen op in het rijgedrag. In dat geval wordt er dan ook niet gewaarschuwd.
04 Bestuurdersondersteuning Driver Alert System – DAC* Aan/Uit Om Driver Alert in de stand-bystand te zetten: • Zoek op het beeldscherm van de middenconsole met het menusysteem MY CAR Auto-instellingen Rijassistentiesystemen Driver Alert op en vink het vakje aan. • Vakje niet aangevinkt: Functie uitgeschakeld. Op het display staat een niveaumarkering in de vorm van 1–5 balkjes, waarbij een klein aantal balkjes voor ongecontroleerd rijgedrag staat. Een groot aantal balkjes betekent stabiel rijden.
04 Bestuurdersondersteuning Driver Alert System – DAC* Lampje Melding Betekenis Driver Alert De functie analyseert uw rijstijl. Het aantal balkjes varieert van 1 tot 5, waarbij een klein aantal balkjes voor ongecontroleerd rijgedrag staat. Omgekeerd geldt dat een groot aantal balkjes voor stabiel rijgedrag staat. 04 Driver Alert Tijd voor pauze De auto vertoont zwalkend rijgedrag – u wordt gewaarschuwd met een zoemersignaal en een displaymelding.
04 Bestuurdersondersteuning Driver Alert System – (LDW)* Algemene informatie over LDW1 Bediening en functie Als de camera de rijstrookmarkeringen op het wegdek niet langer registreert verschijnt op het display de melding Lane Depart Warn niet beschikbaar. Als de rijsnelheid tot onder de 60 km/h daalt, neemt de functie de stand-bystand weer in en verschijnt op het display de melding Lane Depart Warn stand-by <65km/h.
04 Bestuurdersondersteuning Driver Alert System – (LDW)* N.B. Iedere keer dat de wielen een markeringsstreep passeren wordt er slechts eenmaal gewaarschuwd. Er wordt dan ook niet meer gewaarschuwd, wanneer u met één wiel aan weerszijden zijden van de rijstrookmarkering blijft rijden. Lampjes en meldingen op display 04 Lampje Melding Betekenis Lane departure warning AAN/Lane departure warning UIT De functie is ingeschakeld/uitgeschakeld. Verschijnt bij inschakeling/uitschakeling.
04 Bestuurdersondersteuning Driver Alert System – (LDW)* Lampje Melding Betekenis Voorruitsensoren afgedekt De camerasensor werkt tijdelijk niet. Verschijnt bijvoorbeeld bij sneeuw, ijs of vuil op de voorruit. • Maak het voorruitoppervlak vóór de camerasensor schoon. Voor meer informatie over de beperkingen van de camerasensor, zie pagina 185. Driver Alert Sys Service vereist Het systeem is defect. • Bezoek een werkplaats als de melding niet verdwijnt – geadviseerd wordt een erkende Volvowerkplaats.
04 Bestuurdersondersteuning Park Assist* Algemeen Park Assist is bedoeld als hulpmiddel tijdens het parkeren. Geluidssignalen en symbolen op het beeldscherm van de middenconsole geven de afstand aan tot een waargenomen obstakel. Het Park Assist-volume is tijdens de weergave van geluidssignalen bij te stellen met de draaiknop VOL op de middenconsole of in het menusysteem MY CAR van de auto – zie pagina 213.
04 Bestuurdersondersteuning Park Assist* Bij een afstand tot 30 cm bestaat het geluidssignaal uit een ononderbroken toon en is de sensorsector die het dichtst bij de auto ligt geheel gevuld. Als er zowel voor als achter de auto obstakels binnen deze afstand zijn waargenomen, komen de geluidssignalen beurtelings uit de luidsprekers aan linker- en rechterzijde. Park Assist aan de achterzijde N.B.
04 Bestuurdersondersteuning Park Assist* N.B. Sensoren schoonmaken Park Assist aan de voorzijde wordt gedeactiveerd, wanneer u de parkeerrem zet of de keuzehendel in stand P zet bij een auto met automatische versnellingsbak. BELANGRIJK 04 Bij auto’s met verstralers erop letten dat de lampen de sensoren niet blokkeren en voor obstakels worden gehouden. Aanduiding voor systeemstoringen Positie van de voorste sensoren.
04 Bestuurdersondersteuning Park Assist-camera* Algemeen Functie en bediening De Park Assist-camera is een hulpsysteem dat automatisch geactiveerd wordt bij het inschakelen van de achteruitversnelling (de functie is te wijzigen in het instellingenmenu, zie pagina 213).
04 Bestuurdersondersteuning Park Assist-camera* Hulplijnen 04 Camerapositie bij de openingshandgreep. Lichtomstandigheden Voorbeeld van hoe hulplijnen voor de bestuurder getoond worden. De cameraweergave wordt automatisch aangepast aan de heersende lichtomstandigheden. Dit kan ertoe leiden dat de beeldweergave ietwat kan variëren wat lichtsterkte en kwaliteit betreft. Slechte lichtomstandigheden leveren mogelijk een iets slechtere beeldkwaliteit op.
04 Bestuurdersondersteuning Park Assist-camera* Grenslijnen per reiken zolang er geen obstakel in de weg staat. Auto’s met Park Assist-sensoren achter* Kleur Afstand (meter) Oranje 1,5– Oranje 0,3–1,5 Rood 0–0,3 Instellingen Druk op OK/MENU wanneer een cameraweergave getoond wordt. Voer de gewenste instellingen uit. 04 Overig Lijnen van het systeem.
04 Bestuurdersondersteuning Park Assist-camera* Beperkingen N.B. Fietsdragers of andere accessoires achter op de auto kunnen het blikveld van de camera blokkeren. 04 Let erop dat ook als het geblokkeerde gebied er op het scherm relatief klein uitziet, het werkelijke, verborgen gebied dusdanig groot kan zijn dat obstakels pas worden geregistreerd wanneer u er bijna bovenop zit. Waar u op moet letten • Houd de cameralens vrij van vuil, sneeuw en ijs.
04 Bestuurdersondersteuning BLIS* – Blind Spot Information System Algemene informatie over BLIS WAARSCHUWING G021426 Het systeem vormt een aanvulling op – geen vervanging voor – een veilige rijstijl en het gebruik van de buitenspiegels. De bestuurder moet altijd oplettend en verantwoord blijven rijden. De bestuurder is er altijd verantwoordelijk voor dat er op een veilige manier van rijstrook wordt gewisseld. Buitenspiegel met BLIS1.
04 Bestuurdersondersteuning BLIS* – Blind Spot Information System Activeren/deactiveren een displaymelding op het instrumentenpaneel. Bij het heractiveren van BLIS brandt het lampje in de knop, verschijnt er een nieuwe displaymelding en lichten de controlelampjes in de portieren 3 keer op. Druk op de knop OK om de displaymelding te laten verdwijnen. (Voor een beschrijving van de meldingsfuncties, zie pagina 210). 04 Wanneer BLIS werkt Knop voor activering/deactivering.
04 Bestuurdersondersteuning BLIS* – Blind Spot Information System Schoonmaken Melding BLIS werkt alleen optimaal, als de lenzen van de BLIS-camera’s schoon zijn. U kunt de lenzen schoonmaken met een zachte doek of een vochtige spons. Maak de lenzen voorzichtig schoon om krassen te voorkomen. BLIS Beperkte functie BELANGRIJK Displaymeldingen Betekenis BLIS AAN BLIS-systeem geactiveerd. BLIS Service vereist BLIS werkt niet – neem contact op met een werkplaats.
04 Bestuurdersondersteuning BLIS* – Blind Spot Information System 04 Eigen schaduwen op grote, lichtgekleurde en gladde oppervlakken zoals geluidsschermen of betonnen wegen. Laag staande zon in de camera. 206 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
04 Bestuurdersondersteuning 04 207
Menu- en meldingsfuncties................................................................... Menugroep MY CAR............................................................................. Klimaatregeling..................................................................................... Motor- en interieurverwarming op brandstof*....................................... Extra verwarming*................................................................................. Boordcomputer.............................
COMFORT EN RIJPLEZIER
05 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties Instrumentenpaneel eerst bevestigen met de knop OK voordat u de menu’s kunt bekijken. Melding Menu-overzicht Voor sommige van de onderstaande menuopties dient de auto te zijn uitgerust met de bijbehorende functie en software. ---- km actieradius --.- l/100km gemiddeld --.- l/100km momentaan --- km/h gem. snelheid Informatiedisplay en bedieningselementen voor menufuncties. 05 210 Melding op informatiedisplay. Motoroliepeil Een ogenblik...
05 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties N.B. Als er een waarschuwingsmelding verschijnt als de boordcomputer wordt gebruikt, moet de melding worden gelezen (druk op OK) voordat de eerdere activiteit kan worden hervat. Melding Betekenis Stop auto z.s.m.A Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade – bezoek een werkplaatsB. Zet motor afA Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade – bezoek een werkplaatsB.
05 Comfort en rijplezier Menu- en meldingsfuncties A 05 212 B C Melding Betekenis Tijdelijk UITA De bijbehorende functie is tijdelijk uitgeschakeld en wordt na enige tijd rijden of de volgende keer dat u de motor start automatisch opnieuw ingeschakeld. Accuspann. laag Spaarstand Het audiosysteem is uitgeschakeld om stroom te besparen. Laad de accu bij. Deel van een melding, verschijnt samen met gegevens over de locatie van de storing. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR Algemene informatie over MY CAR In deze menugroep zijn tal van autofuncties te regelen, zoals het instellen van de klok, de buitenspiegels en de Bediening Bedieningselementen op middenconsole sloten. Navigatie in deze menu’s vindt plaats met knoppen op de middenconsole of met de toetsenset rechts op het stuurwiel.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR Toetsenset* op stuurwiel Instellingen Auto-instellingen Slotinstellingen Deuren open Bestuurdersdeur: dan alle. Hier volgt een voorbeeld van de wijze waarop u een functie kunt opzoeken en aanpassen met de toetsenset op de middenconsole: 1. Druk op de knop MY CAR op de middenconsole. De toetsenset kan per markt verschillen. 05 Draai aan het duimwiel om een stap omhoog/omlaag te gaan door de menuopties. 3.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR My V70/XC70 Bestuurdersondersteunende systemen Hier verschijnen de eerste 4 menuniveaus onder MY CAR Instellingen. Voor enkele menu’s bestaan submenu’s – deze worden in dat geval uitvoerig beschreven in het desbetreffende tekstgedeelte. Wanneer u kunt kiezen uit activering/Aan of deactivering/Uit van een bepaalde functie, verschijnt er een vakje: Aan: Aangevinkt vakje. Uit: Leeg vakje. • Kies Aan/Uit met OK – verlaat het menu vervolgens met EXIT.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR Slotinstellingen Automatische vergrendeling p. 48, 58 en 60 Aan Instellingen zijspiegel p. 107 Spiegels inklappen Linkerspiegel hellen 30 sec. Rechterspiegel hellen 60 sec. Uit Lichtinstellingen Deuren open Bestuurdersdeur: dan alle Instappen zonder sleutel Willekeurige deur Vragen bij uitstappen Aan Aan Uit Uit p. 95 p. 92 Aan Uit Tijdsduur 'approach'verl. p. 63 en 67 p. 48 en 96 Extra koplampen Uit Aan 30 sec. Uit 60 sec. 90 sec.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR p. 239 Stuurkracht Lane Departure Warning p. 193 Afstandswaarschuwing Laag Aan Aan Midden Uit Uit Hoog Aan bij starten Auto-instellingen resetten Systeemopties Aan Uit p. 180 Aan Uit Uit p. 78 Tijd p. 154 DSTC Aan Waarschuwingsafstand Uit Hogere gevoeligheid Rij-assistentiesystemen p. 190 Aan Uit Van alle menu’s onder Autoinstellingen worden de fabrieksinstellingen hervat. Botswaarschuwing Driver Alert Aan p.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR Screensaver p. 213 Afstands-/ verbruikseenheid Aan MPG (UK) Uit MPG (US) Bij selectie van deze optie wordt de schermweergave automatisch vervangen door een leeg scherm, wanneer u enige tijd geen schermfunctie gebruikt. De actuele schermweergave verschijnt echter weer, wanneer u gebruik maakt van een van de knoppen of bedieningselementen van het beeldscherm. 05 Taal Geeft de taal voor de menuteksten aan.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR Lijst van spraakcommando's Telefooncommando's Telefoon Telefoon kies contact Telefoon kies nummer Navigatiecommando's Navigatie Bluetooth-aansluiting. Voor meer (gedetailleerde) informatie, zie pagina 277. De menu-opties onder Navigatiecommando's geven enkele voorbeelden van de beschikbare gesproken commando’s – alleen in combinatie met Volvo’s navigatiesysteem RTI* geïnstalleerd.
05 Comfort en rijplezier Menugroep MY CAR Volume mededelingen Klimaatinstellingen Er verschijnt een volumeregeling op het scherm – doe in dat geval het volgende: Autom. ventilatorinstellingen Hoog Laag 2. Met OK kunt u bij wijze van proef een stukje beluisteren. Timer voor hercirculatie 3. Met EXIT kunt u de instelling opslaan en het menu verlaten. Aan p. 46 VIN-nummer p. 398 DivX® VOD-code p. 269 Bluetooth-softwareversie in auto p. 276 Kaart- en softwareversie* Aut.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Algemeen Klimaatregeling De auto is voorzien van elektronische klimaatregeling. De klimaatregeling zorgt ervoor dat de lucht in het interieur gekoeld, verwarmd of van vocht ontdaan wordt. N.B. U kunt de airconditioning (AC) uitschakelen, maar voor optimaal klimaatcomfort in de passagiersruimte en om te voorkomen dat de ruiten beslaan dient u de airconditioning altijd te laten aanstaan. Positie van de sensoren • De zonnesensor zit boven op het dashboard.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling regelmatig vervangen. Raadpleeg het Serviceprogramma van Volvo voor het aanbevolen vervangingsinterval. In zeer sterk verontreinigde gebieden moet u het filter mogelijk vaker vervangen. in de passagiersruimte ontdoet van verontreinigingen in de vorm van stofdeeltjes, koolwaterstoffen, stikstofoxiden en laaghangend ozon. N.B. N.B. Er bestaan twee verschillende soorten interieurfilters. Let erop dat u het juiste filter aanbrengt.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Luchtverdeling Blaasmonden in portierstijlen G017699 G021368 Blaasmonden in dashboard De binnenkomende lucht wordt verdeeld over uiteenlopende blaasmonden verspreid over het interieur. In de stand AUTO* vindt de luchtverdeling geheel automatisch plaats. De luchtverdeling valt zo nodig handmatig bij te regelen, zie pagina 230.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Elektronische klimaatregeling, ECC* 05 Temperatuurregeling, linkerzijde Elektrisch verwarmde voorstoel, links2 Max.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Elektronische temperatuurregeling, ETC 05 Ventilator Elektrisch verwarmde voorstoel, rechts Elektrisch verwarmde voorstoel, links Temperatuurregeling AC – Airconditioning aan/uit Max.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Gebruik bedieningselementen Elektrisch verwarmde stoelen/ achterbank* Voorstoelen Tweemaal op de knop drukken levert een lager verwarmingsniveau op – op het beeldscherm branden twee oranje lampjes. Achterbank3 Driemaal op de knop drukken levert het laagste verwarmingsniveau op – op het beeldscherm brandt één oranje lampje. De vierde maal dat u op de knop drukt wordt de verwarming uitgeschakeld – geen van de lampjes brandt.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Geventileerde voorstoelen* functie bijvoorbeeld gebruiken om uw kleding van vocht te ontdoen. Het ventilatiesysteem is te activeren, wanneer de motor loopt. Er zijn drie comfortniveaus met elk hun eigen koel- en droogeffect: • Comfortniveau III: eenmaal op de knop drukken levert het hoogste verwarmingsniveau op – op het beeldscherm van de middenconsole branden drie oranje lampjes (zie bovenstaande afbeelding).
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling U kunt de ventilatorsnelheid in de automatische stand instellen in het menusysteem MY CAR onder Instellingen Klimaatinstellingen Autom. ventilatorinstellingen. Kies uit Laag, Normaal of Hoog : Luchtverdeling • Laag - Automatische ventilatorregeling. Geringe luchtstroom geniet de prioriteit. • Normaal - Automatische ventilatorregeling.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling N.B. Let erop dat de passagiersruimte niet sneller warm of koud wordt, wanneer u een hogere of lagere temperatuur kiest dan de gewenste.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling lucht in de passagiersruimte wordt gerecirculeerd. Auto’s met Eco Start/Stop DRIVe* N.B. Voor optimale kwaliteit van de lucht in de passagiersruimte dient u de Air Quality Sensor ingeschakeld te houden. U kunt de functie activeren/deactiveren in het menusysteem MY CAR onder Instellingen Klimaatinstellingen Luchtkwaliteitssysteem. Voor een beschrijving van het menusysteem, zie pagina 214.
05 Comfort en rijplezier Klimaatregeling Luchtverdeling Toepassing Luchtverdeling Toepassing Luchtstroom naar de ruiten en uit de blaasmonden van het dashboard. om een comfortabel klimaat te verkrijgen bij warm en droog weer. Lucht naar de vloer. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de blaasmonden in het dashboard en op de ruiten. om warme of koude lucht naar de vloer te sturen. Luchtstroom op hoofden borsthoogte uit de blaasmonden in het dashboard.
05 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* Verwarming op brandstof Tanken Als de accu onvoldoende opgeladen is of als het brandstofpeil te laag is, wordt de standverwarming automatisch uitgeschakeld en er verschijnt een melding op het display. Bevestig deze melding door op de knop OK op de richtingaanwijzerhendel te drukken, zie pagina 233.
05 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* N.B. Lampj e Duimwiel G025102 Knop OK Lampjes en displaymeldingen Wanneer u de instellingen van een van de timers of Directe start activeert, gaat het informatielampje op het instrumentenpaneel branden en op het informatiedisplay verschijnen een verklarende melding plus een ander brandend lampje. In de onderstaande tabel staan de voorkomende lampjes en displaymeldingen.
05 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* Een displaymelding verdwijnt automatisch na enige tijd. U kunt een melding ook eerder laten verdwijnen met een druk op de knop OK van de richtingaanwijzerhendel. Meteen inschakelen/uitschakelen 1. Gebruik het duimwiel om naar Directe start Standverw. te gaan. 2. Druk op RESET om te kiezen uit AAN en UIT. AAN: De standverwarming is handmatig of via de timerfunctie ingeschakeld.
05 Comfort en rijplezier Motor- en interieurverwarming op brandstof* N.B. Als u de klok van de auto bijstelt, worden eventuele timerinstellingen gewist. 05 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
05 Comfort en rijplezier Extra verwarming* Algemene informatie over de extra verwarming Interieurverwarming* Als de extra verwarming wordt uitgebreid met een timerfunctie, kan deze dienstdoen als interieurverwarming op brandstof, zie pagina 232. In landen met een koud klimaat1 is wellicht een extra verwarming vereist om de motor op bedrijfstemperatuur te brengen en een behaaglijke temperatuur in de passagiersruimte te realiseren.
05 Comfort en rijplezier Boordcomputer Algemeen Functies N.B. Als er een waarschuwingsmelding verschijnt tijdens het gebruik van de boordcomputer, dient u deze melding eerst te bevestigen voordat u de boordcomputer weer kunt activeren. Bevestig de waarschuwingsmelding door te drukken op OK. Informatiedisplay en bedieningstoetsen. OK – bevestigen. Duimwiel – menu’s en opties binnen de cruisecontrol-lijst doorbladeren. RESET – op nul stellen.
05 Comfort en rijplezier Boordcomputer 2. Houd RESET ca. 1 seconde ingedrukt om de waarde voor de gekozen functie op nul te stellen. Als u RESET ten minste 3 seconden lang ingedrukt houdt, stelt u de gemiddelde snelheid en het gemiddelde brandstofverbruik gelijktijdig op nul. Actuele snelheid*1 Bij een snelheidsmeter met een kilometerschaal wordt overgeschakeld op weergave van de actuele snelheid in mph (miles per hour).
05 Comfort en rijplezier Rijeigenschappen aanpassen Actieve chassisregeling, Four-C* Bediening Het actieve chassissysteem FOUR-C (Continously Controlled Chassis Concept) stemt de eigenschappen van de schokdempers af op de gewenste rijeigenschappen van de auto. U hebt de keuze uit drie standen: Comfort, Sport en Advanced. en stuurgevoeligheid. Open het menusysteem MY CAR en ga naar Instellingen Autoinstellingen Stuurkracht en kies uit Laag, Midden of Hoog.
05 Comfort en rijplezier Interieurcomfort Opbergmogelijkheden 05 240
05 Comfort en rijplezier Interieurcomfort Opbergvak in portierpaneel Middenconsole Dashboardkastje Opbergzak* aan de voorkant van de voorstoelzittingen Parkeerkaarthouder Dashboardkastje Opbergvak Kledinghaak Opbergvakken, bekerhouder Bekerhouder* in armsteun, achterbank Opbergvak Kledinghaak De kledinghaak is alleen bestemd voor niet al te zware kledingsstukken. WAARSCHUWING Bewaar losse voorwerpen, zoals een mobiele telefoon, camera, afstandsbediening voor extra uitrusting e.d.
05 Comfort en rijplezier Interieurcomfort Make-upspiegel 12V-aansluiting mediaspelers of mobiele telefoons. De transpondersleutel moet ten minste in sleutelstand I staan, anders geeft de aansluiting geen stroom, zie pagina 80. WAARSCHUWING Laat de plug altijd in de aansluiting zitten als u deze niet gebruikt. Make-upspiegel met verlichting. 05 G021439 G021438 N.B. 12V-aansluiting in middenconsole, voorin.
05 Comfort en rijplezier Interieurcomfort BELANGRIJK U kunt maximaal 10 A (120 W) via de aansluiting afnemen bij gebruik van één aansluiting tegelijk. Bij gelijktijdig gebruik van de beide aansluitingen in de tunnelconsole geldt een waarde van 7,5 A (90 W) per aansluiting. Als de compressor voor bandenreparatie op een van de beide aansluitingen is aangesloten, mag er op de andere aansluiting geen stroomverbruiker aangesloten zijn. N.B.
Algemene informatie over infotainment................................................ Radio..................................................................................................... Mediaspeler.......................................................................................... Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang.......................................... 246 258 266 271 Media Bluetooth* ................................................................................
INFOTAINMENT
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Algemeen Het infotainmentsysteem bestaat uit een radio, mediaspeler, tv* en een functie voor communicatie met een mobiele telefoon*. De informatie verschijnt op een kleurenscherm van 5 of 7 inch* boven aan de middenconsole. De functies zijn te bedienen via knoppen op het stuurwiel, op de middenconsole onder het kleurenscherm of via een afstandsbediening*. Een mobiele telefoon is in bepaalde gevallen ook via spraakherkenning te bedienen.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Overzicht Installatie bedienen SOUND - indrukken op de audio-instellingen (lage tonen, hoge tonen e.d.) te openen. Voor meer informatie, zie pagina 253. VOL - eraan draaien om het volume te verhogen of te verlagen. ON/OFF/MUTE - Bij kort indrukken wordt de installatie ingeschakeld en bij lang indrukken (totdat het scherm zwart wordt) vindt uitschakeling plaats. Let erop dat het complete Sensus-systeem (incl.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment TUNE - eraan draaien om tracks/mappen, radio- en tv*-zenders, telefooncontacten* door te bladeren of de opties op het beeldscherm. EXIT - kort indrukken om omhoog te gaan in het menusysteem, een actieve functie te annuleren, telefoongesprekken te beëindigen/ weigeren of ingevoerde tekens te wissen.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment (voor mobiele telefoons met Bluetoothaansluiting en het navigatiesysteem*). Toetsenset zonder duimwiel Hoofdbronweergave Lang indrukken van EXIT op de toetsenset* op het stuurwiel voert naar de normaalweergave. Als u in de normaalweergave lang op EXIT drukt, beschikt u over dezelfde hoofdbronknoppen als die op de middenconsole: NAV - Volvo’s navigatiesysteem (RTI)*, wordt in een apart instructieboekje besproken.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Menufuncties 06 Het voorbeeld geeft aan hoe u de verschillende functies bereikt tijdens het afspelen van een schijf.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Kies een hoofdbron door te drukken op een hoofdbronknop (1) (RADIO, MEDIA, TEL). Gebruik om door de menu’s van de hoofdbron te bladeren de knoppen TUNE, OK/MENU of EXIT. Gebruik TUNE om door het menu te bladeren, kies de gemarkeerde menuregel met OK/ MENU of ga een stap terug met EXIT. In sommige gevallen kunt u een sneltoetsenmenu openen door op de hoofdbronknop (1) van de actieve bron te drukken. Voor Menu-overzicht, zie pagina 254. N.B.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Vooruit-/achteruitspoelen en zoeken FAV - favoriet opslaan Bij het indrukken van (2) bladert u de tracks door of zoekt u de eerstvolgende beschikbare radiozender. Beperkingen De geluidsbron (zoals FM1, AM, Disk enz.) die via de luidsprekers wordt weergegeven is niet te bedienen vanaf het bedieningspaneel achterin.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment • Balans – Balans tussen luidsprekers links Algemene audio-instellingen Druk op SOUND om het menu met audioinstellingen (Bass, Treble, etc.) te openen. Ga verder met SOUND of OK/MENU naar het alternatief van uw keuze (bijvoorbeeld Treble). Pas de instelling aan door te draaien aan TUNE en sla de instelling op met OK/MENU. Druk opnieuw meerdere malen op SOUND of OK/MENU om de overige alternatieven te bereiken: • Surround9 – Is Aan/Uit te zetten.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment niveau onder Audio-instellingen Volumecompensatie. Voor algemene informatie over menufuncties en menusystemen, zie pagina 250 en het menu-overzicht, zie pagina 254. Geluidssterkte externe geluidsbron Bij aansluiting van een externe geluidsbron (zoals een mp3-speler of iPod) op de AUXingang verschilt het ingestelde volume van deze geluidsbron mogelijk van het volume waarop het audiosysteem (bijvoorbeeld de radio) speelt.
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Geavanceerde instellingen REG Alternatieve frequentie PTY-tekst weergeven Hoofdmenu DVD12 Video Alle DAB-instellingen resetten Diskmenu Audio-instellingen 16 Play/pause/verder EON TP-favoriet instellen PTY-instellingen Alle FM-instellingen resetten Audio-instellingen 16 Menu’s MEDIA Stop Hoofdmenu CD Audio Ondertitels Diskmenu Taal van audiospoor kiezen Willekeurige weergave Hoofdmenu CD/DVD12 Data Ensemble programmeren Diskmenu PTY-fi
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Stop Hoofdmenu AUX Willekeurig AUX-menu Map herhalen AUX-ingangsvolume USB-apparaat kiezen Audio-instellingen 16 Volgende titel Volgende audiotrack Scan Audio-instellingen 16 Hoofdmenu Media Bluetooth15 06 Gemiste oproepen Land kiezen Beantwoorde gesprekken Presets sorteren Gekozen nummers Autostore Gespreksduur Pop-upmenu17 video en tv* Bluetooth-apparaat verwijderen Druk op OK/MENU terwijl u een videobestand afspeelt of tv* kijkt
06 Infotainment Algemene informatie over infotainment Telefooninstellingen Herkenbaar Geluiden en volume Telefoonboek downloaden Bluetooth-softwareversie in auto Bel-opties Automatisch opnemen Voicemailnummer Telefoon uit 06 257
06 Infotainment Radio Algemeen N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsenset* op het stuurwiel en/of een afstandsbediening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middenconsole. Voor een beschrijving van de toetsenset op het stuurwiel, zie zie pagina 248. Voor een beschrijving van de afstandsbediening, zie pagina 295. Menufuncties Middenconsole, bedieningselementen voor radiofuncties. De toets RADIO voor het kiezen van frequentieband (AM, FM1, FM2, DAB1*, DAB2*).
06 Infotainment Radio Om de lijst te openen en een zender te kiezen: 1. Kies de gewenste frequentieband (FM1 of FM2). 2. Draai TUNE één stap links- of rechtsom. Er verschijnt dan een lijst met alle beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt. De zender waarop is afgestemd staat met een groter lettertype in de lijst gemarkeerd. 3. Draai TUNE weer links- of rechtsom om een zender in de lijst te kiezen. 4. Bevestig uw keuze met OK/MENU. N.B.
06 Infotainment Radio N.B. Weergave van de zenderlijst met de best doorkomende signalen in het huidige gebied behoort tot de fabriekinstellingen van de radio (zie het eerdere gedeelte “Zenderlijst”). Als u echter bent overgestapt op het handmatig zoeken van zenders (door te drukken op de toets van de middenconsole toen de zenderlijst getoond werd), is de volgende keer dat u de radio inschakelt de functie voor het handmatig zoeken van zenders opnieuw actief.
06 Infotainment Radio te hervatten en druk op OK/MENU om de melding te verwijderen. Alarm De functie wordt gebruikt om de bevolking attent te maken op ernstige ongelukken of calamiteiten. U kunt de functie alarm niet tijdelijk onderbreken of deactiveren. De melding ALARM! verschijnt op het beeldscherm, wanneer er een alarmmelding wordt verzonden. bepalend voor de vraag of de weergave van de actieve geluidsbron kan worden onderbroken voor uitzendingen van een bepaald programmatype.
06 Infotainment Radio menu Geavanceerde instellingen PTY-instellingen PTY kiezen. 2. Vervolgens dient u de PTY-functie te activeren onder FM-menu Geavanceerde instellingen PTY-instellingen Verkeersinfo van andere zenders ontvangen. Er verschijnt een indicatie op het beeldscherm wanneer PTY geactiveerd is. U deactiveert de PTY-functie in stand FM onder FM-menu Geavanceerde instellingen PTY-instellingen Verkeersinfo van andere zenders ontvangen. De gekozen programmatypes (PTY) worden niet gereset.
06 Infotainment Radio – Reset in de stand FM onder FM-menu Geavanceerde instellingen Alle FMinstellingen resetten. Volumeregeling programmatypes De onderbrekende uitzendingen van het gekozen programmatype (bijvoorbeeld NEWS of TP) worden weergegeven op het volume dat voor het programmatype is gekozen. Als u het volume tijdens de onderbreking bijregelt, wordt het nieuwe volume opgeslagen voor een volgende onderbreking.
06 Infotainment Radio ders. Wanneer er een zender is gevonden, wordt deze ca. 10 seconden lang weergegeven voordat de zoekfunctie wordt voortgezet. Bij het beluisteren van een zender is de zender op de normale manier op te slaan als een van de voorkeuren. Voor meer informatie over voorkeuren, zie ‘Voorkeuren’ hieronder. U kiest een programmatype in stand DAB onder DAB-menu PTY-filter .
06 Infotainment Radio Geavanceerde instellingen DAB naar DAB link gekozen frequentieband is niet van invloed op de opgeslagen voorkeuren. ‘DAB naar DAB link’ houdt in dat de DAB-radio van een kanaal dat slecht of helemaal niet te ontvangen is kan overschakelen op hetzelfde kanaal in een andere kanaalgroep met een betere ontvangst. Bij het veranderen van kanaalgroep kan enige vertraging in de geluidsweergave optreden.
06 Infotainment Mediaspeler CD/DVD1-functies Uw keuze bevestigen of het menu voor de gekozen mediabron openen door te drukken op OK/MENU. Disctrack voor-/achteruitspoelen en van disctrack of hoofdstuk2 veranderen. De mediaspeler ondersteunt de volgende soorten discs en bestanden en kan deze met andere woorden afspelen: • Voorbespeelde cd-discs (CD Audio). • Zelfgebrande cd’s met audio- en/of videobestanden1. Bedieningspaneel op middenconsole.
06 Infotainment Mediaspeler Pauze Als het volume wordt uitgedraaid of MUTE wordt ingedrukt, pauzeert de mediaspeler. Als het volume wordt verhoogd of MUTE nogmaals wordt ingedrukt, start de mediaspeler weer. U kunt tevens pauzeren via het menusysteem3: druk op OK/MENU en kies Play/pause. Afspelen en navigeren Audio-cd’s Draai aan TUNE om de speellijst van de disc te bekijken en door de lijst te navigeren. Met OK/ MENU wordt de trackkeuze bevestigd en de weergave gestart.
06 Infotainment Mediaspeler toets weer los om de video weer op normale snelheid weer te geven. 3. Druk op OK/MENU om de functie te activeren/deactiveren. Scannen5 Bij activering van deze functie worden van alle disctracks/audiobestanden de eerste tien seconden weergegeven. Om te scannen: Wisselen van disctrack/audiobestand is mogelijk door te drukken op / op de middenconsole of op de toetsenset* op het stuurwiel. 1. Druk op OK/MENU Map herhalen6 2.
06 Infotainment Mediaspeler Van hoofdstuk of titel veranderen Draai aan TUNE om de lijst met hoofdstukken te openen en erin te navigeren (bij het afspelen van een film wordt de film gepauzeerd). Druk op OK/MENU om een hoofdstuk te kiezen en terug te keren naar de uitgangspositie (als eerder een film werd afgespeeld, wordt deze film voortgezet). Druk op EXIT om de titellijst te openen.
06 Infotainment Mediaspeler A B C 06 270 AudioformatenA CD-Audio, mp3, wma AudioformatenB CD-Audio, mp3, wma, aac, m4a VideoformatenC CD-Video, DVD-Video, divx, avi, asf Geldt voor Performance. Geldt niet voor Performance. Geldt alleen voor High Performance Multimedia en Premium Sound Multimedia.
06 Infotainment Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang Algemeen N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsenset* op het stuurwiel en/of een afstandsbediening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middenconsole. Voor een beschrijving van de toetsenset op het stuurwiel, zie zie pagina 248. Voor een beschrijving van de afstandsbediening, zie pagina 295. Aansluitingspunten voor externe geluidsbronnen.
06 Infotainment Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang Afspelen en navigeren2 Draai aan TUNE om de speellijst/mapstructuur te openen en door de lijst/structuur te navigeren. Met OK/MENU wordt de gekozen submap bevestigd of de weergave van het gekozen audio-/videobestand gestart. Druk op EXIT om te annuleren en de speellijst te verlaten of een stap omhoog (terug) te zetten in de mapstructuur. Lang indrukken van EXIT voert u naar het hoofdniveau van de speellijst.
06 Infotainment Externe geluidsbron via AUX/USB*-ingang N.B. Het systeem biedt ondersteuning voor draagbare media die werken met USB 2.0 en het bestandssysteem FAT32 en kan 1000 mappen aan met maximaal 254 submappen/bestanden in elke map. Een uitzondering daarop vormt het hoogste niveau, dat tot 1000 submappen/bestanden kan bevatten. USB Removable device/Mass Storage Device te staan. iPod Een iPod wordt middels de aansluitkabel bijgeladen en gevoed door de USB-aansluiting*. N.B.
06 Infotainment Media Bluetooth* Algemeen De mediaspeler in de auto is uitgerust met Bluetooth1 en kan draadloos ‘streaming audio’-bestanden afspelen op externe eenheden met Bluetooth zoals mobiele telefoons en laptops. Navigatie en regeling van het geluid zijn in dat geval te verrichten via de toetsen op de middenconsole of via de toetsenset* op het stuurwiel. Bij sommige externe eenheden is het ook mogelijk op de eenheid zelf van track te wisselen.
06 Infotainment Media Bluetooth* EXIT – Omhoog in het menusysteem, annuleert de actuele functie. Bij kort indrukken loopt u de audiobestanden door. Bij lang indrukken spoelt u de audiobestanden voor- of achteruit. N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsenset* op het stuurwiel en/of een afstandsbediening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middenconsole. Voor een beschrijving van de toetsenset op het stuurwiel, zie zie pagina 248.
06 Infotainment Media Bluetooth* Willekeurige afspeelvolgorde2 Versie-informatie Bluetooth Bij activering van deze functie worden de audiobestanden op de externe eenheid in willekeurige volgorde afgespeeld. Activeer/deactiveer de willekeurige afspeelvolgorde in stand Bluetooth onder Bluetooth-menu Willekeurige weergave. De actuele Bluetooth-versie van de auto is in stand Bluetooth te bekijken onder Bluetoothmenu Bluetooth-softwareversie in auto.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* Algemeen Overzicht Een mobiele telefoon met Bluetooth is draadloos aan te sluiten op het infotainmentsysteem1. Het infotainmentsysteem werkt dan als handsfree en biedt u de mogelijkheid om enkele functies van uw mobiele telefoon op afstand te bedienen. De microfoon waarvan het systeem gebruik maakt zit bij de zonneklep (2) aan bestuurderszijde. U kunt de mobiele telefoon via de knoppen op de telefoon bedienen of de telefoon nu aangesloten is of niet.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* Beantwoord inkomende gesprekken, bevestig uw keuze of open het telefoonmenu door te drukken op OK/MENU. EXIT - Telefoongesprekken beëindigen/ weigeren, ingevoerde tekens wissen, omhoog in het menusysteem en actieve functie annuleren. N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsenset* op het stuurwiel en/of een afstandsbediening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middenconsole.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* te kiezen en bevestig uw keuze met OK/ MENU. 6. Voer via het toetsenblok van de te registreren mobiele telefoon de cijfercode (pincode) in die op het beeldscherm van de auto staat en druk op de toets van de mobiele telefoon waarmee u uw keuze bevestigt. 3. Identificeer de auto met de Bluetoothfunctie van de externe eenheid (zie daarvoor de gebruiksaanwijzing bij de externe eenheid). 4. Kies My Volvo Car in de lijst met gevonden eenheden op de externe eenheid.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* Bellen 1. Zorg dat het lampje boven aan het beeldscherm staat en dat de handsfreefunctie in de telefoonstand staat. 2. Voer ofwel het gewenste nummer of snelnummer in, zie pagina 285. Of draai in de normaalweergave TUNE rechtsom voor toegang tot het telefoonboek of linksom voor de gesprekslijst met alle gesprekken. Voor informatie over het telefoonboek, zie pagina 281. 3. Druk op OK/MENU. U beëindigt het gesprek met EXIT.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* TUNE linksom om de gesprekslijst voor Alle gesprekken te zien. Audio-instellingen In de telefoonstand zijn onder Telefoonmenu Bellijst alle gesprekslijsten te zien: Het gespreksvolume is alleen tijdens een gesprek te wijzigen. Gebruik de toetsenset* op het stuurwiel of draai aan de knop VOL.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* sonen opgeslagen, onafhankelijk van de vraag welke telefoon er tijdens de opslag aangesloten. Deze contactpersonen zijn zichtbaar voor alle gebruikers, ongeacht de telefoon die aan de auto gekoppeld is. Als een contactpersoon opgeslagen is in het telefoonboek van de auto, verschijnt vóór deze contactperhet symbool soon. N.B.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* Toets Functie Contactpersonen zoeken N.B. Bij de uitvoering High Performance ontbreekt het tekstwiel, zodat u TUNE niet kunt gebruiken voor de invoer van tekens maar aangewezen bent op de cijfer- en lettertoetsen op het bedieningspaneel van de middenconsole. WXYZ9 Wisselen tussen hoofdletters en kleine letters. +0pw #* Contactpersonen zoeken met het tekstwiel.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* 123/ ABC Met OK/MENU kunt u wisselen tussen cijfers en letters. Overige Met OK/MENU kunt u overschakelen op de invoer van speciale tekens. Nieuw contact Opent het telefoonboek (3). Draai aan TUNE om een contactpersoon te kiezen en druk op OK/ MENU om opgeslagen nummers en overige informatie te bekijken. Bij kort indrukken van EXIT wist u het laatst ingevoerde teken. Bij lang indrukken van EXIT wist u alle ingevoerde tekens.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* Kies, wanneer u de volledige naam ingevoerd hebt, OK in de lijst op het beeldscherm (1) en druk op OK/MENU. Voer vervolgens het telefoonnummer in op hierboven beschreven manier. Druk wanneer u het telefoonnummer hebt ingevoerd op OK/MENU en geef het type telefoonnummer aan (GSM, Home, Werk of Algemeen). Druk ter bevestiging op OK/ MENU. Kies, wanneer alle gegevens ingevoerd zijn, Contact opslaan in het menu om de contactpersoon op te slaan.
06 Infotainment Bluetooth-handsfree* Versie-informatie Bluetooth De actuele Bluetooth-versie van de auto is in de telefoonstand te bekijken onder Telefoonmenu Telefooninstellingen Bluetooth-softwareversie in auto. 06 286 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
06 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon Algemeen De spraakherkenningsfunctie1 van het infotainmentsysteem biedt u de mogelijkheid om bepaalde functies van een mobiele telefoon met Bluetooth-aansluiting of van Volvo’s navigatiesysteem, RTI (Road and Traffic Information System) met uw stem te bedienen. N.B. • • 1 In dit gedeelte staat aangegeven hoe u gesproken commando’s kunt gebruiken om een mobiele telefoon met Bluetooth-aansluiting te bedienen.
06 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon commando’s op het beeldscherm van de middenconsole. Beknopte bedieningsinstructies Let op het volgende bij het gebruik van de spraakherkenningsfunctie: • Spreek bij het geven van commando’s na de toon, met normale stem in een normaal tempo. • Wacht met spreken, totdat het systeem klaar is met antwoorden (zolang het systeem antwoordt, werkt de spraakherkenning namelijk niet). • Houd portieren, zijruiten en schuifdak* dicht. Toetsenset op stuurwiel.
06 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon De instructie is opgesplitst in 3 lessen, die in totaal zo’n 5 minuten duren. De functie start met de eerste les. Om een les over te slaan en naar de volgende te gaan, kunt u op de knop voor spraakherkenning drukken en “Volgende” zeggen. U kunt teruggaan naar de vorige les door “Vorige” te zeggen. Beëindig de instructie door de knop voor spraakherkenning lang in te drukken. Stemtraining U krijgt tot vijftien zinnen te zien die u moet inspreken.
06 Infotainment Spraakherkenning* mobiele telefoon Systeemreactie Contactpersoon bellen Nummer? Met het onderstaande dialoog kunt u de geprogrammeerde contactpersonen in uw mobiele telefoon bellen. Gebruikersreactie Noem de cijfers (eenheden zoals zes-achtzeven enz.) van het telefoonnummer. Als u meerdere cijfers noemt en vervolgens pauzeert, zal het systeem ze herhalen en vervolgens “Doorgaan” zeggen. Noem de rest van de cijfers. Sluit wanneer u klaar bent het commando af door “Bel” te zeggen.
06 Infotainment TV - instelling* Algemeen N.B. Dit systeem ondersteunt alleen tv-signalen in die landen die in mpeg2-formaat uitzenden volgens de DVB-T-standaard. Het systeem biedt geen ondersteuning voor tv-signalen in mpeg-4-formaat of analoge tv-signalen. N.B. Tv-weergave is uitsluitend mogelijk wanneer de auto stilstaat. Wanneer de auto sneller rijdt dan ca. 6 km/h, verschijnt er geen beeld en staat Geen visuele media tijdens het rijden op het beeldscherm. Het geluid wordt echter wel weergegeven.
06 Infotainment TV - instelling* N.B. Als de auto is uitgerust met een toetsenset* op het stuurwiel en/of een afstandsbediening*, kunt u deze meestal gebruiken in plaats van de toetsen op de middenconsole. Voor een beschrijving van de toetsenset op het stuurwiel, zie zie pagina 248. Voor een beschrijving van de afstandsbediening, zie pagina 295. Tv kijken – 06 Druk op MEDIA, draai aan TUNE totdat TV op het beeldscherm verschijnt en druk op OK/MENU.
06 Infotainment TV - instelling* Het zoeken en vastleggen van voorkeuren kan worden geannuleerd met EXIT. Voorkeur kijker De voorkeurslijst is te bewerken. U kunt de volgorde van de kanalen in de voorkeurslijst wijzigen. Een tv-kanaal kan op meerdere plaatsen in de voorkeurslijst voorkomen. De onderlinge positie van de tv-kanalen in de lijst kan bovendien variëren. Om de volgorde binnen de lijst met voorkeuren te wijzigen dient u in stand TV te gaan naar TVmenu Presets sorteren. 1.
06 Infotainment TV - instelling* Informatie over actueel programma Druk op de toets INFO om informatie te bekijken over het actuele programma, het volgende programma alsmede het starttijdstip. Wanneer u nogmaals op de toets INFO drukt, valt soms meer informatie over het actuele programma te bekijken (zoals de tijd dat het begint en eindigt) alsmede een korte beschrijving van het actuele programma te lezen. Voor meer informatie over de toets INFO, zie pagina 247.
06 Infotainment Afstandsbediening* Algemeen* De afstandsbediening is te gebruiken voor alle functies van het infotainmentsysteem. De toetsen op de afstandsbediening hebben dezelfde functies als de overeenkomstige toetsen op de middenconsole of de toetsenset* op het stuurwiel. Druk bij gebruik van de afstandsbediening de knop op de afstandsbediening in stand F. Richt de afstandsbediening vervolgens op de IR-ontvanger, die rechts van de knop INFO (zie pagina 247) op de middenconsole zit.
06 Infotainment Afstandsbediening* Toets Functie Toets Stoppen Informatie over actueel programma, nummer etc. Tevens te gebruiken als er meer informatie beschikbaar is dan op het beeldscherm kan worden weergegeven. Vooruitbladeren/-spoelen, van track/nummer wisselen.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* Overzicht Beeldscherm Algemeen Hoofdtelefoonaansluiting Het RSE-systeem is een entertainmentsysteem voor de achterpassagiers waarmee het mogelijk is video te bekijken, muziek af te spelen, radio te luisteren, tv* te kijken of andere randapparatuur (zoals een gameconsole) aan te sluiten.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* (voor, rechtsachter of linksachter) weer te geven of af te spelen. Het is niet mogelijk om video op een USB-medium af te spelen, terwijl er een cd- of dvd-disc wordt afgespeeld. BELANGRIJK Zorg er bij het inladen van bagage en grote voorwerpen in de auto voor dat er voldoende afstand tot de beeldschermen in de hoofdsteunen wordt gehouden om te voorkomen dat de beeldschermen krassen of beschadigingen oplopen.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* Bij het RSE-systeem horen twee draadloze hoofdtelefoons. 1. Draai het boutje los en haal het dekseltje van het batterijvakje. De draadloze hoofdtelefoons worden geactiveerd met de Aan/Uit-knop (2), waarna een controlelampje (4) gaat branden. Kies uit CH.A (kanaal A) of CH.B (kanaal B) met de knop (1). Pas het volume aan met de volumeknop (3). 2. Verwijder beide batterijen en leg de nieuwe batterijen op de aangegeven manier in het batterijvakje.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* 3. Sluit de voedingskabel aan op de elektrische aansluiting als de apparatuur op 12 V werkt. Volg altijd de aansluitinstructies bij de gebruikte randapparatuur. Rechts achter aan de middenconsole zit een uitsparing voor kabels, zodat u de klep kunt sluiten zonder dat de kabels bekneld komen te zitten. Voor de positie van de elektrische aansluiting, zie pagina 242 Audio/video afspelen via de A/V-AUXingang 1.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* scherm en bevestig uw keuze met OK/ MENU. 2. Draai aan TUNE om te kiezen uit het beeldscherm links of rechts of allebei en bevestig uw keuze met OK/MENU. 3. Draai aan TUNE om te kiezen uit RADIO, MEDIA (of RSE-instell.). Druk ter bevestiging op OK/MENU. 4. Draai aan TUNE totdat u de gewenste bron hebt bereikt (bijvoorbeeld Disk) en bevestig uw keuze met OK/MENU. De gekozen bron start automatisch (bijvoorbeeld als er een disc in de mediaspeler zit).
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* Schermformaat U hebt de keuze uit de schermformaten Normaal, Zoom en Passend voor scherm. Normaal - Het beeld wordt op normale grootte weergegeven (doorgaans op 4:3- of 16:9-formaat). Zoom - Het hele beeldscherm wordt gebruikt, maar bepaalde delen van het beeld worden weggeknipt. Passend voor scherm - Het hele beeldscherm wordt gebruikt, maar de beeldverhoudingen zijn mogelijk iets verstoord.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* N.B. Het systeem biedt alleen ondersteuning voor één iPod-gebruiker tegelijk in de navigatiestand (speellijst). selen met / stopzetten met . U kunt het afspelen . Voor meer informatie, zie pagina 267. Video bekijken Voor meer informatie over mediaspelers, USB/ AUX en Media Bluetooth, zie pagina 266, 271 en 274. U kunt een video bekijken in de vorm van tracks/videobestanden via de mediaspeler en de USB-ingang in de auto. 1.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* Tv kijken* RSE-menu’s beeldscherm voorin Via de mediaspeler in de auto kunt u tv kijken. Om het menu te openen dient u eerst RSE te kiezen onder MEDIA vanaf het beeldscherm voorin. Druk vervolgens op OK/MENU om het menu te openen. Draai aan TUNE totdat u de gewenste optie hebt bereikt en bevestig uw keuze met OK/MENU. U kunt ook gebruik maken van de afstandsbediening en de toetsenset op het stuurwiel. 1.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* RSE-menu’s beeldschermen achterin Cd-/dvd-data-menu RSE USB-apparaat kiezen Druk op op de afstandsbediening nadat u een bron (bijvoorbeeld Disk) hebt gekozen om de RSE-menu’s voor de beeldschermen achterin te openen. Diskmenu Modus Dag/Nacht U kiest menu-opties met het scrolwiel en de toetsen op de afstandsbediening. Voor informatie over de afstandsbediening, zie pagina 295.
06 Infotainment RSE - Rear Seat Entertainment system* Bluetooth-menu RSE Bluetooth-menu Willekeurig Modus Dag/Nacht Display uit Bluetooth-instellingen resetten Tv-menu RSE* TV-menu Land kiezen Autostore Scan Modus Dag/Nacht Display uit Tv-instellingen resetten 06 306 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
06 Infotainment 06 307
Rijadviezen............................................................................................ Tanken.................................................................................................. Brandstof.............................................................................................. Lading vervoeren.................................................................................. Bagageruimte........................................................................................
TIJDENS HET RIJDEN
07 Tijdens het rijden Rijadviezen Algemeen Zuinig rijden Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt op de verkeerssituatie. • Rijd in de hoogst mogelijke versnelling, afhankelijk van de verkeerssituatie en de weggesteldheid – lagere toeren leveren een lager brandstofverbruik op. • Rijd niet met open zijruiten. • Vermijd onnodig snel optrekken en krachtig remmen.
07 Tijdens het rijden Rijadviezen mogelijk tot stilstand en laat de motor enkele minuten stationair lopen zodat deze kan afkoelen. Geopende achterklep WAARSCHUWING • Als de displaymelding Motortemp. hoog • • • Zet motor af of Koelvl.peil laag Zet motor af verschijnt, dient u nadat de auto tot stilstand is gekomen ook de motor af te zetten.
07 Tijdens het rijden Rijadviezen tegen vorst is het zaak geen verschillende soorten glycol met elkaar te mengen. • Houd de tank altijd goed gevuld om condens in de brandstoftank tegen te gaan. N.B. In sommige landen is het gebruik van winterbanden verplicht. Banden met spikes zijn niet in alle landen toegestaan. • De viscositeit van de motorolie is belangrijk.
07 Tijdens het rijden Tanken Tanken Tankvulklep handmatig openen Tankdop open-/dichtdraaien De tankvulklep kan handmatig worden geopend, als openen met de schakelaar in de passagiersruimte niet mogelijk is. Bij hoge buitentemperaturen kan er een bepaalde mate van overdruk in de brandstoftank ontstaan. Draai de tankdop dan langzaam open. Tankvulklep openen/sluiten Open de tankvulklep met de knop op het verlichtingspaneel – bij het loslaten van de knop springt de klep open.
07 Tijdens het rijden Brandstof Algemene informatie over brandstof Gebruik geen brandstof met een slechtere kwaliteit dan Volvo adviseert, omdat dit een nadelige invloed kan hebben op het motorvermogen en het brandstofverbruik. WAARSCHUWING Zorg altijd dat u geen brandstofdampen inademt of brandstofspatten in de ogen krijgt. Bij brandstof in de ogen eventuele contactlenzen uitnemen en de ogen ten minste 15 minuten lang spoelen met een ruime hoeveelheid schoon water en medische hulp inroepen.
07 Tijdens het rijden Brandstof Benzine Bio-ethanol (E 85) Benzine dient te voldoen aan de norm NENEN 228. De meeste motoren kunnen op benzine met een octaangetal van 95 en 98 RON lopen. 91 RON mag alleen in uitzonderlijke gevallen worden gebruikt. Breng geen wijzigingen aan in het brandstofsysteem of de onderdelen daarvan en vervang ze evenmin door componenten die niet speciaal geconstrueerd zijn voor gebruik in combinatie met bio-ethanol. • 95 RON is te gebruiken in normale rijomstandigheden.
07 Tijdens het rijden Brandstof BELANGRIJK Het is alleen toegestaan brandstof te gebruiken die voldoet aan de Europese norm voor dieselolie. Het zwavelgehalte mag maximaal 50 ppm zijn. BELANGRIJK Maak geen gebruik van de volgende dieselolie-achtige brandstoffen: • • • • speciale toevoegingen (dopes) scheepsolie stookolie FAME1 (Fatty Acid Methyl Ester) of plantaardige olie.
07 Tijdens het rijden Brandstof De regeneratie van het filter vindt automatisch plaats en duurt normaal 10–20 minuten. Bij een lage gemiddelde snelheid kan dit iets langer duren. Gedurende de regeneratie kan het brandstofverbruik iets stijgen. Regeneratie bij koud weer Als u bij koud weer vaak korte afstanden rijdt, komt de motor onvoldoende op temperatuur. Dit betekent dat het roetfilter niet geregenereerd en niet geleegd wordt. Wanneer het filter voor ca.
07 Tijdens het rijden Lading vervoeren Algemene informatie over vervoer van lading • Dek scherpe randen met iets zachts af om Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar gewicht van de auto. Het laadvermogen dient te worden verminderd met de som van het gewicht van eventuele inzittenden en dat van gemonteerde accessoires. Voor gedetailleerde informatie over de gewichten, zie pagina 402.
07 Tijdens het rijden Lading vervoeren • Controleer regelmatig of de lastdragers en Bagage verankeren Vloerrails de lading goed vastzitten. Zet de lading stevig vast met sjorbanden. • Verdeel het gewicht van de lading gelijkmatig over de lastdragers. Leg de zwaarste voorwerpen onderop. • Naarmate u meer lading op het dak vervoert, vangt de auto meer wind en neemt het brandstofverbruik toe. • Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel op, rem niet te hard en maak niet te scherpe bochten.
07 Tijdens het rijden Lading vervoeren schoon met een stofzuiger en een zachte doek die u licht bevochtigd hebt. Verankeringshaak verzetten Verankeringshaak verwijderen G019397 Vastzetten van de bagageband. Wanneer u de bagageband een slag om een verankeringshaak haalt, kunt u de bagageband vastzetten en voorkomen dat de band van de haak glijdt. N.B. 07 Een geschikte bagageband heeft een breedte van ca. 25 mm. Klap de verankeringshaak neer in de richting van de opening.
07 Tijdens het rijden Lading vervoeren G019581 Monteer de verankeringshaken op de juiste manier! Het is belangrijk dat de verankeringshaken op de juiste manier worden gemonteerd. Zorg dat de openingen van elkaar af wijzen. WAARSCHUWING Monteer de verankeringshaken op de juiste manier. Anders zal de bagageband de verankeringshaak omlaagklappen waardoor de band losraakt en van de haak glijdt.
07 Tijdens het rijden Lading vervoeren N.B. De compressor voor provisorische bandenreparatie is door Volvo getest en goedgekeurd. Voor informatie over het gebruik van de aanbevolen provisorische bandenreparatie (TMK) van Volvo, zie pagina 350.
07 Tijdens het rijden Bagageruimte Tweedelige veiligheidsnetcassette bevestigen Veiligheidsnet gebruiken G018246 Veiligheidsnet* Opbergruimte voor tweedelige veiligheidsnetcassette. Onder het vloerluik in de bagageruimte is voorzien in opbergruimte voor een tweedelige veiligheidsnetcassette. Monteer de tweedelige veiligheidsnetcassette achter op het ruggedeelte van de achterbank. Monteer het smalle cassettegedeelte links (in de rijrichting gezien). 1.
07 Tijdens het rijden Bagageruimte Het net kan ook worden gebruikt wanneer de ruggedeelten van de achterbank neergeklapt zijn. Veiligheidsrek* Veiligheidsnet én bagagerolhoes gebruiken Tweedelige veiligheidsnetcassette verwijderen 3. Duw de tweedelige cassette zo ver naar buiten dat deze loskomt uit de bevestigingsrails. Bewaar de tweedelige veiligheidsnetcassette op de daarvoor bestemde plaats onder het vloerluik in de bagageruimte.
07 Tijdens het rijden Bagageruimte • Houd voor het demonteren van het rek de het plafond op te klappen is en zo niet in de weg zit als u de bagageruimte wenst te verlengen. U kunt het veiligheidsrek desgewenst demonteren en uit de auto nemen. Bagagerolhoes* G018368 Bij het terugplaatsen moet u het veiligheidsrek, uit voorzorg, altijd op de juiste manier bevestigen en verankeren. omgekeerde volgorde aan.
07 Tijdens het rijden Bagageruimte Breng het andere eindstuk van de rolhoes aan in de tegenoverliggende holte. Duw beide kanten vast. De rolhoes moet hoorbaar vastklikken en de rode markering moet verdwijnen. > Controleer of beide eindstukken vergrendeld zijn. Bagagerolhoes verwijderen 1. Duw op de knop van het ene eindstuk en til het uit de holte. 2. Kantel de rolhoes voorzichtig omhoog en naar buiten, zodat het andere eindstuk automatisch loskomt.
07 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Algemene informatie Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar gewicht van de auto. Het laadvermogen dient te worden verminderd met de som van het gewicht van eventuele inzittenden en dat van gemonteerde accessoires, zoals een trekhaak. Voor gedetailleerde informatie over de gewichten, zie pagina 402. Als de trekhaak door Volvo is gemonteerd, wordt de auto compleet aangeleverd met de benodigde randuitrusting voor het gebruik van een aanhanger.
07 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger N.B. De aangegeven maximaal toelaatbare aanhangergewichten zijn door Volvo bepaald. Let erop dat er op grond van de wetgeving voor motorvoertuigen in uw land verdere beperkingen van het aanhangergewicht en de snelheid kunnen gelden. Het is bovendien mogelijk dat de trekhaak gespecificeerd is voor hogere gewichten dan het maximaal toelaatbare aanhangergewicht van de auto. WAARSCHUWING Houd u aan de opgegeven aanbevelingen voor het aanhangergewicht.
07 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger WAARSCHUWING Afneembare trekhaak opbergen Specificaties • Zorg dat het afneembare gedeelte met de sleutel vergrendeld is voordat u begint te rijden. • Controleer of het controlevenster groen van kleur is. Belangrijke controlepunten • U moet de kogel van de trekhaak regelmatig schoonmaken en met vet insmeren. N.B. Wanneer u een trekhaak met trillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel niet te worden ingevet. Opbergruimte trekhaak.
07 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Controleer of het mechanisme in de ontgrendelde stand staat door de sleutel rechtsom te draaien. Afmetingen, bevestigingspunten (mm) H G Langsligger H Middelpunt kogel C Trekhaak bevestigen E F G021488 G G017971 D Het controlevenster moet rood van kleur zijn. A (XC70) 1113 B (V70) 93 B (XC70) 77 C 855 D 428 E 112 F 346 Verwijder de afdekking door de pal in te drukken en de afdekking vervolgens recht naar achteren te trekken .
07 Tijdens het rijden Het controlevenster moet groen van kleur zijn. Controleer of de trekhaak vastzit door deze stevig omhoog, omlaag en naar achteren te bewegen. WAARSCHUWING G000000 Als de trekhaak niet goed zit, moet u deze verwijderen en opnieuw monteren zoals eerder werd beschreven. Draai de sleutel linksom naar de vergrendelde stand. Neem de sleutel uit het slot. BELANGRIJK G021495 G021494 G021490 Rijden met een aanhanger Veiligheidskabel.
07 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger WAARSCHUWING Zet de trekhaak goed vast, wanneer u deze in de auto bewaart, zie pagina 329. het verschijnsel pas bij zeer hoge snelheden op. Als de aanhanger/caravan echter overmatig beladen is of als het gewicht van de lading verkeerd verdeeld is (bijvoorbeeld te ver naar achteren), bestaat er ook op lagere snelheden van 70–90 km/h gevaar voor pendelbewegingen.
07 Tijdens het rijden Rijden met een aanhanger Als de pendelbeweging ondanks de eerste ingreep van het TSA-systeem niet wordt gedempt, worden alle wielen van de combinatie afgeremd en wordt de aandrijfkracht van de motor verlaagd. Wanneer de pendelbeweging vervolgens stukje bij beetje verminderd is en de combinatie weer stabiel is, beëindigt het TSAsysteem de regeling waarna u de auto weer volledig onder controle hebt. Overig Het TSA-systeem kan ingrijpen bij snelheden van 60–160 km/h. N.B.
07 Tijdens het rijden Slepen en bergen Slepen WAARSCHUWING Kijk voordat u met slepen begint wat de wettelijk voorgeschreven maximumsnelheid voor slepen is. 1. Ontgrendel het stuurslot door de transpondersleutel in het contactslot te plaatsen en de START/STOP ENGINE-knop lang in te drukken. Sleutelstand II wordt geactiveerd, zie pagina 80 voor meer informatie over sleutelstanden. 2. Laat de transpondersleutel tijdens het slepen in het contactslot zitten. 3.
07 Tijdens het rijden Slepen en bergen BELANGRIJK Vermijd slepen. • • Een auto die op een gevaarlijke plek in het verkeer staat, mag echter over een korte afstand (tot 10 km) en op lage snelheid (tot 10 km/h) worden versleept. Berg de auto altijd zo dat de wielen in de rijrichting draaien. Sleepoog Het sleepoog dient te worden vastgeschroefd in een draadbus achter een afdekking in de bumper, voor of achter. Sleepoog bevestigen Schroef het sleepoog tot aan de flens naar binnen.
07 Tijdens het rijden Slepen en bergen BELANGRIJK BELANGRIJK Het sleepoog is alleen bedoeld voor het slepen over de weg en niet geschikt voor berging wanneer de auto bijvoorbeeld in een sloot is gereden of vast is komen te zitten. Roep professionele hulp in voor berging. N.B. Bij sommige auto’s met een afneembare trekhaak kunt u het sleepoog niet in de achterste bevestiging aanbrengen wanneer het kogelsegment gemonteerd is. Bevestig de sleepkabel in dat geval aan de trekhaak.
07 Tijdens het rijden 07 337
Algemene informatie ............................................................................ Wielen verwisselen ............................................................................... Bandenspanning .................................................................................. Gevarendriehoek en EHBO-set*........................................................... Bandenreparatieset (TMK)* ..................................................................
WIELEN EN BANDEN
08 Wielen en banden Algemene informatie Rijeigenschappen Banden zijn van grote invloed op de rijeigenschappen van de auto. Zowel het type, de maat, de bandenspanning als de snelheidsklasse zijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto. schappen van de auto af en kunnen de banden regen, sneeuw en drab minder goed afvoeren. Nieuwe banden Monteer de banden met het diepste profiel altijd op de achteras (om het gevaar voor slippen te verminderen). N.B.
08 Wielen en banden Algemene informatie De juiste bandenspanning levert een gelijkmatiger slijtage op, zie pagina 348. De rijstijl, de bandenspanning, het klimaat en de staat van de wegen zijn van invloed op de snelheid waarmee de banden verouderen en slijten. Om verschillen in profieldiepte te voorkomen en slijtpatronen tegen te gaan kunt u de wielen op de voor- en achteras onderling van plaats verwisselen. Voer de eerste wissel na ca. 5000 km uit en doe dat daarna om de 10.000 km opnieuw.
08 Wielen en banden Algemene informatie Gereedschap Gereedschap, terugplaatsen N.B. Als het vloerluik in de vloer in de bagageruimte niet dichtstaat, werkt Privacy locking niet, zie pagina 52. G029336 Winterbanden Volvo adviseert winterbanden met bepaalde afmetingen. De bandenmaat is afhankelijk van de motorvariant. Gebruik altijd het juiste type winterbanden op alle vier de wielen. N.B. Onder de vloer in de bagageruimte vindt u het sleepoog van de auto, de krik* en de wielsleutel*.
08 Wielen en banden Algemene informatie Profieldiepte Ritten bij ijs, sneeuw(modder) en lage temperaturen vergen meer van de banden dan zomerse ritten. Daarom adviseert Volvo een minimale profieldiepte van 4 mm voor winterbanden. combinaties goedgekeurd zijn. Voor de toegestane combinaties, zie pagina 420 Afmetingen wiel (velg) Wielen (velgen) zijn voorzien van een maataanduiding, bijvoorbeeld: 7Jx16x50.
08 Wielen en banden Algemene informatie voorbeeld een maximumsnelheid van 160 km/h). De gesteldheid van het wegdek is bepalend voor de maximumsnelheid en niet de snelheidsklasse op de banden. N.B. De aangegeven snelheid in de tabel is de maximumsnelheid. Q 160 km/h (alleen voor winterbanden) T 190 km/h H 210 km/h V 240 km/h W 270 km/h Y 300 km/h WAARSCHUWING 08 344 De auto moet worden uitgerust met banden die minimaal de gespecificeerde lastindex (LI) en snelheidsklasse (SS) hebben.
08 Wielen en banden Wielen verwisselen Reservewiel* Een compact reservewiel (Temporary Spare) is alleen bestemd voor tijdelijk gebruik en dient dan ook zo spoedig mogelijk door een normaal wiel te worden vervangen. Het rijgedrag van de auto kan zich wijzigen bij het gebruik van een compact reservewiel. Het compacte reservewiel is kleiner dan een normaal wiel. De bodemspeling verandert er daarom door. Wees voorzichtig bij hoge trottoirbanden en reinig de auto niet in een autowasstraat.
08 Wielen en banden Wielen verwisselen BELANGRIJK Het sleepoog dient volledig in de wielsleutel te worden gedraaid. 6. Draai de wielbouten ½–1 slag linksom los met de wielsleutel. WAARSCHUWING Leg nooit iets tussen de krik en de ondergrond en evenmin tussen de krik en het kriksteunpunt van de auto. 5. Schroef het sleepoog tot aan de aanslag in de wielsleutel* vast zoals hieronder afgebeeld. 7. Er zitten twee kriksteunpunten aan weerszijden van de auto.
08 Wielen en banden Wielen verwisselen WAARSCHUWING Kruip nooit onder de auto als deze op de krik staat. Laat eventuele passagiers uit de auto stappen, voordat u de auto opkrikt. Parkeer de auto dusdanig dat de auto en liever nog een vangrail u en eventuele uitgestapte passagiers afschermen van het verkeer op de rijbaan. N.B. 4. Draai de wielbouten kruiselings vast. Het is belangrijk dat u de wielbouten stevig aanhaalt. Haal aan met 140 Nm. Controleer het aanhaalmoment met een momentsleutel. 5.
08 Wielen en banden Bandenspanning Bandenspanning Brandstofbesparing, ECObandenspanning Voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik wordt geadviseerd de aangegeven bandenspanning (zowel bij maximale als lichte belading) aan te houden bij snelheden tot 160 km/h. Bandenspanning controleren G021830 Controleer iedere maand de bandenspanning.
08 Wielen en banden Gevarendriehoek en EHBO-set* Til de vloer in de bagageruimte op en haal de gevarendriehoek tevoorschijn. EHBO-set* Neem de gevarendriehoek uit de houder, klap de driehoek uit en bevestig de twee losse zijden aan elkaar. Klap de steunpoten van de gevarendriehoek uit. Volg de geldende bepalingen voor het gebruik van een gevarendriehoek. Zet de gevarendriehoek op een passend punt achter de auto op om achteropkomend verkeer tijdig te waarschuwen.
08 Wielen en banden Bandenreparatieset (TMK)* Algemeen N.B. De bandenreparatieset is uitsluitend bedoeld voor het afdichten van banden met een lek in het loopvlak. De bandenreparatieset leent zich minder goed voor banden met een gat in het zijvlak. Probeer geen banden met de bandenreparatiesetset af te dichten die grote groeven, scheuren en dergelijke vertonen.
08 Wielen en banden Bandenreparatieset (TMK)* Overzicht Lekke band repareren WAARSCHUWING Het afdichtmiddel kan aanleiding geven tot huidirritatie. Was bij huidcontact het getroffen gebied onmiddellijk schoon met water en zeep. 3. Controleer of de knop in stand 0 staat en neem de kabel en de luchtslang erbij. N.B. Voor het gebruik de verzegeling van de bus niet verbreken. Bij het indraaien van de bus wordt de verzegeling automatisch verbroken. Sticker, toegestane maximumsnelheid Knop 4.
08 Wielen en banden Bandenreparatieset (TMK)* 7. Sluit de kabel op een 12V-aansluiting aan en start de motor. N.B. Als de compressor op een van de beide 12 V-aansluitingen is aangesloten, in de tunnelconsole, mag er op de andere aansluiting geen stroomverbruiker aangesloten zijn. WAARSCHUWING Laat geen kinderen zonder toezicht in de auto achter, terwijl de motor loopt. 8. Zet de knop in stand I. WAARSCHUWING Ga nooit naast de band staan terwijl de compressor aan het pompen is.
08 Wielen en banden Bandenreparatieset (TMK)* N.B. Vervang de bus met afdichtmiddel en de slang na gebruik. Volvo adviseert u het vervangen over te laten aan een erkende Volvowerkplaats. WAARSCHUWING Controleer de bandenspanning regelmatig. U wordt geadviseerd om naar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats te rijden en er de beschadigde band te laten vervangen/repareren. Geef aan het werkplaatspersoneel door dat er afdichtmiddel in de band zit.
Motorruimte.......................................................................................... Gloeilampen.......................................................................................... Wisserbladen en sproeiervloeistof........................................................ Accu...................................................................................................... Zekeringen............................................................................................
ONDERHOUD EN SERVICE
09 Onderhoud en service Motorruimte 09 Algemeen Serviceprogramma van Volvo Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil te houden, dient u de voorschriften van het Serviceprogramma van Volvo op te volgen zoals die omschreven staan in het Service- en garantieboekje van Volvo. Volvo adviseert u om service- en onderhoudswerkzaamheden over te laten aan een erkende Volvo-werkplaats.
09 Onderhoud en service Motorruimte Motorruimte, overzicht 09 Vulopening voor sproeiervloeistof Luchtfilter WAARSCHUWING G010951 De spanning en het vermogen van het ontstekingssysteem zijn zeer hoog. De spanning in het ontstekingssysteem is levensgevaarlijk. Houd de transpondersleutel altijd in stand 0 bij werkzaamheden in de motorruimte, zie pagina 80. Haal de borghaak naar links om de motorkap te openen. (De borghaak zit tussen de koplamp en de grille zoals afgebeeld.
09 Onderhoud en service Motorruimte Volvo adviseert olieproducten van Castrol. Voor ritten onder ongunstige omstandigheden, zie pagina 409. BELANGRIJK Om aan de vereisten voor de gespecificeerde service-intervallen te voldoen worden alle motoren in de fabriek gevuld met een speciaal aangepaste, synthetische motorolie. De oliesoort werd met grote zorg geselecteerd lettend op de levensduur van de motor, de startgewilligheid, het brandstofverbruik en de milieu-impact.
09 Onderhoud en service Motorruimte ver onder staat, moet u wellicht meer bijvullen. 09 Motor met elektronische oliepeilaanduiding3 6. Als u het peil daarna nogmaals wenst te controleren, moet u dat na enige tijd rijden doen. Herhaal vervolgens de stappen 1–4. G021737 WAARSCHUWING De olie moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan. Peil meten en zo nodig corrigeren Vul nooit bij tot boven de MAX-aanduiding. De olie mag nooit boven MAX of onder MIN staan om motorschade tegen te gaan.
09 Onderhoud en service 09 Motorruimte BELANGRIJK Vul bij het verschijnen van de melding Oliepeil laag 0.5 l bijvullen slechts 0,5 liter bij. 2. Draai het duimwiel op de linker stuurhendel naar stand Motoroliepeil Een ogenblik.... > Vervolgens verschijnt informatie over het motoroliepeil. N.B. Melding en grafische weergave op display. Het systeem detecteert het oliepeil alleen tijdens het rijden.
09 Onderhoud en service Motorruimte Koelvloeistof Voor de aan te houden hoeveelheden en de aanbevolen vloeistofkwaliteit, zie pagina 412. Peil controleren en bijvullen BELANGRIJK • Hoge concentraties chloor, chloriden en andere zoutverbindingen kunnen aanleiding geven tot corrosie in het koelsysteem. • Gebruik altijd een koelvloeistof met roestwerende eigenschappen volgens de aanbevelingen van Volvo.
09 Onderhoud en service 09 Motorruimte Rem- en koppelingsvloeistof Bijvullen Stuurbekrachtigingsvloeistof Peil controleren De rem- en koppelingsvloeistof zitten in hetzelfde reservoir. De vloeistof moet tussen het MIN- en MAX-streepje staan die aan de buitenkant van het reservoir zichtbaar zijn. Controleer het peil regelmatig. Ververs de remvloeistof om de twee jaar of iedere tweede geplande servicebeurt. Voor de aan te houden hoeveelheden en de aanbevolen kwaliteit van de remvloeistof, zie pagina 412.
09 Onderhoud en service Motorruimte 09 Klimaatregeling Storingen opsporen en verhelpen De airconditioning bevat een fluorescerend traceermiddel. Gebruik ultraviolet licht voor het zoeken van lekkage. Volvo raadt aan contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. WAARSCHUWING In de installatie voor airconditioning zit koudemiddel R134a onder druk. Service en reparatie aan het systeem mogen uitsluitend door een erkende werkplaats worden uitgevoerd.
09 Onderhoud en service Gloeilampen Algemeen Alle gloeilampen van de auto zijn vermeld, zie pagina 369. Gloeilampen en andere lichtbronnen van een bijzonder type of lampen die alleen in een werkplaats te vervangen zijn te vinden in: • Actieve xenonkoplampen - ABL (xenonlampen) • • • • • • • • • Richtingaanwijzers, buitenspiegels ‘Approach’-verlichting, buitenspiegels Instapverlichting BELANGRIJK Raak het glas van de gloeilampen nooit met blote vingers aan.
09 Onderhoud en service Gloeilampen Koppel de connector van het koplamphuis los door met uw duim de clip omlaag te duwen. Afdekking verwijderen 09 Dimlicht, halogeen Trek ondertussen met uw andere hand de connector los. 4. Til het koplamphuis naar buiten en leg het op een zachte ondergrond om krassen op de lens te voorkomen. Koplamphuis bevestigen 1. Sluit de connector dusdanig aan dat u een klik hoort. 2. Plaats het koplamphuis terug en breng de borgpennen aan.
09 Onderhoud en service Gloeilampen 1. Haal het koplamphuis los. 1. Haal het koplamphuis los. 1. Haal het koplamphuis los. 2. Verwijder de afdekking, zie pagina 365 2. Verwijder de afdekking, zie pagina 365. 2. Verwijder de afdekking, zie pagina 365. 3. Haal de gloeilamp los door deze rechtsom te draaien en vervolgens recht naar buiten te trekken 3. Haal de gloeilamp los door de houder omlaag te duwen. 3. Om ruimte te maken kunt u de gloeilamp voor het groot licht eerst verwijderen. 4.
09 Onderhoud en service Gloeilampen Sidemarker Richtingaanwijzers 09 Plaats de onderdelen in omgekeerde volgorde terug. 1. Haal het koplamphuis los. 2. Verwijder de kleine, ronde afdekking. 3. Trek aan de lamphouder om de gloeilamp tevoorschijn te halen. 4. Trek de kapotte gloeilamp los en breng de nieuwe aan. U kunt hem slechts op één manier terugplaatsen. 5. Breng de lampvoet in de lamphouder aan en duw de lamp aan totdat u een klik hoort. 6. Plaats de afdekking terug.
09 Onderhoud en service 09 Gloeilampen 6. Plaats de gloeilamphouder terug. Zorg dat het opschrift TOP op de gloeilamphouder omhoogwijst. Achterlamphuis Remlicht (led) N.B. Als een foutmelding niet verdwijnt nadat de kapotte gloeilamp is vervangen, dan wordt u geadviseerd een erkende Volvo-werkplaats te bezoeken. Remlicht (led) Kentekenplaatverlichting G017457 G017456 G017458 Positie gloeilampen achterlamphuis De richtingaanwijzerlamp in het achterlamphuis is via de bagageruimte te vervangen.
09 Onderhoud en service Gloeilampen Verlichting make-upspiegel Bagageruimteverlichting G031942 Lampglas verwijderen 1. Steek een schroevendraaier achter het lamphuis en wrik deze iets heen en weer, zodat het lamphuis loskomt. 2. Vervang de gloeilamp. 3. Controleer of de gloeilamp werkt en druk het lamphuis weer vast. 1. Steek een schroevendraaier achter het lampglas om de borgnokjes aan de rand voorzichtig los te werken. 2. Klik het lampglas los. 3.
09 Onderhoud en service Gloeilampen 09 A 370 Verlichting WA Type Verlichting bagageruimte 10 Lampvoet SV8.
09 Onderhoud en service Wisserbladen en sproeiervloeistof Wisserbladen Servicestand STOP ENGINE om het elektrische systeem van de auto in de sleutelstand I te zetten. (Zie voor meer informatie over de sleutelstanden zie pagina 80.) 2. Druk nogmaals kort op de knop START/ STOP ENGINE om het elektrische systeem van de auto in de sleutelstand 0 te zetten. 09 N.B.
09 Onderhoud en service 09 Wisserbladen en sproeiervloeistof 1. Klap de wisserarm uit. 2. Pak het wisserblad aan de binnenkant (bij de pijl) beet. Klap de wisserarm omhoog als deze in de servicestand staat. Druk op de knop die op de wisserbladhouder zit en trek het wisserblad evenwijdig aan de wisserarm los. Duw het nieuwe wisserblad zo ver naar binnen dat u een klik hoort. Controleer of het blad goed vastzit. 4. Klap de wisserarm terug op de voorruit. G021763 3.
09 Onderhoud en service Wisserbladen en sproeiervloeistof 09 Vulopening voor sproeiervloeistof De sproeiers van de voorruit en de koplampen staan in verbinding met hetzelfde vloeistofreservoir. BELANGRIJK Gebruik in de winter sproeiervloeistof met antivries, zodat de vloeistof niet vastvriest in pomp, reservoir en slangen. Voor de hoeveelheden, zie pagina 412.
09 Onderhoud en service 09 Accu Gebruik De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal startpogingen, de weersomstandigheden e.d. zijn van invloed op de levensduur en de werking van de accu. • Koppel de startaccu nooit los, terwijl de motor loopt. • Controleer of de kabels van de startaccu op de juiste manier zijn aangesloten en stevig vastzitten. WAARSCHUWING • • • 374 De startaccu kan het zeer explosieve knalgas produceren.
09 Onderhoud en service Accu Symbolen op de accu Vermijd vonken en open vuur. Draag een veiligheidsbril. Explosiegevaar. Zie voor meer informatie het instructieboekje dat bij de auto hoort. 09 Startaccu vervangen Demonteren Om te beginnen: Neem de transpondersleutel uit het contactslot en wacht ten minste 5 minuten, voordat u een van de elektrische aansluitingen aanraakt – zo kan de informatie in het elektrische systeem van de auto worden opgeslagen in de verschillende regeleenheden.
09 Onderhoud en service 09 Accu Haal de rubber strip los om de achterste afdekking bloot te leggen. Monteren Neem de achterste afdekking los door deze een kwartslag te verdraaien en vervolgens op te tillen. WAARSCHUWING De plus- en minkabels in de juiste volgorde loskoppelen en/of aansluiten. 1. Laat de accu in de accubak zakken. Koppel de zwarte minkabel los. Koppel de rode pluskabel los. Koppel de ontluchtingsslang van de accu los. Draai het boutje los waarmee de accuklem vastzit.
09 Onderhoud en service Accu Voor meer informatie over de startaccu van de auto - zie pagina 423. Accu Eco Start/Stop DRIVe* Een auto met Start/Stop-systeem is voorzien van twee 12V-accu’s – één extra krachtige startaccu en een hulpaccu die gebruikt wordt voor de startprocedure middels het Eco Start/Stop DRIVe-systeem. A B N.B. Hulp KoudestartvermogenA, CCA (A) 760 180 AfmetingenB, l×b×h (mm) 278×175× 190 150×90×130 70 10 Capaciteit (Ah) Voor meer informatie over Start/Stop - zie pagina 132.
09 Onderhoud en service Accu 09 Locatie accu’s BELANGRIJK Bij het negeren van het volgende valt het Start/Stop-systeem mogelijk tijdelijk uit na aansluiting van een externe startaccu of acculader: • A: Auto met stuur links. B: Auto met stuur rechts. 1. Startaccu3. 2. Hulpaccu. De hulpaccu vergt doorgaans niet meer service dan de normale startaccu. Neem bij vragen of problemen contact op met een werkplaats geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
09 Onderhoud en service Zekeringen Algemeen Om te voorkomen dat de elektrische systemen van de auto beschadigd raken door kortsluiting of overbelasting, worden alle verschillende elektrische functies en onderdelen door een aantal zekeringen beschermd. Als een van de elektrische onderdelen of functies niet werkt, is het mogelijk dat de bijbehorende zekering overbelast werd en daardoor gesmolten is.
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen Motorruimte 380
09 Onderhoud en service Zekeringen Algemene informatie over de zekeringen in de motorruimte Functie A Functie A Aan de binnenkant van het deksel zit een speciale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelijker kunt verwijderen en aanbrengen.
09 Onderhoud en service 09 382 Zekeringen Functie A Functie A Functie A Motorregelmodule; transmissieregelmodule; airbags 10 15 Kleppen (1,6 l benzine); luchtmassameter (1,6 l benzine) 10 Elektrisch verwarmde sproeikoppen* 10 Magneetkoppeling A/C (niet 5cil. diesel); koelvloeistofpomp (5-cil.diesel Start/Stop) Spoel in relais voor magneetkoppeling A/C (niet 5-cil. diesel); spoel in relais voor koelvloeistofpomp (5-cil.
09 Onderhoud en service Zekeringen Functie A Functie A Lambdasondes (4-cil. benzine); lambdasonde (diesel); regelmodule radiateurafdekking (handgeschakelde 5-cil. 2,0 liter diesel) 10 Koelventilator (4-cil., 5-cil. benzine) 60 Koelventilator (6-cil., 5-cil. diesel) 80 EVAP-klep (5-, 6-cil. benzine); lambdasondes (5-, 6-cil. benzine) 15 Elektrohydraulische stuurbekrachtiging 100 Koelvloeistofpomp (1,6 l benzine Start/Stop, 5-cil. benzine Start/Stop); verwarming carterventilatie (5-cil.
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen Onder dashboardkastje Posities Aan de binnenkant van het deksel zit een sticker met de positie van de verschillende zekeringen in zekeringhouder A. Houder A Functie Hoofdzekering voor audioregelmodule*; hoofdzekering voor de zekeringen 16–20: Infotainment - 384 A 40 Houder A Functie A - - - - - - - - 12V-aansluiting bagageruimte* - * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
09 Onderhoud en service Zekeringen Houder A Functie A Bedieningspaneel achterste passagiersportier links 20 Keyless* 20 Houder A Functie A Schuifdak*; interieurverlichting plafond; klimaatregelingssensor*; klepmotoren luchtinlaat 5 15 Houder B Functie A Achterruitwisser 15 - - Interieurverlichting; bedieningspaneel zijruiten op bestuurdersportier; elektrisch bedienbare voorstoelen*; op afstand bediende garagedeur* 7,5 Informatiedisplay (DIM) 5 Elektrisch bedienbare bestuurdersstoel*
09 Onderhoud en service 09 Zekeringen Houder B Functie A Ontgrendelen achterklep Functie A 10 Remlichten 5 Omklapbare hoofdsteunen* 10 Schuifdak* 20 Startblokkering 5 Brandstofpomp 20 Bewegingsmelder alarm*; bedieningspaneel klimaatregeling 5 Stuurslot 15 Sirene alarm*; diagnoseaansluiting OBDII 5 - - Airbags 10 Collision Warning* 5 Gaspedaalsensor; PTCelement luchtvoorverwarming*; dimfunctie achteruitkijkspiegel*; achterbankverwarming* - 386 7,5 - * Optie/accessoire, zie I
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 Kofferbak/bagageruimte Het kastje zit achter de bekleding aan de linkerzijde. Posities Functie A Elektrische parkeerrem links 30 Elektrische parkeerrem rechts 30 Elektrisch verwarmde achterruit 30 Trekhaakaansluiting 2* 15 Functie A Functie A Elektrische achterklepbediening* 30 - - - - - - - - Trekhaakaansluiting 1* - - - 40 - `` * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
09 Onderhoud en service Zekeringen 09 Koude zone motorruimte – Start/Stop* Positie van de zekeringen voor het Start/Stop-systeem. • De zekeringen A1 en A2 zijn van het type ‘MEGA Fuse’ en mogen alleen door een werkplaats worden vervangen2. • De zekeringen 1–11 zijn van het type ‘MidiFuse’ en mogen alleen door een werkplaats worden vervangen2. • Zekeringen 12 is van het type ‘MiniFuse’. Voor meer informatie over Start/Stop - zie pagina 132. 2 388 Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
09 Onderhoud en service Zekeringen Functie A Functie A Hoofdzekering voor centrale elektronicamodule (CEM) met zekeringhouder B onder dashboardkastje 50 Hulpaccu 70 Centrale elektronicamodule (CEM) - referentiespanning hulpaccu; laadpunt hulpaccu 15 Hoofdzekering voor relais- en zekeringhouder in passagiersruimte met zekeringhouder A onder dashboardkastje 60 Hoofdzekering voor relais- en zekeringhouder in passagiersruimte met zekeringhouder A onder dashboardkastje 60 Hoofdzekering voor relais-
09 Onderhoud en service 09 Verzorging Auto wassen Was de auto zodra deze vuil geworden is. Zorg dat de auto op een spoelvloer met olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. • Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijk van de lak. Vogelpoep bevat namelijk stoffen die de lak aantasten en deze zeer snel doen verkleuren. U wordt geadviseerd een dergelijke verkleuring te laten herstellen door een erkende Volvo-werkplaats. • Spoel het onderstel af.
09 Onderhoud en service Verzorging len). Spuit niet rechtstreeks in de richting van de sloten. Remmen testen WAARSCHUWING Test na het wassen van de auto altijd de remmen (en dus ook de handrem) om te voorkomen dat vocht en corrosie de remblokken aantasten, waardoor de remwerking afneemt. BELANGRIJK Onderdelen van kunststof en rubber niet in de was zetten of oppoetsen. Bij gebruik van ontvetters op kunststof en rubber onderdelen waar nodig alleen voorzichtig wrijven. Gebruik een zachte schoonmaakspons.
09 Onderhoud en service 09 Verzorging Waterafstotende laag* Gebruik nooit producten zoals autowas, ontvetters e.d. op het glasoppervlak, omdat de waterafstotende laag daardoor beschadigd kan raken. Wees voorzichtig bij het schoonmaken om te voorkomen dat er krassen in het glasoppervlak ontstaan. Om schade aan het glas te voorkomen dient u voor het verwijderen van ijs alleen een krabber van kunststof te gebruiken. De waterafstotende laag staat bloot aan natuurlijke slijtage.
09 Onderhoud en service Verzorging Behandeling van vlekken op leren bekleding De leren bekleding van Volvo is chroomvrij en is behandeld om de bekleding in oorspronkelijke staat te bewaren. Naarmate leren bekleding ouder wordt, krijgt het een fraai patina. Het leer wordt veredeld en bewerkt zodat het zijn natuurlijke eigenschappen houdt. Het leer is voorzien van een beschermende toplaag, maar om de goede eigenschappen en het fraaie uiterlijk te behouden is regelmatige verzorging van het leer vereist.
09 Onderhoud en service Verzorging 09 Groep 3 (vuil, stof in droge vorm) Geringe lakschade herstellen 1. Gebruik een zachte borstel om het vuil te verwijderen. De lak vormt een belangrijk onderdeel van de roestwering van de auto en moet daarom regelmatig worden gecontroleerd. Om roestvorming te voorkomen moet u lakschade direct herstellen. De meest voorkomende soorten lakschade zijn bijvoorbeeld steenslagplekken, krassen en plekjes op de spatbordranden, portieren en bumpers. 2.
09 Onderhoud en service Verzorging 09 2. Vóór het lakken kunt u zo nodig (bij ongelijkmatige randen bijv.) plaatselijk licht schuren met zeer fijn schuurlinnen. Reinig het gebied zorgvuldig en laat het goed drogen. Geringe lakschade herstellen zoals steenslagschade en krasjes G021832 3. Roer de grondlak (primer) goed om en breng deze met een fijn kwastje of een lucifer of iets dergelijks op. Dek het geheel af met basislak en heldere lak, wanneer de grondlak droog is.
Type-aanduidingen............................................................................... Maten en gewichten.............................................................................. Motorspecificaties................................................................................. Motorolie............................................................................................... Vloeistoffen en smeermiddelen............................................................. Brandstof.............
SPECIFICATIES
10 Specificaties Type-aanduidingen Positie van stickers en plaatjes 10 398
10 Specificaties Type-aanduidingen Wanneer u contact opneemt met uw erkende Volvo-werkplaats of vervangende onderdelen of accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn om de type-aanduiding, het chassisnummer en het motornummer bij de hand te hebben. Type-aanduiding, chassisnummer, maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcodes voor lak en bekleding en typegoedkeuringsnummer. Bij het openen van het rechter achterportier is de sticker zichtbaar. N.B.
10 Specificaties Maten en gewichten Maten 10 V70. Maten A 400 Wielbasis mm Maten 2816 B Lengte 4823 C Laadlengte, vloer, achterbank neergeklapt 1878 D Laadlengte, vloer 1089 E Hoogte 1547 F Laadhoogte G Spoorbreedte vooras mm H Spoorbreedte achteras 1586A I Laadbreedte, vloer J Breedte 1153 1861 (1876C) A B C mm K Breedte incl. buitenspiegels 2106 L Breedte incl.
10 Specificaties Maten en gewichten 10 XC70. Maten A Wielbasis mm Maten 2815 B Lengte 4838 C Laadlengte, vloer, achterbank neergeklapt 1878 D Laadlengte, vloer 1089 E Hoogte 1604 F Laadhoogte G Spoorbreedte vooras mm Maten 1614A K Breedte incl. buitenspiegels 2119 L Breedte incl.
10 Specificaties Maten en gewichten Gewichten 10 Inbegrepen bij het rijklaar gewicht zijn het gewicht van de bestuurder, dat van de brandstoftank die voor 90 % gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen. Het gewicht van de passagiers en de gemonteerde accessoires alsmede de kogeldruk (bij gebruik van een aanhanger (zie tabel op pagina 403)) zijn van invloed op het laadvermogen en zijn niet inbegrepen bij het rijklaar gewicht. Toelaatbare maximumbelading = totaalgewicht – rijklaar gewicht. N.B.
10 Specificaties Maten en gewichten Trekgewicht en kogeldruk 10 N.B. Voor aanhangers/caravans zwaarder dan 1800 kg wordt een trillingsdemper op de trekhaak geadviseerd. MotorcodeA Versnellingsbak Alle Alle T4B V70 Max. gewicht geremde aanhanger (kg) Max.
10 Specificaties Maten en gewichten MotorcodeA Versnellingsbak D2 D4162T D3 V70 10 Max. gewicht geremde aanhanger (kg) Max.
10 Specificaties Maten en gewichten XC70 MotorcodeA Versnellingsbak Motor A Max. gewicht geremde aanhanger (kg) Max. kogeldruk (kg) 10 Alle Alle Alle 1200 50 3.
10 Specificaties Motorspecificaties Motorspecificaties 10 N.B. Niet alle motoren zijn verkrijgbaar op alle markten.
10 Specificaties Motorspecificaties V70 MotorcodeA Motor A B C D Vermogen (kW bij omw/min) Vermogen (pk bij omw/min) Motorkoppel (Nm bij omw/ min) Aantal cilinders Cilinderboring (mm) Slaglengte (mm) Slagvolume (liter) Compressieverhouding D5 D5244T11C 158/4000 215/4000 420/1500–3250 5 81,0 93,15 2,400 16,5:1 D5 D5244T15D 158/4000 215/4000 440/1500–3000 5 81,0 93,15 2,400 16,5:1 10 Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor, zie pagina 398.
10 Specificaties Motorspecificaties MotorcodeA Vermogen (kW bij omw/min) Vermogen (pk bij omw/min) Motorkoppel (Nm bij omw/min) Aantal cilinders Cilinderboring (mm) Slaglengte (mm) Slagvolume (liter) Compressieverhouding D5 AWD D5244T11B 158/4000 215/4000 420/1500– 3250 5 81,0 93,15 2,400 16,5:1 D5 AWD D5244T15C 158/4000 215/4000 440/1500– 3000 5 81,0 93,15 2,400 16,5:1 XC70 10 Motor A B C 408 Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor, zie pagina
10 Specificaties Motorolie Ongunstige rijomstandigheden In ongunstige rijomstandigheden kunnen de olietemperatuur en het olieverbruik abnormaal toenemen. Hier volgen enkele voorbeelden van ongunstige rijomstandigheden. Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten: • met een caravan of aanhanger achter de auto • in bergachtig gebied • op hoge snelheden • in temperaturen lager dan –30 °C of hoger dan +40 °C Het bovenstaande geldt ook tijdens kortere ritten bij lage temperaturen.
10 Specificaties Motorolie Motoroliekwaliteit 10 V70 MotorcodeA Aanbevolen oliekwaliteit Motor 3.2 Hoeveelheid, incl. oliefilter (liter) B6324S5 Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 ca. 6,8 T6 B6304T4 Viscositeit: SAE 0W-30 ca. 6,8 D4 D5204T3 ca. 5,9 D3 D5204T7 ca. 5,9 D4 AWD D5244T17 ca. 5,9 D5 D5244T11B ca. 5,9 D5 D5244T15C ca. 5,9 T5 B4204T7 Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 ca.
10 Specificaties Motorolie XC70 MotorcodeA Aanbevolen oliekwaliteit Motor 3.2 AWD A B C Hoeveelheid, incl. oliefilter (liter) B6324S5 Oliekwaliteit: ACEA A5/B5 ca. 6,8 T6 AWD B6304T4 Viscositeit: SAE 0W-30 ca. 6,8 D4 D5204T3 ca. 5,9 D4 AWD D5244T17 ca. 5,9 D5 AWD D5244T11B ca. 5,9 D5 AWD D5244T15C ca. 5,9 10 Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor, zie pagina 398. Handgeschakelde versnellingsbak. Automatische versnellingsbak.
10 Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen 10 Koelvloeistof MotorA Voorgeschreven kwaliteit: Door Volvo aanbevolen koelvloeistof aangelengd met 50 % water1, zie verpakking. T4B B4164TC Hoeveelheid T4F B4164T2C (liter) T4B B4164TD 10,5 T4F B4164T2D MotorA 1 412 (liter) T5 B4204T7 D2 D4162TC A D2 D4162TD 11,1 B C D 3.2 B6324S5 8,9 T6 B6304T4 D4 D5204T3 D3 D5204T7 D4 AWD D5244T17 D5 D5244T15 D5 D5244T11 De waterkwaliteit dient te voldoen aan de norm STD 1285,1.
10 Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen Overige vloeistoffen en smeermiddelen Handgeschakelde versnellingsbak Hoeveelheid (liter) MMT6 1,7 M66 1,9 Voorgeschreven versnellingsbakolie 10 BOT 350M3 Automatische versnellingsbak Hoeveelheid (liter) Voorgeschreven versnellingsbakolie MPS6 7,3 BOT 341 TF-80SC 7,0 AW1 TF-80SD 7,0 AW1 Vloeistof Systeem Remvloeistof Remsysteem Stuurbekrachtigingsvloeistof Stuurbekrachtiging Sproeiervloeistof Auto’s met koplampsproeiers 6,5 Auto’s
10 Specificaties Vloeistoffen en smeermiddelen N.B. 10 414 Onder normale rijomstandigheden hoeft u de versnellingsbakolie nooit te verversen. Onder ongunstige rijomstandigheden moet de olie mogelijk wel worden ververst, zie pagina 412.
10 Specificaties Brandstof CO2-uitstoot en brandstofverbruik 10 V70 T4A 208 9,0 127 5,5 157 6,8 T4A 231 9,9 139 6,0 173 7,4 T4FB 222 (211C) 9,6 (12,8C) 129 (125C) 5,6 (7,6C) 163 (157C) 7,0 (9,6C) T4FB 238 (230C) 10,3 (14,0C) 139 (134C) 6,0 (8,2C) 175 (169C) 7,5 (10,3C) T5 264 11,3 145 6,2 189 8,1 T5 271 11,6 152 6,5 195 8,4 3.2 308 13,2 160 6,9 214 9,2 3.
10 Specificaties Brandstof 10 V70 416 D2 134 5,1 111 4,2 119 4,5 D3 139 5,3 107 4,1 119 4,5 D3 188 7,2 126 4,8 149 5,7 D4 139 5,3 107 4,1 119 4,5 D4D 211 8,0 129 4,9 159 6,0 D4E 188 7,2 126 4,8 149 5,7 D4 AWD 232 8,8 142 5,4 175 6,6 D5 152 5,8 110 4,2 126 4,8
10 Specificaties Brandstof 10 V70 A B C D E D5 224 8,5 129 4,9 164 6,2 D5 AWD 232 8,8 142 5,4 175 6,6 DRIVe voor bepaalde markten. FlexiFuel-motoren kunnen op zowel loodvrije benzine (95 RON) als op bio-ethanol (E85) rijden. Beide brandstofsoorten worden in de gemeenschappelijke brandstoftank bijgevuld, wat betekent dat alle mogelijke mengverhoudingen tussen de beide brandstofsoorten zijn toegestaan. Voor meer informatie, zie pagina 122. E85 Zonder Start/Stop. Met Start/Stop. XC70 3.
10 Specificaties Brandstof 10 XC70 D4 221 8,4 139 5,3 169 6,4 D4 AWD 173 6,5 135 5,1 149 5,6 D4 AWD 229 8,7 150 5,7 179 6,8 D5 AWD 173 6,5 135 5,1 149 5,6 D5 AWD 229 8,7 150 5,7 179 6,8 Uitleg Snelwegrit Brandstofverbruik en uitstoot van kooldioxide Combinatierit De brandstofverbruiks- en emissiewaarden in de bovenstaande tabel zijn gebaseerd op spe- gram/km liter/100 km Stadsverkeer N.B.
10 Specificaties Brandstof ciale EU-rijcycli1, die gelden voor een auto met rijklaar gewicht in standaarduitvoering zonder extra uitrusting. Afhankelijk van de uitrusting neemt het autogewicht toe. Dit alsook de mate van belading van de auto zorgt voor een verhoging van het brandstofverbruik en de uitstoot van kooldioxide. Er zijn meerdere oorzaken aan te geven voor een verhoogd brandstofverbruik ten opzichte van de tabelwaarden. Daarbij valt te denken aan factoren als: • Uw rijstijl.
10 Specificaties Wielen en banden, maten en spanning Goedgekeurde bandenspanningswaarden 10 V70 Bandenmaat Motor Snelheid (km/h) 225/55 R 16 Belading, 1–3 inzittenden Max.
10 Specificaties Wielen en banden, maten en spanning V70 Bandenmaat Motor T4 T4F T5 DRIVe (km/h) 225/55 R 16 245/45 R 17 Max. belading ECO-bandenspanningA Voor Achter Voor Achter Voor/achter (kPa)B (kPa) (kPa) (kPa) (kPa) 0 - 160 220 210 260 260 260 160 + 260 260 270 270 - Tot 160 230 210 260 260 260 160 + 260 260 270 270 - Tot 160 230 210 260 260 260 160 + 270 270 290 290 - max.
10 Specificaties Wielen en banden, maten en spanning XC70 10 Bandenmaat Motor (km/h) 215/65 R 16 Alle motoren Snelheid Belading, 1–3 inzittenden Max. belading ECO-bandenspanningA Voor Achter Voor Achter Voor/achter (kPa)B (kPa) (kPa) (kPa) (kPa) Tot 160 230 230 260 260 260 160 + 240 240 280 280 - max. 80 420 420 420 420 - 235/55 R 17 235/50 R 18 235/45 R 19 Compact reservewiel (Temporary Spare) A B Zuinig rijden.
10 Specificaties Elektrisch systeem Elektrisch systeem Op de auto zit een wisselstroomdynamo met spanningsregelaar. Het elektrische systeem is enkelpolig en gebruikt het chassis en het motorblok als geleiders. De accucapaciteit is afhankelijk van de uitrusting op de auto. BELANGRIJK Let er bij het vervangen van de accu op, dat de nieuwe accu dezelfde koudestartcapaciteit en reservecapaciteit als de originele accu heeft (zie sticker op de accu).
10 Specificaties Typegoedkeuring 10 Transpondersleutelsysteem Land Vergrendelingssysteem standaard China Land Radarsysteem Land Singapore EU, China IDA: Infocomm Development Authority of Singapore.
10 Specificaties Typegoedkeuring Bluetooth Verklaring van overeenstemming (Declaration of Conformity) 10 Land Landen binnen de EU: Exportland: Japan Producent: Alpine Electronics Inc. Type uitrusting: Bluetooth-eenheid Breng voor meer informatie een bezoek aan http://ec.europa.eu/enterprise/rtte/faq.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land 10 426 Tsjechië: Alpine Electronics, Inc. tímto prohlašuje, že tento Bluetooth Module je ve shodě se základními požadavky a dalšími příslušnými ustanoveními směrnice 1999/5/ES. Denemarken: Undertegnede Alpine Electronics, Inc. erklærer herved, at følgende udstyr Bluetooth Module overholder de væsentlige krav og øvrige relevante krav i direktiv 1999/5/EF. Duitsland: Hiermit erklärt Alpine Electronics, Inc.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land Estland: Käesolevaga kinnitab Alpine Electronics, Inc. seadme Bluetooth Module vastavust direktiivi 1999/5/EÜ põhinõuetele ja nimetatud direktiivist tulenevatele teistele asjakohastele sätetele. GrootBrittannië: Hereby, Alpine Electronics, Inc., declares that this Bluetooth Module is in compliance with the essential requirements and other relevant provisions of Directive 1999/5/EC. Spanje: Por medio de la presente Alpine Electronics, Inc.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land 10 428 Hongarije: Alulírott, Alpine Electronics, Inc. nyilatkozom, hogy a Bluetooth Module megfelel a vonatkozó alapvetõ követelményeknek és az 1999/5/EC irányelv egyéb elõírásainak. Polen: Niniejszym Alpine Electronics, Inc. oświadcza, że Bluetooth Module jest zgodny z zasadniczymi wymogami oraz pozostałymi stosownymi postanowieniami Dyrektywy 1999/5/EC. Portugal: Alpine Electronics, Inc.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land China: कϝᴵǂ䖯ষ⫳ѻॖଚ݊ѻકⱘ䇈ᯢкՓ⫼ݠЁˈᑨߞॄϟ䗄᳝݇ݙᆍ˖ 10 ᷛᯢ䰘ӊЁ᠔㾘ᅮⱘᡔᴃᣛᷛՓ⫼㣗ೈˈ䇈ᯢ᠔᳝ࠊǃ䇗ᭈঞᓔ݇ㄝՓ⫼ᮍ⊩˗ Ƶ Փ⫼乥⥛˖ *+] Ƶ ㄝᬜܼ䕤ᇘࡳ⥛ (,53 ˖㒓Ⲟ˘ G%L ᯊ˖싨 P: 싨 G%Pǂķ Ƶ ᳔ࡳ⥛䈅ᆚᑺ˖㒓Ⲟ˘ G%L ᯊ˖싨 G%P 0+] (,53 ķ Ƶ 䕑乥ᆍ䰤˖ SSP Ƶ ᴖᬷথᇘ 䕤ᇘ ࡳ⥛ ᇍᑨ䕑⊶f ֵס䘧ᏺᆑҹ ˖ • • • • • 싨 G%P N+] 0+] 싨 G%P N+] *+] 싨 G%P 0+] *+] 싨 G%P 0+] *+] 싨 G%P 0+] ݊ᅗ *+] ϡᕫ᪙㞾ᬍথᇘ乥⥛ǃࡴথᇘࡳ⥛ ࣙᣀ
10 Specificaties Typegoedkeuring Land 10 Taiwan: ܅㧤ሽंᘿ୴ࢤሽᖲጥ䏺ऄรԼ㦕 รԼԲය ᆖীڤᎁᢞٽհפ܅୴᙮ሽᖲΔॺᆖױΔֆΕᇆࢨࠌ݁ृشլᖐ۞!᧢ޓ᙮ΕףՕפࢨ᧢ޓૠհࢤ֗פ౨Ζ รԼය פ܅୴᙮ሽᖲհࠌشլᐙଆڜ٤֗եឫٽऄຏॾΙᆖ࿇ڶեឫွழΔ!ᚨܛمೖشΔࠀޏ۟ྤեឫழֱᤉᥛࠌشΖছႈ ٽऄຏॾΔਐࠉሽॾऄࡳ!܂ᄐհྤᒵሽຏॾΖפ܅୴᙮ሽᖲႊٽ࠹ݴऄຏॾࢨՠᄐΕઝᖂ֗᠔᛭شሽं!ᘿ୴ࢤሽᖲໂհեឫΖ CCAB10LP0230T7 430
10 Specificaties Typegoedkeuring Land ZuidKorea: ⭧㟓#⭠‿ 10 Volvo Car Korea 㐔㷡㣄G䂈☐aGuY\TphtYXWX} 㥐䖼G⮹aGiGhGuGy ⯜⒬G⮹aGphtYUX G⇔㬐aGtVYWXW Alpine Electronics, Inc Made in Japan ါཨ#⭠‿ Volvo Car Korea ⸰⸨㣄┍㵜䂈⫠㙸 ㉐㟬㐐G㟝ẠG䚐⇜ Y ┍G^Y]TX^ZG⸰⸨⾀♝G[ 㽩 ⸰⸨㣄┍㵜GḔᵑ㉰䉤GX\__TX^^^ http://www.volvocars.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land 10 Singapore: Verenigde Arabische Emiraten: Jordanië: The product that contains the Bluetooth module is approved with the following certification number. BT module certification number: TRC/LPD/2010/4. BT module name: IAM2.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land 10 ZuidAfrika: Urugay: This product contains URSEC approved transmitter [module name and model name (IAM2.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land 10 Jamaica: Approved for use in Jamaica SMA EI: IAM2.1 Thailand: This telecommunication equipment conforms to NTC technical requirement. Nigeria: Mexico: Waarschuwing "Este equipo opera a titulo secundario, consecuentemente, debe aceptar interferencias perjudiciales incluyendo equipos de la misma clase y puede no causar interferencias a sistemas operando a titulo primario.
10 Specificaties Typegoedkeuring Land Botswana: 10 Kroatië: 435
10 Specificaties Displaysymbolen Algemeen 10 436 Er worden tal van verschillende displaysymbolen gebruikt in de auto. De lampjes zijn onderverdeeld in waarschuwings-, controle- en informatielampjes. Hier volgt een overzicht van de meest voorkomende lampjes met hun betekenis en een verwijzing naar de pagina(’s) in het boek waar u meer informatie kunt vinden. Voor meer informatie over de lampjes en displaymeldingen, zie pagina 74, 76 en 210.
10 Specificaties Displaysymbolen Betekenis Pagina Laag peil in brandstoftank 74, 233 Informatie, lees displaymelding 74 Groot licht aan 74, 92 Richtingaanwijzers links 74 Richtingaanwijzers rechts 74 DRIVe - Start/ Stop* 74, 136 Niet in gebruik - Overige informatielampjes op instrumentenpaneel Lampje Betekenis Pagina Adaptieve cruisecontrol* 158, 162, 169 Adaptieve cruisecontrol* 169 Lampje Betekenis Pagina Adaptieve cruisecontrol*; afstandswaarschuwing* (Distance Alert) 169, 173
10 Specificaties Displaysymbolen Lampje 10 438 Betekenis Pagina Handrem 146 Regensensor* Informatielampjes op display plafondconsole Betekenis Pagina 101 Gordelwaarschuwing 17 Driver Alert System* 191 Airbag passagiersstoel, geactiveerd 22, 23 Driver Alert System*; Lane Departure Warning* 191, 194 Airbag passagiersstoel, gedeactiveerd 23 Driver Alert System*; Lane Departure Warning* 194 Driver Alert System*; Tijd voor pauze 191 * Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
10 Specificaties 10 439
11 Alfabetisch register 11 A Achteruitkijkspiegel.................................. 108 autodimfunctie.................................... 108 A/V-AUX-ingang...................................... 299 Actief chassis (FOUR-C).......................... 239 Aanbevolen veiligheidzitjes, tabel.............. 33 Actieve koplampen (ABL).......................... 92 Aanhanger............................................... kabel................................................... pendelbeweging.................
11 Alfabetisch register Automatische hervergrendeling................. 59 Bagage verankeren (Lading vervoeren)... 319 Automatische motorrem.......................... 142 Banden bandenreparatie................................. draairichting........................................ onderhoud.......................................... rijeigenschappen................................ slijtage-indicator................................. snelheidsaanduidingen....................... spanning......................
11 Alfabetisch register 11 microfoon uit ...................................... 280 streaming audio ................................. 274 Collision Warning............................. 180, 181 radarsensor......................... 166, 175, 180 Driver Alert Control.................................. 190 Boordcomputer....................................... 237 Collision Warning met Auto Brake*.......... 180 Driver Alert System.................................. 189 Botsing, zie Aanrijding..............
11 Alfabetisch register handmatig lossen............................... 145 lage accuspanning.............................. 144 Elektrische verwarming achterruit............................................. 108 buitenspiegels..................................... 108 stoelen en achterbank........................ 226 FSC, milieulabel......................................... 12 G Geartronic................................................ 127 Gloeilampen achterlamphuis: positie..............................
11 Alfabetisch register Hoofdtelefoon batterij vervangen............................... 299 draadloos............................................ 298 Hoofdtelefoonaansluiting......... 251, 297, 299 Houder voor boodschappentassen ........ 321 11 Kinderzitje.................................................. 31 Interieurcomfort....................................... 240 Kleurcode, lak.......................................... 394 Interieurfilter.............................................
11 Alfabetisch register L Media Bluetooth .................................... 274 Mediaspeler ............................................ 266 Lading vervoeren algemene informatie........................... bagageruimte...................................... krikpunten........................................... lading op het dak................................ 318 318 319 318 Lak kleurcode............................................ 394 schade en herstel...............................
11 Alfabetisch register 11 N P R Nooduitrusting gevarendriehoek................................. 349 PACOS....................................................... 22 Radarsensor............................................ 160 beperkingen........................................ 166 O Paniekfunctie............................................. 48 PACOS, schakelaar voor activering/deactivering....................................................... 22 Park Assist........................................
11 Alfabetisch register Reservewiel.............................................. 345 compact reservewiel........................... 345 Ruitenwissers.......................................... 101 regensensor........................................ 101 Richtingaanwijzers..................................... 94 Rijadviezen............................................... 310 Rijden....................................................... koelsysteem........................................ met een aanhanger...
11 Alfabetisch register Sproeiers achterruit............................................. 102 sproeiervloeistof, bijvullen.................. 373 voorruit................................................ 102 Stabiliteits- en tractieregelsysteem......... 154 Storingsmeldingen Driver Alert Control............................. 191 Lane Departure Warning..................... 194 zie Berichten en symbolen......... 146, 169 Stabiliteitssysteem................................... 154 Storingsmeldingen voor BLIS.
11 Alfabetisch register Temperatuurregeling............................... 228 TV............................................................. 291 Timer........................................................ 229 Type-aanduidingen.................................. 398 Toetsensets op stuurwiel... 87, 158, 214, 248 Typegoedkeuring, transpondersleutelsysteem......................................................... 424 Totaalgewicht.......................................... 402 Velgen schoonmaken.......
11 Alfabetisch register mistlichten............................................ 93 stadslichten/parkeerlichten vóór en achterlichten......................................... 93 tunneldetectie....................................... 92 11 Verlichting, gloeilampen vervangen......... achterlamphuis, richtingaanwijzers.... bagageruimte...................................... dimlicht, halogeen.............................. groot licht, halogeen........................... groot licht, xenonlamp...................
11 Alfabetisch register Z Zekeringen............................................... algemene informatie........................... houder in bagageruimte..................... koude zone......................................... relais-/zekeringenkastje in motorruimte.................................................. Start/Stop........................................... vervangen........................................... 379 379 387 388 11 380 388 379 Zekeringenkastje....................................
11 Alfabetisch register 11 452
Kdakd 8Vg 8dgedgVi^dc 51 %VUDI "5 1SJOUFE JO 4XFEFO (zUFCPSH $PQZSJHIU © 7PMWP $BS $PSQPSBUJPO