Operation Manual

03 Bestuurdersmilieu
Verlichting
03
88
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
Bedieningspaneel verlichting
G021141
Overzicht bedieningspaneel verlichting.
Duimwiel
1
voor het afstellen van de ver-
lichting van het display en het instrumen-
tenpaneel
Mistachterlicht
Mistlampen voorzijde*
Bedieningspaneel verlichting
Duimwiel
2
voor koplamphoogteregeling
Bedieningspaneel verlichting met AUTO-
stand
Overzicht bedieningspaneel verlichting.
Duimwiel
1
voor het afstellen van de ver-
lichting van het display en het instrumen-
tenpaneel
Mistachterlicht
Mistlampen voorzijde*
Verlichtingsdraaiknop
Duimwiel
2
voor koplamphoogteregeling
Instrumentenverlichting
Afhankelijk van de sleutelstand worden
bepaalde displays en instrumenten verlicht, zie
pagina 80.
De displayverlichting wordt bij donker automa-
tisch gedimd. De gevoeligheidsgraad van deze
functie is in te stellen met het duimwiel.
Ook de sterkte waarmee het instrumentenpa-
neel verlicht wordt stelt u in met het duimwiel.
Koplamphoogteregeling
Door de belading van de auto wordt de hoogte
van de koplampen gewijzigd, zodat u tege-
moetkomend verkeer mogelijk verblindt. U
kunt dat voorkomen door de koplamphoogte
bij te stellen. Stel de koplampen lager af als de
auto zwaar beladen is.
1. Laat de motor draaien of zet het elektrische
systeem van de auto in de sleutelstand I.
2. Draai het duimwiel omhoog of omlaag om
de koplampen hoger of lager af te stellen.
Auto’s met actieve xenonkoplampen* zijn uit-
gerust met automatische koplamphoogterege-
ling, zodat het duimwiel ontbreekt.
1
Met het duimwiel wordt tevens de sterkte geregeld voor de extra verlichting in het dashboardkastje, het opbergvak in het portier, de analoge klok*, de bekerhouder in de middenconsole en de
vloerverlichting voorin.
2
Niet aanwezig bij auto’s met actieve xenonkoplampen*.