Operation Manual
04 Bestuurdersondersteuning
Cruisecontrol*
04
158
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Algemene informatie over DCC
De cruisecontrol (CC – Cruise Control) helpt de
bestuurder een gelijkmatige snelheid te hou-
den, wat zorgt voor een comfortabeler rijerva-
ring op lange ritten op snelwegen en lange,
rechte hoofdwegen met een gelijkmatige ver-
keersstroom.
WAARSCHUWING
De bestuurder dient altijd rekening te hou-
den met de verkeersomstandigheden en in
te grijpen, wanneer de cruisecontrol geen
passende snelheid en/of afstand aanhoudt.
Als bestuurder bent u er altijd verantwoor-
delijk voor dat u de auto op een veilige
manier bestuurt.
Bediening
G021411
Toetsenset op stuurwiel en display.
Cruisecontrol – Aan/Uit.
De stand-bystand wordt beëindigd en de
ingestelde snelheid wordt hervat.
Stand-by zetten
Activeren en snelheid aanpassen.
Gekozen snelheid (tussen haakjes = stand-
bystand).
Activeren en snelheid instellen
Om de cruisecontrol aan te zetten:
•
Druk op de stuurtoets (1).
>
Het lampje
op het display (5) licht op en
(---) km/h komt tussen haakjes te staan
om aan te geven dat de cruisecontrol
stand-by staat.
Om de cruisecontrol in te schakelen:
•
Druk bij de gewenste snelheid op de stuur-
toets
of .
> De actuele snelheid wordt in het geheugen
opgeslagen – de melding
(---) km/h op het
display maakt plaats voor de gekozen
snelheid, bijvoorbeeld
100 km/h, zonder
haakjes.
N.B.
Bij snelheden lager dan 30 km/h is het niet
mogelijk de cruisecontrol in te schakelen.
Snelheid wijzigen
Om de opgeslagen snelheid te wijzigen:
•
Druk kort op de stuurtoets of – de
laatst verrichte instelling wordt opgeslagen
in het geheugen.
Wanneer u tijdelijk gas geeft via het gaspedaal
zoals bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instel-
ling van de cruisecontrol ongewijzigd – de auto
hervat de ingestelde snelheid zodra u het gas-
pedaal loslaat.










