Operation Manual
05 Comfort en rijplezier
Klimaatregeling
05
230
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
lucht in de passagiersruimte wordt gerecircu-
leerd.
U kunt de functie activeren/deactiveren in het
menusysteem MY CAR onder Instellingen
Klimaatinstellingen
Luchtkwaliteitssysteem. Voor een beschrij-
ving van het menusysteem, zie pagina 214.
N.B.
Voor optimale kwaliteit van de lucht in de
passagiersruimte dient u de Air Quality Sen-
sor ingeschakeld te houden.
Bij koud weer gelden er beperkingen voor
de recirculatiefunctie om te voorkomen dat
de ruiten beslaan.
Als de ruiten toch beslaan, moet u de Air
Quality Sensor uitschakelen en alle ruiten
(voorruit, zijruiten en achteruit) ontwase-
men.
Auto’s met Eco Start/Stop DRIVe*
Bij automatische afzetting van de motor gelden
er mogelijk beperkingen voor de werking van
bepaalde apparatuur (zoals het ventilatortoe-
rental van de klimaatregeling). Zie voor meer
informatie zie pagina 132.
Luchtverdelingstabel
Luchtverdeling Toepassing Luchtverdeling Toepassing
Lucht naar de ruiten. Er
komt een bepaalde hoe-
veelheid lucht uit de
blaasmonden. De lucht
wordt niet gerecirculeerd.
De airconditioning is altijd
ingeschakeld.
om snel te ontdooien en
te ontwasemen.
Lucht naar de vloer en de
ruiten. Er komt een
bepaalde hoeveelheid
lucht uit de blaasmonden
in het dashboard.
om een comfortabel kli-
maat en een goede ont-
waseming te verkrijgen
bij koud weer.
Lucht naar de voorruit, via
de blaasmond voor ont-
waseming, en de zijruiten.
Er komt een bepaalde
hoeveelheid lucht uit de
blaasmonden.
om wasem en ijsvor-
ming bij koud en voch-
tig weer te voorkomen
(niet te lage ventilator-
snelheid).
Lucht naar de vloer en uit
de blaasmonden in het
dashboard.
bij zonnig weer en
matige buitentempera-
turen.










