XC90 TWIN ENGINE G EB RUIK E RSHA N DLE IDIN G
VÄLKOMMEN! We hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw passagiers vooropgestaan. Volvo streeft ernaar auto's te produceren die tot de veiligste ter wereld behoren. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieueisen te voldoen. Om nog meer plezier van uw Volvo te hebben, adviseren we u om de instructies en de onderhoudsinformatie in deze gebruikershandleiding door te nemen.
INHOUD INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR UW VOLVO 30 Veiligheid 46 30 Veiligheid tijdens de zwangerschap 47 47 Bedieningsinformatie 18 Volvo ID aanmaken en registreren Gebruikershandleiding op middendisplay 19 Drive-E - schoner rijplezier 32 Whiplash Protection System Navigeren in de gebruikershandleiding op het middendisplay 21 IntelliSafe - rijhulp 35 Veiligheidsgordels 49 Gebruikershandleiding op mobiele apparaten 23 Sensus - connectiviteit en entertainment 36 Veiligheidsgordel omdoen
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Positie van kinderzitje 66 Kinderzitje monteren 67 Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de veiligheidsgordel in de auto gebruiken 70 Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes 74 Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes 75 Geïntegreerd kinderzitje* 79 Zitkussen van geïntegreerd kinderzitje* uitklappen 80 Zitkussen van geïntegreerd kinderzitje* inklappen 80 Instrumenten en bediening bij een auto met het stuur links 84 Melding op bestuurdersdisplay hanteren 110 Ins
Instellingen wijzigen op middendisplay 138 VERLICHTING Verlichtingsbediening 156 RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Gebruikersgegevens resetten bij doorverkoop 138 Verlichtingsfuncties aanpassen via het middendisplay 157 Ruiten, glazen daken en spiegels 170 Instellingen resetten op middendisplay Stadslichten voor/achterlichten 170 139 158 Inklembeveiliging op ruiten en zonneschermen Instellingstypes op middendisplay 139 Dagrijlicht 158 171 Tabel met instellingen op middendisplay 140 Dimlic
STOELEN EN STUURWIEL KLIMAAT Handmatig bediende voorstoel 188 Stuurslotfout 203 Klimaatregeling 206 Elektrisch bedienbare voorstoel* 189 Stuurwiel instellen 204 Klimaatzones 206 Klimaatsensoren 206 Gevoelstemperatuur 207 Stembediening klimaat 207 Luchtkwaliteit 208 Clean Zone* 209 Clean Zone Interior Package* 210 Interior Air Quality System* 210 Luchtkwaliteitssensor* activeren en deactiveren 211 Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen 189 Geheugenfunctie instellen voor e
222 Klimaat derde zitrij* activeren en deactiveren 234 Vergrendelingsindicatie 240 Automatische inschakeling van elektrische stuurverwarming* activeren en deactiveren 223 Verwarming 235 Instelling voor vergrendelingsbevestiging 241 Standverwarming 236 een transpondersleutel 241 Extra verwarming 237 243 Automatische inschakeling van extra verwarming activeren en deactiveren 238 Vergrendelen en ontgrendelen met transpondersleutel Instellingen voor ontgrendeling op afstand en van de binnenz
Locatie antennes voor start- en vergrendelingssysteem 268 Vergrendelen en ontgrendelen van de binnenzijde van de auto 269 Achterklep ontgrendelen vanaf de binnenzijde 271 Kinderslot activeren en deactiveren 271 Automatische vergrendeling bij het wegrijden 273 Elektrisch bedienbare achterklep* openen en sluiten 273 BESTUURDERSONDERSTEUNIN G Rijhulpsystemen 288 Snelheidsafhankelijke stuurkracht 288 Stabiliteitsregeling Roll Stability Control elektronische stabiliteitsregeling 289 290 Beperki
Tijdsverschil instellen voor adaptieve cruisecontrol 318 Adaptieve cruisecontrol deactiveren/ heractiveren 319 Inhaalassistent met adaptieve cruisecontrol 321 Inhaalassistent van adaptieve cruisecontrol starten 321 Beperkingen van de inhaalassistent bij adaptieve cruisecontrol 322 Van doelvoertuig veranderen bij adaptieve cruisecontrol 322 338 Inhaalassistent van Pilot Assist starten 338 Beperkingen van de inhaalassistent van Pilot Assist 339 Van doelvoertuig veranderen bij Pilot Assist 33
Snelheidswaarschuwing van verkeersbordinformatie activeren/deactiveren 384 Informatie op verkeersbord met informatie over flitspalen Beperkingen van Verkeersbordinformatie Driver Alert Control Stuurhulp bij dreigende bermongelukken activeren/deactiveren 398 Hulplijnen voor parkeerhulpcamera 413 398 415 385 Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende bermongelukken Sensorveld van parkeerhulp voor parkeerhulpcamera 399 Parkeerhulpcamera starten 415 385 Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing
HYBRIDE-INFORMATIE 10 STARTEN EN RIJDEN Algemene informatie over Twin Engine 430 Motor starten 452 Versnellingsbak 467 Hybride-accu opladen 431 Auto afzetten 454 467 Laadstroom 432 Contactslotstanden 454 Schakelstanden van een automatische versnellingsbak Laadkabel 434 Contactslotstand kiezen 455 Schakelen met stuurpaddles* 469 Aardlekschakelaar in de laadkabel 435 Alcoholslot* 456 Keuzehendelblokkering 470 Temperatuurcontrole van de laadkabel 436 Alcoholslot* omzeilen 457
GELUID, MEDIA EN INTERNET Voorbereidingen voor een lange rit 491 Typegoedkeuring voor HomeLink®* Rijden tijdens de winter 491 Kompas 515 Audio, media en internet 520 515 Audio-instellingen 520 522 Doorwaaddiepte 492 Kompas activeren en deactiveren 516 Apps Tankvulklep openen en sluiten 493 Kompas kalibreren 516 Apps downloaden 523 Brandstof tanken 494 Apps bijwerken 523 Hanteren van brandstof 495 Apps verwijderen 524 Benzine 496 Radio 524 Benzineroetfilter 497 Radio star
DivX® weergeven 12 Telefoon met Bluetooth-verbinding loskoppelen 550 Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisseling 562 Andere telefoon met Bluetooth-verbinding kiezen 550 Gegevensuitwisseling activeren en deactiveren 562 Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijderen 550 Compatibele formaten voor media 562 Telefoonfuncties 551 Technische specificaties voor USBeenheden 563 Berichtfuncties 552 Vrije geheugenruimte op harde schijf 564 Instellingen voor tekstbericht 553 565 Telefoonboekfun
WIELEN EN BANDEN Banden 576 Noodreparatieset voor banden 596 Maataanduiding voor banden 578 Noodreparatieset voor banden gebruiken 597 Maataanduiding voor wielen 579 601 De draairichting van de banden.
ONDERHOUD EN SERVICE Serviceprogramma van Volvo 624 Zekering vervangen 645 Autolak 669 Gegevensoverdracht tussen auto en werkplaats via wifi 624 Zekeringen in motorruimte 647 Geringe lakschade herstellen 670 Download Center 625 Zekeringen onder dashboardkastje 651 Kleurcodes 671 Systeemupdates hanteren via Download Center 625 Zekeringen in bagageruimte 654 Wisserbladen achterruit vervangen 671 Interieur reinigen 658 Wisserblad voorruit vervangen 672 626 Middendisplay reinigen 6
SPECIFICATIES ALFABETISCH REGISTER Typeaanduidingen 678 Maten 681 Gewichten 683 Trekgewichten en kogeldruk 684 Motorspecificaties 686 Specificaties van de motorolie 687 Ongunstige rijomstandigheden voor motorolie 688 Specificaties van de koelvloeistof 689 Specificaties van de versnellingsbakolie 689 Specificaties van de remvloeistof 689 Brandstoftank - inhoud 690 Specificaties van de airconditioning 690 Brandstofverbruik en CO2-uitstoot 692 Goedgekeurde wiel- en bandenmaten 694
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR Bedieningsinformatie Beeldscherm van de auto1 Supportsite van Volvo Cars Gebruikersinformatie is beschikbaar in verschillende productformaten, zowel digitaal als in drukvorm. De gebruikershandleiding is te raadplegen via het middendisplay van de auto, via de mobiele app en op de supportsite van Volvo Cars. In het dashboardkastje ligt een Quick Guide en een supplement bij de gebruikershandleiding met onder meer informatie over zekeringen en specificaties.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR Het is mogelijk een gedrukt exemplaar van de gebruikershandleiding en het bijbehorende supplement te bestellen. Neem voor bestelling contact op met een Volvo-dealer. BELANGRIJK U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u de auto op veilig wijze bestuurt en dat u de geldende wetgeving en voorschriften in acht neemt. Het is ook belangrijk dat u de auto volgens Volvo's adviezen in de gebruikershandleiding onderhoudt en bedient.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR || Gebruikershandleiding Contextuele gebruikershandleiding De gebruikershandleiding is vanuit het hoofdscherm te openen. De contextuele gebruikershandleiding is vanuit het hoofdscherm te openen. Om de gebruikershandleiding te openen - sleep het hoofdscherm op het middendisplay omlaag en tik op Handleiding. Wanneer een contextuele gebruikershandleiding beschikbaar is, verschijnt deze rechts van Handleiding in het hoofdscherm.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR Navigeren in de gebruikershandleiding op het middendisplay De digitale gebruikershandleiding is te bereiken via het hoofdscherm van het middendisplay in de auto. De informatie is doorzoekbaar en de navigatie tussen de verschillende artikelen verloopt eenvoudig. Menu openen op het hoofdmenu Quick Guide – Tik op het symbool om een pagina te openen met koppelingen naar enkele artikelen die u vooral moet doornemen om kennis te maken met de meest gebruikelijke autofuncties.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR || Hotspots voor exterieur en interieur Overzichtsbeelden (exterieur en interieur) van de auto. Diverse delen zijn voorzien van hotspots waarmee u naar artikelen over het desbetreffende deel van de auto gaat. Favorieten Tik op het symbool om de artikelen te openen die als favorieten zijn opgeslagen. Druk op een artikel om het in zijn geheel te lezen.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR Gebruikershandleiding op mobiele apparaten De gebruikershandleiding is beschikbaar als mobiele app3 en is verkrijgbaar via zowel App Store als Google Play. De app is aangepast voor zowel smartphones als tablets. desbetreffende gebieden. De navigatie tussen de verschillende artikelen van de gebruikershandleiding verloopt eenvoudig en de inhoud is doorzoekbaar. Supportsite van Volvo Cars Op de web- en supportsite van Volvo Cars staat meer informatie over uw auto.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR || Aanmelden op de website van Volvo Cars Registreert uw eigen Volvo ID en meld u aan op www.volvocars.com. Zodra u bent aangemeld, kunt u bijvoorbeeld een overzicht krijgen van service, contracten en garanties. U vindt hier ook informatie over model-specifieke accessoires en softwareproducten voor uw Volvo. Gerelateerde informatie • Volvo ID (p.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR BELANGRIJK Belangrijk-teksten geven informatie over kans op materiële schade. auto zijn van de onderstaande aflopende waarschuwings-/informatiegraad. Gevaar voor materiële schade Gevaar voor lichamelijk letsel N.B. Teksten met het kopje N.B. duiden op tips en adviezen die het gebruik van bepaalde mogelijkheden en functies vergemakkelijken.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR || Informatie Wanneer er een reeks afbeeldingen bij een stapsgewijze instructie bestaat, zijn de verschillende stappen van de instructie op dezelfde manier genummerd als de bijbehorende afbeeldingen. Als voor de instructies bij een reeks afbeeldingen de onderlinge volgorde niet relevant is, worden de instructies voorafgegaan door letters. Er komen genummerde en ongenummerde pijlen voor. Ze worden gebruikt om een bepaalde beweging weer te geven.
INFORMATIE VOOR DE EIGENAAR Milieu-aspecten van de gebruikershandleiding De gebruikershandleiding is gedrukt op papier waarvoor de grondstoffen afkomstig zijn uit gecontroleerde bossen. Het Forest Stewardship Council (FSC)®-symbool geeft aan dat de papiervezels waarvan een gebruikershandleiding in drukvorm gemaakt is afkomstig zijn uit FSC®-gecertificeerde bossen of andere gecontroleerde bronnen. Gerelateerde informatie • Drive-E - schoner rijplezier (p.
UW VOLVO
UW VOLVO Volvo ID Een Volvo ID biedt toegang tot een breed scala aan persoonlijke Volvo-diensten1 online. Het is mogelijk om vanuit de auto een Volvo ID aan te maken, volvocars.com of Volvo On Callapp2. Voor sommige functies en diensten is registratie vereist van een persoonlijke Volvo ID. Wanneer het Volvo ID ook voor de auto geregistreerd wordt, krijgt u toegang tot een breed scala aan Volvo-diensten, die vanuit de auto beschikbaar zijn. slechts één gebruikersnaam en één wachtwoord te onthouden.
UW VOLVO Volvo ID registreren op website van Volvo Cars 1. Surf naar www.volvocars.com en meld u aan3 via het icoontje rechts bovenaan. Kies Volvo ID aanmaken. 2. Geef een persoonlijk e-mailadres op. 3. Volg de instructies op die automatisch verstuurd worden naar het opgegeven e-mailadres. > Er is daarmee een Volvo ID aangemaakt. Lees hieronder over hoe u het ID registreert voor de auto. Volvo ID registreren via de Volvo On Callapp4 1.
UW VOLVO Drive-E - schoner rijplezier Volvo Car Corporation werkt voortdurend aan de ontwikkeling van veiliger en effectievere produc- Milieuzorg is een van de kernwaarden van Volvo Cars die van invloed is op alle activiteiten. De milieu-activiteiten gaan uit van de volledige levensduur van de auto en houden rekening met de milieu-effecten, van ontwikkeling tot sloop en recycling.
UW VOLVO Bijdragen aan een schoner milieu Een zuinige auto levert niet alleen een beperking van de milieu-effecten op, maar betekent ook lagere kosten voor de eigenaar van de auto. Als bestuurder kunt u eenvoudig brandstof en geld besparen en zo een bijdrage leveren aan een schoner milieu. Hier volgen enkele tips en adviezen: • Plan een effectieve gemiddelde snelheid. Snelheden boven zo'n 80 km/h (50 mph) en onder zo'n 50 km/h (30 mph) zorgen voor een hoger energieverbruik.
UW VOLVO || tact op te nemen met een dealer voor de locatie van een gecertificeerd/erkend recyclingbedrijf. Gerelateerde informatie 34 • • • Brandstofverbruik en CO2-uitstoot (p. 692) • Luchtkwaliteit (p. 208) Zuinig rijden (p. 486) Milieu-aspecten van de gebruikershandleiding (p.
UW VOLVO IntelliSafe - rijhulp IntelliSafe is het rijveiligheidsconcept van Volvo Cars. IntelliSafe bestaat uit enkele systemen, zowel standaardsystemen als optionele systemen, die de rijveiligheid verhogen, schade/letsel voorkomen en inzittenden en overige verkeersdeelnemers beschermen.
UW VOLVO Sensus - connectiviteit en entertainment schijnt, hangt af van hoe belangrijk de informatie is voor u als bestuurder. Sensus biedt u de mogelijkheid om te internetten, diverse apps te gebruiken en een Wi-Fi-hotspot van uw auto te maken. Dit is Sensus Sensus biedt een intelligente bedieningsinterface en contact met de digitale wereld. Dankzij de intuïtieve navigatiestructuur kunt u altijd toegang krijgen tot hulp, informatie en entertainment, zonder te worden afgeleid.
UW VOLVO Waar welke informatie verschijnt, hangt af van hoe belangrijk de informatie is. Head-updisplay* Op het head-updisplay verschijnt het gekozen type informatie dat onmiddellijke actie van u vereist. Het kan bijv. gaan om verkeersinformatie en informatie over snelheid en navigatie*. Ook informatie over verkeersborden en telefoonoproepen verschijnen op het head-updisplay. Dergelijke informatie is te hanteren met de rechter stuurknoppenset en vanaf het middendisplay.
UW VOLVO || te bedienen met de twee knoppensets op het stuurwiel. Middendisplay Stembediening Als bestuurder kunt u de stembediening gebruiken om uw handen aan het stuur te kunnen houden. Het systeem begrijpt bepaalde stemcommando's. Gebruik de stembediening om bijvoorbeeld een track af te spelen, iemand te bellen, de verwarming hoger te zetten of een sms-bericht te laten voorlezen.
UW VOLVO Software-updates Vastlegging van gegevens Om ervoor te zorgen dat u als Volvo-bezitter uw auto ten volle kunt benutten blijven we de autosystemen en beschikbare diensten verder ontwikkelen. In het kader van de veiligheids- en kwaliteitsinspanningen van Volvo wordt bepaalde informatie over de werking, de functionaliteit en bijna-aanrijdingen door de auto vastgelegd. U kunt van tijd tot tijd terecht bij de erkende Volvo-dealer om de software van uw Volvo bij te werken.
UW VOLVO juridische eisen conform de wet- en regelgeving. De in de auto geregistreerde informatie is opgeslagen in de computers totdat de auto een servicebeurt krijgt of wordt gerepareerd. Naast het bovenstaande kan de geregistreerde informatie ook in een samengestelde vorm worden gebruikt voor verzekerings- en productontwikkelingsdoeleinden om de veiligheid en kwaliteit van Volvo's te verbeteren.
UW VOLVO Belangrijke informatie over accessoires en extra uitrusting WAARSCHUWING U bent er altijd zelf verantwoordelijk voor dat u de auto op een veilige wijze gebruikt en dat u zich aan de geldende wet- en regelgeving houdt. Een verkeerde aansluiting en montage van accessoires en extra uitrusting kan een nadelige invloed hebben op de werking van de elektronische systemen van de auto.
UW VOLVO manier zijn geïnstalleerd, worden mogelijk niet gedekt door de garantie op de nieuwe auto. Meer informatie over de garantie vindt u in het service- en garantieboekje. Volvo wijst elke vorm van aansprakelijkheid af voor sterfgevallen, persoonlijk letsel of kosten die kunnen ontstaan als gevolg van de installatie van niet-originele accessoires. || Gerelateerde informatie • Belangrijke informatie over accessoires en extra uitrusting (p.
UW VOLVO Voertuigidentificatienummer van auto tonen Bij contact met een Volvo-dealer in het kader van bijv. een Volvo On Call-abonnement hebt u het voertuigidentificatienummer (VIN6) van de auto nodig. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op het middendisplay. 2. Ga verder naar Systeem Systeeminformatie Vehicle Identification Number. > Het voertuigidentificatienummer van de auto verschijnt.
VEILIGHEID
VEILIGHEID Veiligheid De auto is voorzien van diverse veiligheidssystemen die samenwerken om u en uw medepassagiers te beschermen bij een ongeluk. De auto is uitgerust met een aantal sensoren die bij een ongeval reageren en bepaalde veiligheidssystemen activeren, zoals verschillende soorten airbags en de gordelspanners van de veiligheidsgordels.
VEILIGHEID Veiligheid tijdens de zwangerschap Zithouding Whiplash Protection System Het is belangrijk dat zwangere passagiers hun veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en dat een zwangere bestuurder haar zithouding aanpast. Naarmate de zwangerschap vordert moeten zwangere bestuurders de stoel en het stuurwiel dusdanig verstellen dat ze de auto volledig onder controle hebben (wat inhoudt dat ze met gemak bij het stuur en de pedalen moeten kunnen komen).
VEILIGHEID || WAARSCHUWING WAARSCHUWING Breng nooit zelf wijzigingen in de stoelen of WHIPS aan en probeer deze nooit zelf te repareren. Volvo adviseert u om contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. Plaats dozen e.d. niet dusdanig, dat deze vastgeklemd zitten tussen het zitgedeelte van de achterbank en de rugleuning van de voorstoelen. Als de voorstoelen aan grote krachten hebben blootgestaan zoals tijdens een aanrijding, moet u de stoelen vervangen.
VEILIGHEID Veiligheidsgordels WAARSCHUWING Remmen kan ernstige gevolgen hebben als de veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Voor optimale bescherming van de veiligheidsgordel is het van belang dat de gordel goed tegen het lichaam ligt. Laat de rugleuning niet te ver achteroverhellen. De veiligheidsgordel biedt de beste bescherming bij een normale rijhouding. Breng nooit zelf wijzigingen in de veiligheidsgordels aan en probeer ze nooit zelf te repareren.
VEILIGHEID || 2. Zet de gordel vast door de borglip in de bijbehorende gordelsluiting te steken. > Een duidelijke "klik" geeft aan dat de gordel vastzit. 3. Voorin en op de beide buitenste zitplaatsen op de tweede zitrij kunt u de gordel hoger of lager zetten. WAARSCHUWING De gesp van de veiligheidsgordel altijd aanbrengen in de gordelsluiting aan de juiste zijde. De veiligheidsgordels en de gordelsluiting werken anders mogelijk niet naar behoren tijdens een aanrijding.
VEILIGHEID WAARSCHUWING Elke veiligheidsgordel is bedoeld voor slechts één persoon. WAARSCHUWING Denk eraan geen clips te gebruiken of de gordel vast te maken rond haken of andere delen van het interieur, omdat de veiligheidsgordel daardoor niet goed aansluit. WAARSCHUWING De veiligheidsgordels nooit beschadigen en geen vreemde voorwerpen aanbrengen in de gordelsluiting. De veiligheidsgordels en de gordelsluiting werken anders mogelijk niet naar behoren tijdens een aanrijding.
VEILIGHEID || Wanneer de kritieke situatie voorbij is, worden de gordel en de elektrische gordelspanner automatisch gereset. Ze zijn echter ook handmatig te resetten. BELANGRIJK Als de passagiersairbag wordt gedeactiveerd, wordt ook de elektrische gordelspanner aan de passagierskant gedeactiveerd. • • • • Elektrische gordelspanner resetten (p. 52) Elektrische gordelspanner resetten Passagiersairbag* activeren en deactiveren (p.
VEILIGHEID Portier- en gordelwaarschuwing Het systeem herinnert inzittenden eraan de veiligheidsgordel om te doen en waarschuwt ook als een portier, motorkap, achterklep of tankvulklep niet goed dichtstaat. U kunt de grafische voorstelling resetten door een druk op de O-knop van de rechter knoppengroep op het stuurwiel. Gordelwaarschuwing Grafische voorstelling op bestuurdersdisplay Visueel signaal op plafondconsole.
VEILIGHEID Bij een rijsnelheid hoger dan zo'n 10 km/h (6 mph) gaat het waarschuwingssymbool op het bestuurdersdisplay branden. || Airbags De auto is voorzien van airbags en opblaasgordijnen aan bestuurders- en passagierszijde. • Volvo adviseert u het vervangen van de onderdelen van de veiligheidssystemen in de auto over te laten aan een erkende Volvowerkplaats. • Neem altijd contact op met een arts. N.B. Gerelateerde informatie • • Volvo-werkplaats. Rijd niet met opgeblazen airbags.
VEILIGHEID Bestuurdersairbags Als aanvulling op de veiligheidsgordel is de auto voorzien van een stuurairbag en een knie-airbag aan de bestuurderszijde. WAARSCHUWING De veiligheidsgordel en airbag werken samen. Als de gordel niet of verkeerd wordt gebruikt, kan dit bij een botsing van invloed zijn op het effect van de airbag. Gerelateerde informatie • • Airbags (p. 54) Passagiersairbag (p.
VEILIGHEID Passagiersairbag Als aanvulling op de veiligheidsgordel is de auto voorzien van airbags aan de passagierszijde voorin. WAARSCHUWING Sticker voor passagiersairbag De veiligheidsgordel en airbag werken samen. Als de gordel niet of verkeerd wordt gebruikt, kan dit bij een botsing van invloed zijn op het effect van de airbag. Om geen letsel op te lopen wanneer de airbag wordt opgeblazen, moet de passagier zo rechtop mogelijk zitten met de voeten op de vloer en de rug tegen de rugleuning.
VEILIGHEID WAARSCHUWING Als de auto niet is uitgerust met een schakelaar voor activering/deactivering van de passagiersairbag (PACOS), is de passagiersairbag altijd geactiveerd. WAARSCHUWING Laat nooit iemand voor de passagiersstoel zitten of staan. Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de passagiersstoel voorin, wanneer de passagiersairbag geactiveerd is.
VEILIGHEID || Passagiersairbag activeren Trek de schakelaar naar buiten en draai deze vanuit OFF (B) naar ON (A). > Op het bestuurdersdisplay verschijnt de melding Passagiersairbag aan Graag bevestigen. N.B. Als u de passagiersairbag hebt geactiveerd/ gedeactiveerd met de auto in contactslotstand I of lager en het contactslot vervolgens in stand II zet, verschijnt na ca. 6 seconden een melding op het bestuurdersdisplay in combinatie met de volgende indicatie op de plafondconsole. 2.
VEILIGHEID 2. Bevestig de melding door de O-knop van de rechter stuurknoppenset in te drukken. > Een displaytekst en een brandend lampje op de plafondconsole geven aan dat de passagiersairbag gedeactiveerd is. WAARSCHUWING Laat nooit passagiers (kinderen noch volwassenen) op de passagiersstoel voorin plaatsnemen, wanneer de airbag aan die kant gedeactiveerd is. Het niet opvolgen van de bovenstaande aanbeveling kan aanleiding geven tot levensgevaarlijke situaties of ernstig letsel.
VEILIGHEID || WAARSCHUWING Volvo adviseert u om voor reparatie contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. Een verkeerde ingreep in de zij-airbags kan tot een onjuiste werking leiden met ernstig letsel als gevolg. Opblaasgordijnen De gordijnairbags, Inflatable Curtain (IC) helpen voorkomen dat bestuurder en eventuele passagiers bij een botsing met hun hoofd tegen de binnenkant van de auto stoten.
VEILIGHEID WAARSCHUWING Het opblaasgordijn vormt een aanvulling op de veiligheidsgordel. Gebruik de veiligheidsgordel altijd. Gerelateerde informatie • Airbags (p. 54) Safety Mode WAARSCHUWING Safety Mode is een veiligheidsfunctie die in werking treedt, wanneer tijdens een aanrijding mogelijk belangrijke onderdelen zijn beschadigd zoals de brandstofleidingen, de sensoren voor de veiligheidssystemen of het remsysteem.
VEILIGHEID Auto in Safety Mode starten en verplaatsen 3. Als de auto in de veiligheidsmodus staat kan het systeem worden gereset om de auto te starten en over een korte afstand te verplaatsen. bijv. als de auto op een plaats staat waar de verkeersveiligheid in gevaar komt. Auto in Safety Mode starten 1. Onderzoek de auto op beschadigingen en of er geen brandstof uit de auto is gelekt. Er mag evenmin een brandstofgeur waarneembaar zijn.
VEILIGHEID Kinderveiligheid Kinderen in rijdende auto's moeten altijd veilig zitten. Volvo beschikt over kinderveiligheidsproducten (kinderzitjes en bevestigingsmaterialen) die speciaal voor uw auto zijn ontwikkeld. Met kinderveiligheidsproducten van Volvo schept u optimale voorwaarden voor een veilig vervoer van kinderen in de auto. U weet bovendien zeker dat de producten passen en eenvoudig in het gebruik zijn. Het gewicht en de lengte van het kind zijn bepalend voor de te gebruiken producten.
VEILIGHEID • Onderste bevestigingspunten voor kinderzitjes (p. 65) Bovenste bevestigingspunten voor kinderzitjes • i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kinderzitjes (p. 65) • • Positie van kinderzitje (p. 66) De auto is voorzien van bovenste bevestigingspunten voor kinderzitjes op de buitenste zitplaatsen van de tweede zitrij. De bovenste bevestigingspunten zijn voornamelijk bestemd om een in de rijrichting gemonteerd kinderzitje aan te bevestigen. Passagiersairbag* activeren en deactiveren (p.
VEILIGHEID Onderste bevestigingspunten voor kinderzitjes voor het activeren/deactiveren van de passagiersairbag *. i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten voor kinderzitjes De auto is voorzien van onderste bevestigingspunten voor kinderzitjes voorin* en op de tweede zitrij. De onderste bevestigingspunten zijn bedoeld voor gebruik in combinatie met bepaalde tegen de rijrichting in geplaatste kinderzitjes. De auto is voorzien van i-Size/ISOFIX1-bevestigingspunten voor kinderzitjes op de tweede zitrij.
VEILIGHEID || Duw het zitkussen van de zitplaats omlaag om bij de bevestigingspunten te komen. Gerelateerde informatie • • • Kinderzitje (p. 63) Bovenste bevestigingspunten voor kinderzitjes (p. 64) Positie van kinderzitje Het is belangrijk om het kinderzitje op de juiste stoel in de auto te plaatsen, wat onder meer afhangt van het type kinderzitje en van de vraag of de passagiersairbag is ingeschakeld. Onderste bevestigingspunten voor kinderzitjes (p.
VEILIGHEID Sticker voor passagiersairbag Sticker op zonneklep aan passagierszijde. Gerelateerde informatie • • • Kinderzitje (p. 63) Kinderzitje monteren (p. 67) Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de veiligheidsgordel in de auto gebruiken (p. 70) • Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes (p. 74) • Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes (p. 75) Kinderzitje monteren Bij de montage en het gebruik van een kinderzitje dient u op enkele dingen te letten.
VEILIGHEID || N.B. Op tweede zitrij monteren Laat een kinderzitje nooit los in de auto liggen. Bevestig het altijd volgens de instructies voor het kinderzitje, ook als u het niet gebruikt. Op voorstoel monteren • • Controleer bij montage van in de rijrichting geplaatste kinderzitjes of de passagiersairbag geactiveerd is. • Gebruik alleen door Volvo geadviseerde kinderzitjes met een universele of semi-universele goedkeuring waarbij uw auto op de lijst van compatibele auto's staat.
VEILIGHEID • Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes (p. 74) • Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes (p.
VEILIGHEID Plaatsingstabel voor kinderzitjes die de veiligheidsgordel in de auto gebruiken De tabel geeft aanbevelingen voor de te gebruiken kinderzitjes op de verschillende zitplaatsen en voor de desbetreffende gewichtsgroepen. N.B. Neem alvorens een kinderzitje in de auto te monteren altijd het hoofdstuk over de montage van kinderzitjes in de gebruikershandleiding door. Tabel voor de XC90 Twin Engine Gewicht Groep 0 max. 10 kg Groep 0+ max.
VEILIGHEID Gewicht Groep 3 22–36 kg Voorstoel (met gedeactiveerde airbag, alleen tegen de rijrichting in geplaatste kinderzitjes) Voorstoel (met geactiveerde airbag, alleen in de rijrichting geplaatste kinderzitjes) X Buitenste zitplaatsen, tweede zitrij UFA, G UG Middelste zitplaats, tweede zitrij Derde zitrij* B*, F, LG UG U: Geschikt voor kinderzitjes met universele goedkeuring. UF: Geschikt voor in rijrichting gemonteerde kinderzitjes met universele goedkeuring.
VEILIGHEID || Tabel voor de XC90 Excellence Gewicht Groep 0 max. 10 kg Groep 0+ max. 13 kg Groep 1 9–18 kg Groep 2 15–25 kg Groep 3 22–36 kg Voorstoel (met gedeactiveerde airbag, alleen tegen de rijrichting in geplaatste kinderzitjes) Voorstoel (met geactiveerde airbag, alleen in de rijrichting geplaatste kinderzitjes) Achterbank UA, B, L X UA, B, L UA, B, L X UA, B, L LC UFA, D UA, LC LC UFA, E UA, E, LC X UFA, F UA, F, L U: Geschikt voor kinderzitjes met universele goedkeuring.
VEILIGHEID WAARSCHUWING Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de passagiersstoel voorin, wanneer de passagiersairbag geactiveerd is. Gerelateerde informatie • • • Positie van kinderzitje (p. 66) Kinderzitje monteren (p. 67) Plaatsingstabel voor i-Size-kinderzitjes (p. 74) • Plaatsingstabel voor ISOFIX-kinderzitjes (p. 75) • Veiligheidsgordels (p.
VEILIGHEID Plaatsingstabel voor i-Sizekinderzitjes plaatsen en voor de desbetreffende gewichtsgroepen. De tabel geeft aanbevelingen voor de te gebruiken i-Size-kinderzitjes op de verschillende zit- Het kinderzitje moet zijn goedgekeurd conform UN Reg R129. N.B. Neem alvorens een kinderzitje in de auto te monteren altijd het hoofdstuk over de montage van kinderzitjes in de gebruikershandleiding door.
VEILIGHEID Plaatsingstabel voor ISOFIXkinderzitjes plaatsen en voor de desbetreffende gewichtsgroepen. De tabel geeft aanbevelingen voor de te gebruiken ISOFIX-kinderzitjes op de verschillende zit- Het kinderzitje moet zijn goedgekeurd conform UN Reg R44 en de producent van het zitje moet het desbetreffende automodel op de lijst met compatibele auto's vermelden. N.B.
VEILIGHEID || Gewicht Groep 1 9–18 kg AfmetingscategorieA Type kinderzitje A In rijrichting geplaatst kinderzitje B In rijrichting geplaatst kinderzitje B1 In rijrichting geplaatst kinderzitje C Tegen rijrichting in geplaatst kinderzitje D Tegen rijrichting in geplaatst kinderzitje Voorstoel (met gedeactiveerde airbag, alleen tegen de rijrichting in geplaatste kinderzitjes)B Voorstoel (met geactiveerde airbag, alleen in de rijrichting geplaatste kinderzitjes)B Buitenste zitplaatsen, tweede
VEILIGHEID Tabel voor de XC90 Excellence Gewicht Groep 0 max. 10 kg Groep 0+ max.
VEILIGHEID || WAARSCHUWING Vervoer kinderen nooit in een tegen de rijrichting in geplaatst kinderzitje op de passagiersstoel voorin, wanneer de passagiersairbag geactiveerd is. N.B. Als een i-Size/ISOFIX-kinderzitje geen afmetingscategorie heeft, moet het automodel op de voertuiglijst van het kinderzitje staan. N.B. Volvo raadt u aan om contact op te nemen met een erkende Volvo-dealer voor de i-Size/ ISOFIX-kinderzitjes die Volvo adviseert. Gerelateerde informatie • • • 78 Positie van kinderzitje (p.
VEILIGHEID Geïntegreerd kinderzitje* In het geïntegreerde kinderzitje op de middelste zitplaats van de tweede zitrij kunnen kinderen comfortabel en veilig meerijden. De kinderzitjes zijn speciaal ontworpen om kinderen optimale bescherming te bieden. Het kinderzitje is goedgekeurd voor kinderen met een gewicht van 15–36 kg (33–80 lbs) en een lengte van minimaal 97 cm (38 inch).
VEILIGHEID Zitkussen van geïntegreerd kinderzitje* uitklappen Zitkussen van geïntegreerd kinderzitje* inklappen Als het geïntegreerde kinderzitje gebruikt wordt, moet het zitkussen worden opgeklapt. Als het geïntegreerde kinderzitje niet gebruikt wordt, moet het zitkussen in de achterbank worden geklapt. Duw het zitkussen naar achteren om het te vergrendelen. WAARSCHUWING Bij het negeren van de instructies voor het geïntegreerde kinderzitje kan het kind in geval van een ongeluk ernstig letsel oplopen.
VEILIGHEID Duw het zitkussen met uw hand omlaag om het te vergrendelen. BELANGRIJK Controleer vóór het omlaag klappen of er geen losse voorwerpen (bijvoorbeeld speelgoed) zijn achtergebleven in de ruimte onder het zitgedeelte van het kinderzitje. N.B. Bij het inklappen van rugleuningen achter moet eerst het zitgedeelte van het kinderzitje worden neergeklapt. Gerelateerde informatie • • Geïntegreerd kinderzitje* (p. 79) Zitkussen van geïntegreerd kinderzitje* uitklappen (p. 80) * Optie/accessoire.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Instrumenten en bediening bij een auto met het stuur links In de overzichten wordt aangegeven waar displays en bedieningselementen dicht bij de bestuurder zitten.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING • Versnellingsbak (p. 467) Instrumenten en bediening bij een auto met het stuur rechts In de overzichten wordt aangegeven waar displays en bedieningselementen dicht bij de bestuurder zitten.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Stuurwielafstelling || Linker knoppenset op het stuur Plafondconsole Stadslicht, dagrijlicht, dimlicht, groot licht, richtingaanwijzers, mistachterlicht, op nul zetten van dagtellers Stuurpaddles om handmatig te schakelen met een automatische versnellingsbak* Head-updisplay* Bestuurdersdisplay Wissers en sproeiers, regensensor* Rechter stuurknoppenset Displayverlichting, achterklep ontgrendelen/ openen* / vergrendelen/sluiten*, koplamphoogteregeling van halogeenkoplampen Midde
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Bestuurdersportier • • Overzicht van het middendisplay (p. 112) Versnellingsbak (p. 467) Geheugens voor instellingen van elektrisch bedienbare voorstoel*, buitenspiegels en head-updisplay* Centrale vergrendeling Elektrisch bedienbare ruiten, buitenspiegels, elektrisch kinderslot* Instelling van voorstoel Gerelateerde informatie • • • • • • Handmatig bediende voorstoel (p. 188) Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen (p. 189) Stuurwiel instellen (p.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING • Bestuurdersdisplay Het bestuurdersdisplay geeft informatie weer over de auto en het rijden. Van het bestuurdersdisplay maken deel uit meters, indicatoren en controle- en waarschuwingssymbolen. Wat er op het bestuurdersdisplay wordt weergegeven, hangt af van de uitrusting, instellingen en de op dat moment actieve functies van de auto. Het bestuurdersdisplay wordt geactiveerd zodra er een portier wordt geopend, d.w.z. in contactslotstand 0.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING A B Links In het midden Rechts - Laadstatus Actieradius op tank - Mediaspeler Actieradius op accu - Navigatiekaart* Momentaan brandstofverbruik - Telefoon Appmenu (te activeren met de knoppenset op het stuurwiel) - Stembediening - - KompasA - Afhankelijk van de gekozen rijmodus. Gecumuleerde afstand. Dynamisch symbool Gerelateerde informatie Het dynamische symbool in zijn basisvorm.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Instellingen voor bestuurdersdisplay Instellingen voor de weergave-opties van het bestuurdersdisplay zijn te verrichten in het applicatiemenu van het bestuurdersdisplay en in het instellingsmenu van het middendisplay. Instellingen in appmenu van bestuurdersdisplay Thema kiezen 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. 2. Druk op My Car 3.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Hybridemeter In de rijmodi Hybrid en Pure verschijnt een hybridemeter op het bestuurdersdisplay die u kunt gebruiken om zuiniger te rijden. Geeft het vermogensniveau aan waarbij de verbrandingsmotor aanslaat. Een gevuld symbool betekent dat de verbrandingsmotor wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: Geeft het vermogensniveau aan waarbij de verbrandingsmotor aanslaat. Een niet-gevuld symbool betekent dat de verbrandingsmotor niet wordt gebruikt.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Hybridemeter || Symbolen op de hybridemeter De hybridemeter geeft de resterende hoeveelheid stroom in de hybride-accu aan. De auto genereert stroom voor de accu en de accu wordt opgeladen bij lichte druk op het rempedaal of bij het afremmen op de motor op een aflopende helling. Gerelateerde informatie • • • • • 92 Rijmodi (p. 474) Bestuurdersdisplay (p. 88) Rempedaal (p. 458) Elektrisch rijden (p. 488) Verbrandingsmotor van de Twin Engine starten en afzetten (p.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Boordcomputer De boordcomputer van de auto registreert en berekent waarden zoals afgelegde afstand, brandstofverbruik en gemiddelde snelheid tijdens het rijden. Om eenvoudiger zuinig te kunnen rijden, worden het momentane en het gemiddelde brandstofverbruik geregistreerd. De boordcomputerinformatie is weer te geven op het bestuurdersdisplay.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || auto, tijdens een normale rit en rekening houdend met de vraag of de airconditioning (AC) wel of niet aanstaat. Bij overschakeling van de rijmodus Hybrid op Pure of andersom neemt de berekende actieradius mogelijk toe, omdat de Pure-modus gereduceerde klimaatinstellingen (ECO-klimaat) hanteert. N.B. Er is een bepaalde afwijking mogelijk, als u van rijstijl verandert. Een zuinige rijstijl betekent doorgaans een langere actieradius.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Rijstatistieken tonen op het bestuurdersdisplay De door de boordcomputer geregistreerde en berekende waarden kunnen worden weergegeven op het bestuurdersdisplay. De waarden worden opgeslagen in een boordcomputerapp. Via het appmenu kunt u die informatie kiezen die op het bestuurdersdisplay moeten worden weergegeven. Open het appmenu en blader erin met de rechter stuurknoppenset. Appmenu Links/rechts Omhoog/omlaag Bevestigen 1.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Dagteller resetten Reset de dagteller met de linker stuurhendel. Verbruiksinfo weergeven op het middendisplay De verbruiksinfo van de boordcomputer verschijnt in grafische vorm op het middendisplay en biedt u het overzicht waarmee u eenvoudig zuiniger kunt rijden. Open de app Bestuurder prestaties op het appscherm om de verbruiksinfo weer te geven.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Instellingen voor verbruiksinfo De instellingen voor verbruiksinfo zijn op nul te stellen of aan te passen. 1. 2. Open de app Bestuurder prestaties op het appscherm om de verbruiksinfo weer te geven. Gerelateerde informatie • Verbruiksinfo weergeven op het middendisplay (p. 96) • • Boordcomputer (p. 93) Dagteller resetten (p. 96) Tijd en datum De klok is zichtbaar op zowel bestuurders- als middendisplay.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Instellingen voor tijd en datum Buitentemperatuurmeter – De buitentemperatuurmeter staat aangegeven op het bestuurdersdisplay. Een sensor registreert de temperatuur buiten de auto. Kies Instellingen Systeem Datum en tijd op het hoofdscherm van het middendisplay om de instellingen voor tijd- en datumformaat te wijzigen. Stel de tijd en datum in door op de pijlen omhoog of omlaag op het touchscreen te drukken.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Controlesymbolen op bestuurdersdisplay De controlesymbolen attenderen u erop dat de bijbehorende functies ingeschakeld zijn, de desbetreffende systemen actief zijn of dat er storingen of gebreken zijn opgetreden. Symbool Betekenis Informatie, lees displaymelding Bij een afwijking in een van de autosystemen gaat het informatiesymbool branden op het bestuurdersdisplay en verschijnt er een displaytekst. Het informatiesymbool kan ook gaan branden in combinatie met andere symbolen.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Symbool Betekenis Betekenis Groot licht aan Preconditioning aan Het symbool brandt, wanneer u het groot licht voert of grootlichtsignalen geeft. Het symbool brandt, wanneer de motor- en interieurverwarming/ airconditioning voor preconditioning van de auto zorgen. Automatisch groot licht aan Het symbool brandt met blauw licht als het automatisch groot licht aan is. Stadslichten zijn ingeschakeld.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Waarschuwingssymbolen op bestuurdersdisplay De waarschuwingssymbolen attenderen u erop dat belangrijke functies zijn ingeschakeld of dat er ernstige storingen of gebreken zijn opgetreden. Symbool Betekenis Waarschuwing Het rode waarschuwingssymbool gaat branden, wanneer er een storing is geregistreerd die van invloed kan zijn op de veiligheid en/of de rijeigenschappen van de auto. Er verschijnt tegelijkertijd een verklarende tekstmelding op het bestuurdersdisplay.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Licentieovereenkomst voor bestuurdersdisplay Een licentie is een overeenkomst die toestemming verleent om bepaalde handelingen te verrichten of het recht om gebruik te maken van een product waar een andere rechtspersoon octrooi of eigendomsrechten op heeft, onder de voorwaarden vervat in de overeenkomst. Hier volgt een Engelse versie van de overeenkomst tussen Volvo en producenten of ontwikkelaars. Boost Software License 1.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING BSD 3-clause "New" or "Revised" License Copyright (c) 2011-2014, Yann Collet. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || 104 FreeType Project License 1. 1 Copyright 1996-1999 by David Turner, Robert Wilhelm, and Werner Lemberg Introduction The FreeType Project is distributed in several archive packages; some of them may contain, in addition to the FreeType font engine, various tools and contributions which rely on, or relate to, the FreeType Project. This license applies to all files found in such packages, and which do not fall under their own explicit license.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING on the FreeType code, not just the unmodified files. If you use our work, you must acknowledge us. However, no fee need be paid to us. 3. 4. Advertising The names of FreeType's authors and contributors may not be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || For the purposes of this copyright and license, "Contributing Authors" is defined as the following set of individuals: 3. Andreas Dilger The Contributing Authors and Group 42, Inc. specifically permit, without fee, and encourage the use of this source code as a component to supporting the PNG file format in commercial products. If you use this source code in a product, acknowledgment is not required but would be appreciated.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING zlib License The zlib/libpng License Copyright (c) This software is provided 'as-is', without any express or implied warranty. In no event will the authors be held liable for any damages arising from the use of this software. Permission is granted to anyone to use this software for any purpose, including commercial applications, and to alter it and redistribute it freely, subject to the following restrictions: 1.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || volgende apps en de bijbehorende appfuncties te regelen: Appmenu op bestuurdersdisplay hanteren Appmenu openen/sluiten – Het applicatiemenu (appmenu) op het bestuurdersdisplay is te gebruiken via de rechter stuurknoppenset. Druk op Openen/sluiten (1). (Het appmenu is niet te openen als er nog een onbevestigde melding op het bestuurdersdisplay staat. De melding moet eerst worden bevestigd voordat het appmenu te openen is.) > Het appmenu wordt geopend/gesloten.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Melding op bestuurdersdisplay Op het bestuurdersdisplay kunnen in uiteenlopende situaties meldingen verschijnen om u te informeren of helpen. betreffende melding bijvoorbeeld te bevestigen of in te stemmen met een bepaald verzoek. Servicemeldingen Hier volgt een greep uit de belangrijke servicemeldingen en hun betekenis. Melding Betekenis Stop veiligA Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade - bezoek een werkplaatsB.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Melding op bestuurdersdisplay hanteren 2. Meldingen op het bestuurdersdisplay zijn te hanteren via de rechter stuurknoppenset. Bevestig uw keuze door te drukken op bevestigen (2). > De melding verdwijnt van het bestuurdersdisplay. Voor meldingen zonder knoppen: – Melding op bestuurdersdisplay en rechter stuurknoppenset.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Opgeslagen melding lezen Lees de opgeslagen melding direct: Onderhoud reserveren voor een opgeslagen melding: – – Druk op de knop rechts van de melding Autobericht opgesl. in app Autostatus in het middendisplay. > De opgeslagen melding verschijnt in de app Auto status. Lees de opgeslagen melding achteraf: 1. 2. 3. Open de app Auto status vanuit het appscherm op het middendisplay. > De app start in het onderste deelscherm van het homescherm.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Overzicht van het middendisplay Vanaf het middendisplay zijn tal van autofuncties te regelen. Hier volgt een beschrijving van het middendisplay en de mogelijkheden ervan.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Drie van de basisschermen van het middendisplay. Veeg naar rechts of naar links om het functie- of appscherm te openen5. Functiescherm - autofuncties die met één druk te activeren of deactiveren zijn. Som5 mige functies zijn ook zogenoemde triggerfuncties, die vensters met instelmogelijkhe- Bij een auto met het stuur rechts zijn de schermen onderling van plaats gewisseld. den openen. Bijvoorbeeld Camera.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || richten vanuit het functiescherm, maar aanpassingen verricht u met de rechter stuurknoppenset. Media - laatst gebruikte apps die verband houden met media. Druk op het scherm om het uit te vouwen. Homescherm - het eerste scherm dat verschijnt bij inschakeling van display. Telefoon - van hieruit hebt u toegang tot de telefoon. Druk op het scherm om het uit te vouwen.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Middendisplay hanteren Veel autofuncties zijn te bedienen en regelen vanaf het middendisplay. Het middendisplay is een touchscreen dat op aanraking reageert. Touchscreenfunctie middendisplay gebruiken De schermreacties hangen af van de vraag of u erop drukt of slepende of vegende bewegingen maakt. U kunt bijv. van het ene naar het andere scherm bladeren, objecten markeren, scrollen in Methode een lijst en apps verplaatsen door het scherm op verschillende manieren aan te raken.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Methode Uitvoering Resultaat Vegen Wisselen tussen schermen, bladeren in een lijst, tekst of scherm. Ingedrukt houden en verslepen om apps of kaartpunten op de kaart te verplaatsen*. Horizontaal of verticaal over het scherm slepen. Snel vegen/slepen Wisselen tussen schermen, bladeren in een lijst, tekst of scherm. Horizontaal of verticaal over het scherm slepen. Let erop dat het hoofdscherm mogelijk wordt geopend bij aanraking van het bovenste deel van het scherm.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Terugkeren naar homescherm vanuit een ander scherm • het bedieningselement naar de gewenste temperatuur te slepen, 1. • op + of − te drukken om de temperatuur in stapjes te verhogen of te verlagen, of • op de gewenste temperatuur op het bedieningselement te drukken. 2. Druk kort op de homeknop onder het middendisplay. > De laatst geactiveerde stand voor het homescherm verschijnt. Druk opnieuw kort op de homeknop.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Middendisplay activeren en deactiveren 1. Het middendisplay is te dimmen en te activeren met de homeknop onder het display. 2. Houd de fysieke homeknop onder het display langere tijd ingedrukt. > Het display dooft, met uitzondering van het klimaatveld dat nog steeds zichtbaar is. Alle functies die aan het scherm gekoppeld zijn blijven werken. Display opnieuw inschakelen - kort op de homeknop drukken. > U ziet dan weer hetzelfde als toen het scherm werd uitgeschakeld. N.B.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING N.B. In het homescherm van de standaardstand – druk kort op de homeknop. Op het scherm verschijnt een animatie die uitlegt hoe u de verschillende tegels kunt openen. Statusbalk Boven aan het scherm staan de activiteiten in de auto. Links op de statusbalk verschijnen netwerken aansluitingsgegevens en rechts verschijnen mediaspecifieke gegevens, klok alsook een aanduiding dat er achtergrondactiviteiten gaande zijn.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Applicatiescherm rechtstreeks op het appscherm, zoals het aantal ongelezen sms-berichten voor Berichten. Functiescherm Druk op een app om deze te openen. Deze opent dan in het deelscherm waar hij bij hoort, bijvoorbeeld Media. Afhankelijk van het aantal apps kunt u omlaagbladeren in het appscherm. U doet dat door van onder naar boven te vegen/slepen. Ga terug naar het homescherm door van links naar rechts6 over het display te vegen of door op de homeknop te drukken.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Afhankelijk van het aantal functies kunt u ook omlaagbladeren in het scherm. U doet dat door van onder naar boven te vegen/slepen. • Functiescherm op het middendisplay (p. 125) • Overzicht van het middendisplay (p. 112) In tegenstelling tot het appscherm waar bij een druk op een app de bijbehorende app wordt geopend, wordt bij een druk op een functieknop in het functiescherm alleen de desbetreffende functie geactiveerd of gedeactiveerd.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Deelschermen op middendisplay hanteren Het homescherm bestaat uit vier deelschermen: Navigatie, Media, Telefoon en een extra deelscherm. Deze schermen zijn uit te vouwen.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Een deelscherm uitvouwen vanuit standaardstand Standaardstand en uitgevouwen stand van het deelscherm van het middendisplay.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Deelscherm uitvouwen: – Voor de deelschermen Navigatie, Media en Telefoon: Druk op een willekeurige plaats op het deelscherm. Bij het uitvouwen van een deelscherm verdwijnt het extra deelscherm op het homescherm tijdelijk naar de achtergrond. De andere twee worden ingeklapt en tonen slechts bepaalde informatie. Na een druk op het extra deelscherm worden de andere drie deelschermen ingeklapt en tonen slechts bepaalde informatie.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Functiescherm op het middendisplay In het functiescherm, een van de basisschermen van het middendisplay, liggen alle knoppen voor autofuncties. Navigeer vanuit het homescherm naar het functiescherm door van links naar rechts over het display te vegen.8. Verschillende soorten knoppen Er zijn drie verschillende soorten knoppen voor autofuncties, zie hieronder: Soort knop Eigenschap Bijbehorende autofunctie Functieknoppen Hebben een Aan/Uit-stand.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Verschillende standen van de knoppen Wanneer het groene led-lampje brandt van een functie- of parkeerknop, is de desbetreffende functie geactiveerd. Bij het activeren van functies verschijnt voor sommige functies een extra tekst over wat deze inhouden. De tekst blijft een paar seconden staan, waarna de knop met het brandende led-lampje verschijnt. Het systeem is gedeactiveerd, wanneer het ledlampje is gedoofd.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Apps en knoppen op middendisplay verplaatsen N.B. Verberg de apps die u zelden of nooit gebruikt door ze helemaal onderaan te plaatsen, buiten het zichtveld. Op die manier kunt u makkelijker de apps vinden die u vaker gebruikt. De apps en de knoppen voor autofuncties op het app- en functiescherm zijn te verplaatsen en naar wens anders te organiseren. 1. Veeg van rechts naar links9 om het appscherm te openen of van links naar rechts9 om het functiescherm te openen. 2. 3. N.B.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Symbool Betekenis Gerelateerde informatie 'Internet sharing' geactiveerd (WiFi-hotspot). De auto deelt dus de beschikbare verbinding. • Navigeren in schermen op het middendisplay (p. 118) • Melding op het middendisplay (p. 145) Automodem geactiveerd. Internet delen via USB actief. Proces gaande. Timer voor preconditioning actief. Weergave audiobron gestart. Weergave audiobron gestopt. Telefoongesprek gaande. Weergave audiobron onderdrukt.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Toetsenbord op middendisplay Met het toetsenbord van het middendisplay kunt u met toetsen tekst invoeren op het scherm, maar ook handmatig door letters en tekens "in te tekenen" op het scherm. Met het toetsenbord kunnen tekens, letters en cijfers worden ingevoerd, bijv. om sms-berichten vanuit de auto op te stellen, wachtwoorden in te vullen en naar artikelen te zoeken in de digitale gebruikershandleiding.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || De afbeelding laat een overzicht zien van een aantal van de knoppen die op het toetsenbord kunnen verschijnen. De opzet wisselt, al naar gelang de taalinstellingen en in welk verband het toetsenbord wordt gebruikt.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Regel met suggesties voor woorden of tekens10. De voorgestelde woorden worden aangepast naarmate er nieuwe letters worden ingetypt. Blader door de suggesties door op de pijlen naar links en naar rechts te drukken. Druk op een suggestie om deze te selecteren. Let erop dat deze functie niet door alle taalopties wordt ondersteund. De regel is dan niet zichtbaar op het toetsenbord. Afhankelijk van de voor het toetsenbord gekozen taal (zie punt 7) worden de beschikbare tekens aangepast.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || 132 Gerelateerde informatie • Taal wijzigen voor toetsenbord van middendisplay (p. 133) • Handmatig tekens, letters of woorden invoeren op middendisplay (p. 133) • • Middendisplay hanteren (p. 115) Berichtfuncties (p.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Taal wijzigen voor toetsenbord van middendisplay Op het toetsenbord wisselen tussen verschillende talen Wanneer u in Instellingen verschillende talen hebt geselecteerd, gebruikt u knop op het toetsenbord om te wisselen tussen de talen. Om op het toetsenbord tussen de verschillende talen te kunnen wisselen, moeten de talen eerst onder Instellingen worden toegevoegd.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Spatie. U kunt ook een spatie invoeren door een verbindingsstreepje (-) te tekenen in het tekstveld voor handgeschreven letters (1). Zie de onderstaande rubriek "Spatie invoeren in het vrije veld bij handgeschreven tekst". || Tekstinvoer ongedaan maken. Kort indrukken om één teken/letter per keer te verwijderen. Wacht even voordat u opnieuw drukt om het volgende teken of de volgende letter te verwijderen et cetera. Teruggaan naar het toetsenbord met gewone tekeninvoer.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Van regel wisselen in het vrije veld met handgeschreven tekst Opzet van middendisplay aanpassen U kunt de opzet van het middendisplay aanpassen door een thema te kiezen. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. Wissel handmatig van regel door bovenstaand teken in te tekenen in het veld voor handgeschreven tekst13. Spatie invoeren in het vrije veld bij handgeschreven tekst 2. Druk op My Car 3. Kies vervolgens een thema, bijv. Minimalistic of Chrome Rings.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Systeemeenheden wijzigen Systeemtaal wijzigen Instellingen voor de eenheden verricht u in het menu Instellingen van het middendisplay. Instellingen voor de taal verricht u in het menu Instellingen van het middendisplay. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op het middendisplay. 2. Ga verder naar Systeem Systeemtalen en -eenheden Meeteenheden. 3. Kies uit de volgende eenheidsnormen: • Metr. - kilometer, liter en graden Celsius. • Imper.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Gerelateerde informatie • • Overzicht van het middendisplay (p. 112) • • Instellingstypes op middendisplay (p. 139) Instellingen wijzigen op middendisplay (p. 138) Tabel met instellingen op middendisplay (p. 140) Contextuele instellingen openen op het middendisplay 3. Via de contextuele instellingen zijn rechtstreeks vanuit het topscherm op het middendisplay instellingen te wijzigen voor de meeste standaardapps van de auto.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Instellingen wijzigen op middendisplay Via het middendisplay kunt u de Instellingen en informatie wijzigen voor tal van autofuncties. 1. Open het hoofdscherm door op het tabblad te klikken of door van boven naar beneden over het scherm te slepen/vegen. 2. Druk op Instellingen om het instellingsmenu te openen. 3. Tik op een van de categorieën en subcategorieën om naar de gewenste instelling te bladeren. 4. Wijzig een of meer instellingen.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Instellingen resetten op middendisplay 4. U kunt de fabrieksinstellingen herstellen voor alle instellingen die zijn verricht in het instellingsmenu van het middendisplay. Twee soorten resets Er zijn twee soorten resets voor de instellingen in het instellingsmenu: • Fabrieksreset - wist alle gegevens en bestanden en herstelt de standaardwaarden voor alle instellingen.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Instellingstype Beschrijving Selectievakjes Kies ervoor een functie te activeren/deactiveren door op het vakje te drukken om dit aan te kruisen of leeg te maken, bijvoorbeeld om automatische start van elektrische stoelverwarming te kiezen. Schuifknoppen Weergave van informatie Kies een niveau voor een bepaalde instelling binnen een interval door op de knop te tikken en deze te verschuiven, bijv. om het geluidsniveau te kiezen.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Subcategorie Systeem Subcategorie Gracenote® TV* Video Communicatie Bestuurdersprofiel Datum en tijd Systeemtalen en -eenheden Privacy en gegevens Subcategorie Toetsenbordindelingen Telefoon Stembediening* Tekstberichten Fabrieksreset Android Auto* Systeeminformatie Apple CarPlay* Bluetooth-apparaten Wi-Fi Wi-Fi hotspot auto Internet via automodem* Volvo On Call* Volvo-servicenetwerken Klimaatregeling Gerelateerde informatie • • Overzicht van het middendisplay (p.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Algemene instellingen De algemene instellingen en de parameters wijzigen niet als het ene bestuurdersprofiel wordt verruild voor een ander. Ze blijven gelijk, ongeacht welk bestuurdersprofiel actief is. De instellingen van de toetsenbordindeling zijn voorbeelden van algemene instellingen. Als u bestuurdersprofiel X gebruikt om meer talen aan het toetsenbord toe te voegen, blijven deze opgeslagen en kunt u ook bij gebruik van bestuurdersprofiel Y van taal wissen.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING 3. Kies het gewenste bestuurdersprofiel. 4. Druk op Bevestig. > Het bestuurdersprofiel is gekozen, waarna het systeem de instellingen van het nieuwe bestuurdersprofiel laadt. Gerelateerde informatie • • Bestuurdersprofielen (p. 141) Navigeren in schermen op het middendisplay (p. 118) • Naam van bestuurdersprofiel wijzigen (p. 143) • Transpondersleutel koppelen aan bestuurdersprofiel (p.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Transpondersleutel koppelen aan bestuurdersprofiel 2. Druk op Systeem Bestuurdersprofielen. U kunt uw sleutel koppelen aan een bestuurdersprofiel. Op die manier wordt telkens automatisch het bestuurdersprofiel met alle bijbehorende instellingen geselecteerd als de auto wordt gebruikt met die specifieke transpondersleutel. 3. Markeer het gewenste profiel. Op het display verschijnt het startscherm opnieuw. Het profiel Gast kan niet aan een sleutel worden gekoppeld. 4.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Gerelateerde informatie • • • Bestuurdersprofielen (p. 141) Naam van bestuurdersprofiel wijzigen (p. 143) Melding op het middendisplay Op het middendisplay kunnen in uiteenlopende situaties meldingen verschijnen om u te informeren of helpen. een transpondersleutel (p. 241) Pop-upmeldingen In bepaalde gevallen verschijnen pop-upmeldingen. Pop-upmeldingen zijn belangrijker dan meldingen op de statusbalk en verdwijnen alleen na bevestiging/actie.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Meldingen op middendisplay hanteren Meldingen op het middendisplay zijn te hanteren via de schermen op het middendisplay. Voor meldingen zonder knoppen: – Sluit de melding door erop te drukken of doe niets, waarna de melding enige tijd later automatisch verdwijnt. > De melding verdwijnt van de statusbalk. Opgeslagen middendisplaymeldingen hanteren Meldingen die zijn opgeslagen vanuit het bestuurders- en middendisplay worden in beide gevallen gehanteerd in het middendisplay.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Opgeslagen melding lezen 1. Open het hoofdscherm op het middendisplay. > Er verschijnt een lijst met opgeslagen meldingen. Meldingen met een pijl-rechts kunnen worden uitgevouwen. 2. Head-updisplay* Het head-updisplay is een aanvulling op het bestuurdersdisplay van de auto en projecteert informatie van het bestuurdersdisplay op de voorruit. Het geprojecteerde beeld is alleen vanuit de positie van de bestuurder zichtbaar. Tik op een melding om deze uit te vouwen/ minimaliseren.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || N.B. Bij bepaalde afwijkingen in de lichtbreking kan het gebruik van het head-updisplay aanleiding geven tot hoofdpijn en vermoeide ogen. • Head-updisplay bij vervanging van de voorruit* (p. 633) City Safety op head-updisplay Voorbeelden van wat op het display kan verschijnen. Bij activering van het City Safety wordt de informatie op het head-updisplay vervangen door een grafische voorstelling voor City Safety.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Head-updisplay* activeren en deactiveren Het head-updisplay is na het starten van de auto te activeren en deactiveren. Tik op de knop Head-up display op het functiescherm van het middendisplay. Een brandend lampje in de knop geeft aan dat de functie geactiveerd is. Gerelateerde informatie • • Instellingen voor head-updisplay* (p. 149) Head-updisplay* (p.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING Stembediening15 Bevestigen || U kunt bepaalde functies van de mediaspeler, een via Bluetooth aangesloten telefoon, de klimaatregeling en Volvo’s navigatiesysteem* met stemcommando’s te bedienen. De lichtsterkte van de grafische voorstellingen wordt automatisch afgestemd op de heersende lichtomstandigheden. De lichtsterkte van het head-updisplay hangt tevens af van de gehanteerde lichtsterkte voor de overige displays in de auto.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING De stembediening vindt plaats in de vorm van een dialoog; de gebruiker zegt commando's en krijgt een verbale reactie van het systeem. De stembediening maakt gebruik van dezelfde microfoon als apparaten die via Bluetooth zijn verbonden en geeft antwoord via de luidsprekers in de auto. In sommige gevallen verschijnt tevens een tekstmelding op het bestuurdersdisplay. De functies worden aangestuurd met de rechter stuurknoppenset en instellingen doet u via het middendisplay.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || Cijfers Geef de cijfercommando's aan, afhankelijk van welke functie moet worden aangestuurd: • • • Telefoonnummers en postcodes moet u apart en cijfer voor cijfer zeggen, bijvoorbeeld nul drie een twee twee vier vier drie (03122443). Huisnummers kunt u apart of in een groep zeggen, bijvoorbeeld twee twee of tweeëntwintig (22). Bij Engels en Nederlands kunt u meerdere groepen achter elkaar zeggen, bijvoorbeeld tweeëntwintig tweeëntwintig (22 22).
DISPLAYS EN STEMBEDIENING • "Media" - start een dialoog voor media en radio en geeft voorbeelden van commando's weer. • • • • • • • • "Speel [artiest]" - muziek afspelen van gekozen artiest. • • "Speel [tracknaam]" - gekozen track afspelen. • "Speel [tracknaam] van [album]" - gekozen track van gekozen album afspelen. • "Speel [Tv-zendernaam]" - gekozen tvzender*20 starten. • "Speel [radiokanaal]" - gekozen radiokanaal starten.
DISPLAYS EN STEMBEDIENING || 154 Gerelateerde informatie • • • • • • • Stembediening (p. 150) Stembediening gebruiken (p. 151) Stembediening telefoon (p. 152) Stembediening klimaat (p. 207) Stembediening radio en media (p. 153) Audio-instellingen (p. 520) Systeemtaal wijzigen (p.
VERLICHTING
VERLICHTING Verlichtingsbediening Met de verschillende knoppen op het bedieningspaneel voor de verlichting kunt u de buitenen binnenverlichting regelen. Met de linker stuurhendel kunt u de buitenverlichting inschakelen en aanpassen. Met het duimwiel voor de verlichting op het instrumentenpaneel kunt u de sterkte van de interieurverlichting aanpassen. Buitenverlichting Stand Betekenis Stand Dagrijlicht. Betekenis Dagrijlicht en stadslichten voor/ achterlichten bij daglicht.
VERLICHTING WAARSCHUWING Het verlichtingssysteem van de auto kan niet in elke situatie bepalen of het daglicht te zwak of sterk genoeg is, bijv. bij mist en regen. Als bestuurder bent u verplicht om de verlichting van de auto altijd af te stemmen op de heersende omstandigheden en de geldende verkeerswetgeving. Duimwielen op dashboard • • • • • • • Groot licht gebruiken (p. 160) Dimlicht (p. 159) Verlichtingsfuncties aanpassen via het middendisplay Noodremlichten (p.
VERLICHTING Stadslichten voor/achterlichten De stadslichten voor/achterlichten zijn te gebruiken om zichtbaar te blijven voor medeweggebruikers als de auto stilstaat of geparkeerd staat. Stadslichten voor/achterlichten zijn in te schakelen via de draairing van de stuurhendel.
VERLICHTING Wanneer de draairing van de stuurhendel in staat, brandt het dagrijlicht (DRL1) stand wanneer de auto overdag rijdt. De auto schakelt automatisch over van dagrijlicht op dimlicht bij een zwakke verlichting overdag of in het donker. Overschakeling op dimlicht vindt ook automatisch plaats, als u de mistlampen voor */mistachterlichten activeert.
VERLICHTING Groot licht gebruiken Het groot licht is te bedienen met de linker stuurhendel. Het groot licht is de felste verlichtingsfunctie op de auto en dient tijdens ritten in het donker te worden gebruikt om het zicht te verbeteren, zolang u tegenliggers niet verblindt. tie deactiveren door de stuurhendel naar achteren te halen. Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt het symbool op het bestuurdersdisplay. Gerelateerde informatie • • Stuurhendel met draairing.
VERLICHTING Deactiveren van automatisch groot licht wanneer het groot licht aanstaat, leidt ertoe dat er direct wordt overgeschakeld op dimlicht. Als dit symbool samen met de melding Actief grootlicht Tijdelijk niet beschikbaar op het bestuurdersdisplay verschijnt, moet u handmatig overschakelen tussen groot licht en dimlicht. Desondanks kan de draairing van de stuurhendel in staan. Het symbool dooft, stand wanneer deze melding verschijnt.
VERLICHTING || Gerelateerde informatie • • • Verlichtingsbediening (p. 156) Groot licht gebruiken (p. 160) Beperkingen van de camera (p. 354) Richtingaanwijzers gebruiken N.B. De richtingaanwijzers van de auto zijn te bedienen met de linker stuurhendel. De richtingaanwijzers knipperen driemaal of blijven knipperen, afhankelijk van hoe ver u de hendel omhoog of omlaag beweegt.
VERLICHTING Actieve bochtverlichting* Actieve bochtverlichting is ontworpen om in bochten en op kruisingen voor maximale verlichting te zorgen. Een auto met led5-koplampen* kan afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto zijn uitgerust met actieve bochtverlichting. De functie is alleen actief bij een zwakke verlichting overdag of in het donker en alleen, wanneer de auto rijdt of het dimlicht is ontstoken.
VERLICHTING || Het mistachterlicht dooft automatisch, wanneer u de startknop rechtsom draait om de auto uit te schakelen of wanneer u de draairing op de stuurof draait. hendel naar stand N.B. De voorschriften voor het gebruik van een mistachterlicht verschillen per land. Gerelateerde informatie • • Verlichtingsbediening (p. 156) Contactslotstanden (p. 454) Remlichten Noodremlichten De remlichten gaan automatisch branden, wanneer u remt.
VERLICHTING Alarmlichten De alarmlichten waarschuwen medeweggebruikers doordat alle richtingaanwijzers gelijktijdig knipperen. De functie is te gebruiken om te waarschuwen voor gevaarlijke verkeerssituaties. N.B. De regels voor het gebruik van alarmlichten kunnen per land variëren. Gerelateerde informatie • • Noodremlichten (p. 164) Richtingaanwijzers gebruiken (p.
VERLICHTING Approach-verlichting Interieurverlichting De Approach-verlichting wordt geactiveerd als de auto wordt ontgrendeld en wordt gebruikt om de verlichting van de auto op afstand in te schakelen. Het interieur is uitgerust met diverse soorten verlichtingsfuncties voor een betere rijbeleving. Zo is voorzien in leeslampjes, dashboardkastverlichting en grondverlichting.
VERLICHTING Automatische bediening voor interieurverlichting De automatische verlichting is te activeren door de AUTO-knop op de plafondconsole kort in te drukken. Met de automatische verlichting geactiveerd brandt het led-lampje in de knop en de interieurverlichting gaat branden en dooft zoals hieronder vermeld. lichtsterkte is aan te passen door de knop ingedrukt te houden.
VERLICHTING || tevens fijn af te stemmen met het duimwiel op het instrumentenpaneel. Sfeerverlichting* De auto is uitgerust met een aantal leds waarmee de kleur van de verlichting te veranderen is. Deze verlichting brandt, wanneer de auto is ingeschakeld. De sterkte van de sfeerverlichting is aan te passen op het middendisplay en tevens fijn af te stellen met het duimwiel op het dashboard.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Ruiten, glazen daken en spiegels • In de auto zitten bedieningselementen voor ruiten, glazen daken en spiegels. Enkele ruiten van de auto zijn verstevigd met gelaagd glas. Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken (p. 184) Inklembeveiliging op ruiten en zonneschermen • Elektrische voorruitverwarming* activeren en deactiveren (p. 226) Gelaagd glas • Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming activeren en deactiveren (p.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Gerelateerde informatie • • • • Resetprocedure voor de inklembeveiliging (p. 171) Elektrisch bedienbare ruiten (p. 172) Resetprocedure voor de inklembeveiliging Bij problemen met de elektrische bedienbare ruiten kunt u een resetprocedure proberen. WAARSCHUWING Zonnescherm gebruiken* (p. 173) Als de startaccu losgekoppeld is geweest, werkt de automatische openings-/sluitingsfunctie pas weer naar behoren nadat deze is gereset.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS || inklembeveiliging kunt u een resetprocedure proberen. WAARSCHUWING Kinderen, andere passagiers of voorwerpen kunnen bekneld raken door bewegende delen. • • Let altijd op bij bediening van ruiten. • Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. • • Laat kinderen niet met de bedieningselementen spelen.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Bediening is tevens mogelijk met behulp van de transpondersleutel, passieve opening* via de portiergreep of de knop voor centrale vergrendeling. WAARSCHUWING Let erop dat kinderen of andere inzittenden niet bekneld raken wanneer u alle ruiten tegelijkertijd sluit via: • • • passief sluiten* • Resetprocedure voor de inklembeveiliging (p. 171) • Passief vergrendelen en ontgrendelen* (p. 266) • Vergrendelen en ontgrendelen met transpondersleutel (p.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels De achteruitkijkspiegel en de buitenspiegels dienen om u een beter zicht naar achteren te geven. • • Buitenspiegels kantelen (p. 175) Dimfunctie van spiegels aanpassen Geheugenfunctie instellen voor elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 190) • Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming activeren en deactiveren (p. 228) Fel licht van achteren kan hinderlijke reflecties in de spiegels veroorzaken en u verblinden.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Autodimfunctie* Als het licht dat van achteren in de spiegel valt te fel is, worden de achteruitkijkspiegel en buitenspiegels automatisch gedimd. De autodimfunctie is tijdens het rijden altijd actief, behalve bij inschakeling van de achteruitversnelling. De buitenspiegels zijn alleen uitgerust met autodimfunctie als ook de achteruitkijkspiegel is voorzien van iets dergelijks. N.B.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS || 3. Druk opnieuw op knop L of R. Het lampje mag niet langer branden. In neutrale stand terugzetten Spiegels die uit positie zijn geraakt door invloeden van buitenaf, moeten eerst elektrisch in de neutrale stand worden teruggezet zodat het elektrisch in- en uitklappen weer correct werkt. 1. Klap de spiegels in door de knoppen L en R tegelijkertijd in te drukken. 2. Klap ze weer uit door de knoppen L en R tegelijkertijd in te drukken. 3.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Panoramadak* Het panoramadak is verdeeld in twee glassegmenten. Het voorste kan aan de achterkant verticaal (ventilatiestand) of horizontaal (open stand) worden geopend. Het achterste is een vast dakglas. Het panoramadak is voorzien van een windscherm alsook een zonnescherm, dat gemaakt is van geperforeerd textiel en onder het glazen dak zit, voor extra bescherming tegen bijvoorbeeld fel zonlicht.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS • • Vergrendelen en ontgrendelen met transpondersleutel (p. 243) Vergrendelen en ontgrendelen van de binnenzijde van de auto (p. 269) Panoramadak* bedienen Het panoramadak en het zonnescherm zijn te bedienen met een bedieningsknop aan het plafond en zijn allebei voorzien van een inklembeveiliging. BELANGRIJK • Open het panoramadak niet, wanneer lastdragers zijn gemonteerd. • Leg geen zware voorwerpen boven op het panoramadak.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS BELANGRIJK Openen en sluiten, ventilatiestand Controleer of het panoramadak bij sluiten goed vergrendelt. Panoramadak volledig openen en sluiten via bediening aan plafond Het dak komt tot stilstand, als u bij handmatige bediening de bedieningsknop loslaat of als het glas de comfortstand4 heeft bereikt of maximaal geopend of gesloten is.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS || Handmatige bediening 1. Zonnescherm openen – duw de bedieningsknop achteruit naar de stand voor handmatig openen. 2. 3. Panoramadak openen tot in comfortstand – duw de bedieningsknop een tweede maal naar achteren naar de stand voor handmatig openen. Panoramadak maximaal openen – duw de bedieningsknop een derde maal naar achteren naar de stand voor handmatig openen.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS • Inklembeveiliging op ruiten en zonneschermen (p. 170) • Passief vergrendelen en ontgrendelen* (p. 266) • Vergrendelen en ontgrendelen met transpondersleutel (p. 243) • Vergrendelen en ontgrendelen van de binnenzijde van de auto (p. 269) Ruitenwissers gebruiken Intervalstand De ruitenwissers reinigen de voorruit. Met de rechter stuurhendel zijn verschillende instellingen voor de ruitenwisser mogelijk.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwissers* (p. 182) Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwissers* • Geheugenfunctie van regensensor gebruiken (p. 183) • • • • • Achterruitwisser en -sproeier (p. 185) De sproeikoppen worden bij vorst automatisch verwarmd om te voorkomen dat de sproeiervloeistof bevriest. Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 674) Wisserbladen in servicestand (p. 673) Wisserblad voorruit vervangen (p. 672) Wisserbladen achterruit vervangen (p.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS contactslotstand I of II staan en de ruitenwisserhendel in stand 0 of die voor een enkele wisslag. BELANGRIJK In de wasstraat kunnen de ruitenwissers van de voorruit starten en beschadigd raken. Schakel de regensensor uit, terwijl de auto rijdt of wanneer het elektrische systeem van de auto in contactslotstand I of II staat. Het symbool op het bestuurdersdisplay dooft. Activeer de regensensor door op de regensensorknop te drukken.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS • • Wisserbladen achterruit vervangen (p. 671) Ruitenwissers gebruiken (p. 181) Voorruit- en koplampsproeiers gebruiken De ruiten- en koplampsproeiers reinigen de voorruit en de koplampen. Via de rechter stuurhendel zijn de voorruit- en koplampsproeiers te starten. Ruiten- en koplampsproeiers starten BELANGRIJK Activeer de sproeiers niet bij bevriezing of bij een leeg sproeiervloeistofreservoir, omdat de pomp anders schade kan oplopen.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS • • • • • Vulopening voor sproeiervloeistof (p. 674) Achterruitwisser en -sproeier Wisserbladen in servicestand (p. 673) De achterruitwisser en -sproeiers reinigen de achterruit. Via de rechter stuurhendel is de reiniging te starten en zijn instellingen te verrichten. Wisserblad voorruit vervangen (p. 672) Wisserbladen achterruit vervangen (p. 671) Ruitenwissers gebruiken (p. 181) Achterruitwisser en -sproeier activeren – Gerelateerde informatie • • N.B.
RUITEN, GLASWERK EN SPIEGELS Automatische activering achterruitwisser bij achteruitrijden Als u de auto in de achteruitversnelling zet terwijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal de ruitenwisser voor de achterruit starten. Bij het inschakelen van een andere versnelling valt de ruitenwisser op de achterklep stil. 1. • • • Wisserblad voorruit vervangen (p. 672) Wisserbladen achterruit vervangen (p. 671) Ruitenwissers gebruiken (p. 181) Druk op Instellingen in het hoofdscherm op het middendisplay.
STOELEN EN STUURWIEL
STOELEN EN STUURWIEL Handmatig bediende voorstoel Zet de hele stoel hoger/lager door de handgreep omhoog/omlaag te bewegen. Voor optimaal zitcomfort hebben de voorstoelen verschillende instelmogelijkheden. • Passagiersstoel verstellen vanaf bestuurdersstoel* (p. 195) Pas de hellingshoek van het ruggedeelte aan door aan de knop te draaien. WAARSCHUWING Stel de stand van de bestuurdersstoel in voordat u gaat rijden en nooit tijdens het rijden.
STOELEN EN STUURWIEL Elektrisch bedienbare voorstoel* Voor optimaal zitcomfort hebben de voorstoelen verschillende instelmogelijkheden. De elektrisch bedienbare stoel is naar voren/achteren en omhoog/omlaag te zetten. De voorkant van de zitting is te verhogen/verlagen en in de lengte* te verstellen en de hellingshoek van de rugleuning is te wijzigen. De lendensteun kan omhoog/ omlaag/vooruit/achteruit worden versteld.
STOELEN EN STUURWIEL Zet de hele stoel naar voren/achteren door de handgreep naar voren/achteren te bewegen. || Pas de hellingshoek van het ruggedeelte aan door de handgreep naar voren/achteren te bewegen. U kunt slechts één verstelfunctie van de stoel tegelijk activeren (vooruit/achteruit/omhoog/ omlaag). De ruggedeelten van de voorstoelen zijn niet helemaal neer te klappen.
STOELEN EN STUURWIEL • Instellingen voor massagefunctie van voorstoel* (p. 192) Geheugenfunctie van elektrisch bedienbare stoel gebruiken • • • Zijsteunen* voorstoel instellen (p. 194) De geheugenfunctie slaat instellingen op voor de stoel, de buitenspiegels en het head-updisplay*. Lendensteun* voorstoel instellen (p. 195) Passagiersstoel verstellen vanaf bestuurdersstoel* (p.
STOELEN EN STUURWIEL • • Lendensteun* voorstoel instellen (p. 195) Passagiersstoel verstellen vanaf bestuurdersstoel* (p. 195) Instellingen voor massagefunctie van voorstoel* • Snelheid: kies uit Langzaam, Normaal en Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele bediening* op de stoel als het middendisplay gebruiken. De verschillende instellingen verschijnen op het middendisplay. Massagefunctie herstarten De massagefunctie wordt na 20 minuten automatisch uitgeschakeld.
STOELEN EN STUURWIEL Instellingen voor massagefunctie* voorstoel aanpassen Voor verstelling kunt u zowel de multifunctionele bediening op de stoel als het middendisplay gebruiken. De verschillende instellingen verschijnen op het middendisplay*. Instellingen voor massagefunctie* voorstoel aanpassen De voorstoel is voorzien van een rugleuning met massagefunctie. De massagefunctie die gebruik maakt van luchtkussens heeft verschillende instellingen.
STOELEN EN STUURWIEL || 2. Kies Kussenverl. op het stoelverstellingsscherm. • Druk op de voorkant van de (ronde) vierwegknop om het zitkussen te verlengen. • Druk op de achterkant van de vierwegknop om het zitkussen te verkorten. Zijsteunen* voorstoel instellen Gerelateerde informatie • • • Kies Zijsteunen op het stoelverstellingsscherm. • Druk op de voorkant van de vierwegknop . voor meer zijsteun • Druk op de achterkant van de vierwegknop voor minder zijsteun.
STOELEN EN STUURWIEL Lendensteun* voorstoel instellen 2. Activeer de multifunctionele bediening* door de knop omhoog/omlaag te draaien. Het stoelverstellingsscherm verschijnt op het middendisplay. Kies Lenden op het stoelverstellingsscherm. • Druk de (ronde) vierwegknop omhoog/ omlaag om de lendensteun hoger/lager te zetten. De voorste passagiersstoel is vanaf de bestuurdersstoel te verstellen. • Druk op de voorkant van de vierwegknop voor meer lendensteun.
STOELEN EN STUURWIEL || Hele passagiersstoel naar voren/achteren zetten door de handgreep naar voren/ achteren te bewegen. Hellingshoek van het ruggedeelte van de passagiersstoel aanpassen door de handgreep naar voren/achteren te bewegen. Gerelateerde informatie • • • 196 Handmatig bediende voorstoel (p. 188) Elektrisch bedienbare voorstoel* (p. 189) Elektrisch bedienbare voorstoel* verstellen (p. 189) • Geheugenfunctie instellen voor elektrisch bedienbare voorstoel* (p.
STOELEN EN STUURWIEL BELANGRIJK Middelste zitplaats Buitenste zitplaatsen U kunt de rugleuning als volgt omklappen: U kunt de rugleuning als volgt omklappen: Het zitgedeelte van het geïntegreerde kinderzitje* moet omlaag worden geklapt voordat de rugleuning van de middelste zitplaats wordt ingeklapt. Klap de middenarmsteun* op alvorens de stoel neer te klappen. Bij een auto met Privacy locking* moet het skiluik zijn gesloten alvorens de stoel neer te klappen. N.B.
STOELEN EN STUURWIEL || 2. Zorg ervoor dat de rugleuning met hoofdsteun bij het omklappen niet in aanraking komt met de voorstoel. Klap de rugleuning om totdat deze vergrendelt. > Bij het omklappen van de rugleuning beweegt het zitkussen omlaag/naar voren om een vlakke vloer te creëren. Bij het neerklappen van de achterbank wordt de hoofdsteun automatisch omgeklapt. WAARSCHUWING Controleer of de rugleuningen en hoofdsteunen van de achterbank na het rechtop zetten goed vergrendeld zijn.
STOELEN EN STUURWIEL Buitenste hoofdsteunen achterbank elektrisch omklappen* WAARSCHUWING Klap de buitenste hoofdsteunen niet om, als er passagiers op de achterbank zitten. WAARSCHUWING De hoofdsteunen moeten na het rechtop zetten in de vergrendelde stand staan. WAARSCHUWING Als u de hoofdsteun lager wilt zetten, moet u de knop (in het midden tussen het ruggedeelte en de hoofdsteun, zie afbeelding) indrukken terwijl u de hoofdsteun voorzichtig omlaagduwt.
STOELEN EN STUURWIEL Achterbank tweede zitrij naar voren/ achteren* WAARSCHUWING Bij een 7-zitter* zijn de zitplaatsen van de tweede zitrij elk apart naar voren of achteren te zetten om de inzittenden op de tweede en derde zitrij voldoende beenruimte te bieden. Bij een 5zitter is de achterbank niet naar voren of achteren te zetten. • Stel de bank vóór vertrek in en zet deze vast. Wees voorzichtig bij het instellen van de bank.
STOELEN EN STUURWIEL WAARSCHUWING In- en uitstappen derde zitrij* • Stel de bank vóór vertrek in en zet deze vast. Wees voorzichtig bij het instellen van de bank. Een ongecontroleerde of onvoorzichtige instelling kan tot beknellingsletsel leiden. U kunt de tweede zitrij verstellen om het in- en uitstappen voor de derde zitrij* te vereenvoudigen. • Zet lange voorwerpen tijdens het vervoer altijd goed vast om schade/letsel te voorkomen als er snel geremd moet worden.
STOELEN EN STUURWIEL || N.B. Als de rugleuning in de middelste zitrij na inof uitstappen niet vergrendelt bij het terug bewegen, moet u hem misschien weer naar voren schuiven en met wat meer kracht nogmaals terug bewegen. WAARSCHUWING Controleer of de rugleuningen en hoofdsteunen van de achterbank na het rechtop zetten goed vergrendeld zijn. Ruggedeelte derde zitrij omklappen* 2. De derde zitrij bestaat uit twee afzonderlijke zitplaatsen. Deze zijn elk apart om te klappen.
STOELEN EN STUURWIEL Bedieningselementen op stuurwiel en claxon Claxon Stuurslotfout Het stuurslot bemoeilijkt de besturing zoals bij gebruik van de auto door onbevoegden. Er is mogelijk een mechanisch geluid waarneembaar, wanneer u het stuurslot inschakelt of opheft. Op het stuurwiel zitten de claxon en bedieningselementen voor onder meer rijhulpsystemen en stembediening. Stuurslot activeren Wanneer u de auto van de buitenzijde vergrendelt en de motor is uitgeschakeld, wordt het stuurslot geactiveerd.
STOELEN EN STUURWIEL Stuurwiel instellen Het stuurwiel is in verschillende standen te zetten. Hendel voor verstelling van het stuurwiel. Het stuurwiel is in diepte en hoogte te verstellen. WAARSCHUWING 1. Beweeg de hendel naar voren om het stuurwiel te ontkoppelen. 2. Zet het stuurwiel vervolgens in de gewenste stand. 3. Trek de hendel naar achteren om het stuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren.
KLIMAAT
KLIMAAT Klimaatregeling Klimaatzones Klimaatsensoren De auto is voorzien van elektronische klimaatregeling. De klimaatregeling zorgt ervoor dat de lucht in het interieur gekoeld, verwarmd of van vocht ontdaan wordt. Alle klimaatfuncties zijn te bedienen via het middendisplay en de fysieke knoppen op de middenconsole. Afhankelijk van het aantal klimaatzones van de auto kunt u verschillende temperaturen instellen voor verschillende delen van het interieur.
KLIMAAT Bij het Interior Air Quality System* is er ook een luchtkwaliteitssensor, die in de luchtinlaat van de klimaatregeling zit. Gerelateerde informatie • • Klimaatregeling (p. 206) Interior Air Quality System* (p. 210) Gevoelstemperatuur Stembediening klimaat1 De klimaatregeling regelt het autoklimaat op basis van de gevoelstemperatuur en niet de werkelijke temperatuur.
KLIMAAT || • hoogt/verlaagt ingesteld niveau voor de elektrische stuurverwarming* met één stap. Luchtkwaliteit De gekozen interieurmaterialen en het luchtreinigingssysteem zorgen voor een hoge luchtkwaliteit in de auto. • "Schakel stoelverwarming in" / "Schakel stoelverwarming uit" - activeert/deactiveert elektrische stoelverwarming*. • "Recirculatie aan" / "Recirculatie uit" activeert/deactiveert de luchtrecirculatie.
KLIMAAT • • Interior Air Quality System* (p. 210) Clean Zone* Interieurfilter (p. 211) Clean Zone controleert en geeft aan of wel of niet is voldaan aan alle voorwaarden voor een goede luchtkwaliteit in het interieur. • • De interieurventilator is geactiveerd. De luchtrecirculatie is gedeactiveerd. N.B. Clean Zone geeft niet per se aan dat de luchtkwaliteit goed is, maar duidt er alleen op dat is voldaan aan de voorwaarden voor een goede luchtkwaliteit.
KLIMAAT Clean Zone Interior Package* Interior Air Quality System* Clean Zone Interior Package (CZIP) omvat een aantal aanpassingen om stoffen die aanleiding kunnen geven tot allergieën en/of astma uit het interieur te weren. Het Interior Air Quality System (IAQS) ontdoet de binnenkomende lucht van gassen en stofdeeltjes om zo hinderlijke geurtjes en verontreinigingen in de passagiersruimte te beperken.
KLIMAAT Luchtkwaliteitssensor* activeren en deactiveren De luchtkwaliteitssensor maakt deel uit van de volautomatische luchtkwaliteitsregeling Interior Air Quality System (IAQS). U kunt de luchtkwaliteitssensor desgewenst activeren/deactiveren. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op het middendisplay. 2. Druk op Klimaat. 3. Kies Luchtkwaliteitssensor om de luchtkwaliteitssensor te activeren/deactiveren.
KLIMAAT stijlen tussen de voor- en achterportieren (aan weerszijden één). || Extra bij zevenzitters – twee blaasmonden in de portierstijlen (aan weerszijden één) achter de achterportieren. Luchtverdeling aanpassen De luchtverdeling is desgewenst handmatig te wijzigen. Luchtverdeling aanpassen (p. 212) • Tabel met luchtverdelingsstanden (p. 214) Klimaatregeling (p. 206) Blaasmonden openen, sluiten en richten (p. 213) Luchtverdelingsknoppen op klimaatscherm.
KLIMAAT Blaasmonden openen, sluiten en richten Blaasmonden richten Sommige blaasmonden in het interieur zijn apart te openen, sluiten en richten. Als u de buitenste blaasmonden op de zijruiten richt kunt u condens voorkomen. Als u de buitenste blaasmonden in de auto naar binnen richt, creëert u een warm en comfortabel autoklimaat. Blaasmonden openen en sluiten Hendeltje van blaasmond2. – Beweeg het hendeltje naar links/rechts of omhoog/omlaag om de luchtstroom uit de blaasmond te richten.
KLIMAAT Tabel met luchtverdelingsstanden De luchtverdeling is desgewenst handmatig te wijzigen. De volgende standen zijn in te stellen. Luchtverdeling Doel Bij deactivering van alle luchtverdelingsknoppen in de handmatige stand schakelt de klimaatregeling weer over op automatische klimaatregeling. 214 De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden.
KLIMAAT Luchtverdeling Doel De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen en blaasmonden in het dashboard. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. Voor voldoende comfort bij warm en droog weer. De meeste lucht komt uit de ontwasemingsopeningen en de blaasmonden bij de vloer. Er komt een bepaalde hoeveelheid lucht uit de overige blaasmonden. Voor voldoende comfort en ontwaseming bij koud en vochtig weer.
KLIMAAT || Gerelateerde informatie • • • 216 Luchtverdeling (p. 211) Blaasmonden openen, sluiten en richten (p. 213) Luchtverdeling aanpassen (p.
KLIMAAT Klimaatregelingsbediening U kunt van tabblad wisselen door naar links/ rechts te vegen of op de desbetreffende rubriek te drukken. De klimaatregelingsfuncties zijn te bedienen via de fysieke knoppen op de middenconsole, het middendisplay en de klimaatregelingsbediening achter op de tunnelconsole. Fysieke knoppen op middenconsole Temperatuurregeling voor bestuurders- en passagierszone. Bediening voor elektrische stoelverwarming* en -ventilatie* voorin plus elektrische stuurverwarming*.
KLIMAAT || Hoofdklimaat Op het tabblad Klimaat hoofdinstelling kunt u behalve de klimaatfuncties in het klimaatveld ook de hoofdklimaatfuncties regelen. Ventilatorbediening voorin. AUTO - Automatische klimaatregeling. Klimaat achterin Op het tabblad Klimaat achter zijn alle klimaatfuncties voor achterin te regelen. Klimaat tweede rij - Bediening voor klimaatregeling achterin, tweede zitrij. Ventilatorbediening voor achterin, tweede zitrij.
KLIMAAT Parkeerklimaat Op het tabblad Parkeerverwarming is het parkeerklimaat van de auto te regelen. Klimaatregelingsbediening achter op de tunnelconsole Na ontgrendeling zijn vanuit het klimaatpaneel ook de ventilatorstand en temperatuur te wijzigen en verschijnen alle gekozen klimaatinstellingen. Het scherm wordt automatisch vergrendeld na enige tijd van inactiviteit. Ventilatorbediening voor achterin. Temperatuurregeling voor achterin. Knop voor vergrendeling/ontgrendeling van het klimaatpaneel.
KLIMAAT Elektrische voorstoelverwarming* activeren en deactiveren 2. De stoelverwarming is te activeren om het comfort voor bestuurder en inzittenden te verhogen, wanneer het koud is. Druk meerdere keren op de knop voor de elektrische stoelverwarming om de vier standen te doorlopen: Uit, Hoog, Gemiddeld en Laag. > Na wijziging van de stand geeft de knop de ingestelde stand aan.
KLIMAAT Elektrische stoelverwarming achter* activeren en deactiveren De stoelverwarming is te activeren om het comfort voor bestuurder en inzittenden te verhogen, wanneer het koud is. Elektrische stoelverwarming achterin activeren en deactiveren vanaf de achterstoelen WAARSCHUWING Een elektrisch verwarmde stoel mag niet worden gebruikt door personen die niet goed kunnen voelen dat de temperatuur toeneemt of die om een andere reden moeilijkheden hebben om de elektrisch verwarmde stoel te bedienen.
KLIMAAT Stoelventilatie voor* activeren en deactiveren De stoelventilatie is in te schakelen voor bijvoorbeeld een groter comfort bij warm weer. Het ventilatiesysteem bestaat uit ventilatoren in de zittingen en de rugleuningen die lucht door de bekleding heen aanzuigen. Naarmate de lucht in het interieur kouder is, neemt het koelingseffect toe. Het systeem is te activeren, wanneer de motor loopt. 2.
KLIMAAT Gerelateerde informatie • • Klimaatregelingsbediening (p. 217) Automatische inschakeling van elektrische stuurverwarming* activeren en deactiveren (p. 223) Automatische inschakeling van elektrische stuurverwarming* activeren en deactiveren De stuurverwarming is te activeren om het stuurcomfort te verhogen, wanneer het koud is. U kunt instellen of de automatische inschakeling van elektrische stuurverwarming bij het starten van de motor al dan niet geactiveerd moet zijn.
KLIMAAT || 2. Druk kort of lang op AUTO. • Kort drukken - de luchtrecirculatie, airconditioning en luchtverdeling worden automatisch geregeld. • Lang drukken - de luchtrecirculatie, airconditioning en luchtverdeling worden automatisch geregeld, de temperatuur en het ventilatorniveau worden gewijzigd in de standaardinstellingen: 22 °C (72 °F) en niveau 3 (niveau 2 op de achterbank). > De automatische klimaatregeling wordt geactiveerd en de knop gaat branden.
KLIMAAT Timerinstelling voor luchtrecirculatie activeren en deactiveren Maximale ontwaseming activeren en deactiveren De luchtrecirculatie houdt vieze lucht, uitlaatgassen en dergelijke buiten door recirculatie van de lucht in het interieur. U kunt instellen of een timer voor de luchtrecirculatie geactiveerd of gedeactiveerd moet zijn. Met de timer geactiveerd wordt de luchtrecirculatie automatisch na 20 minuten uitgeschakeld.
KLIMAAT || Maximale ontwaseming activeren en deactiveren vanaf middendisplay N.B. Het geluidsniveau neemt toe wanneer de ventilatorstand wordt gewijzigd in 5. Gerelateerde informatie • Klimaatregelingsbediening (p. 217) Elektrische voorruitverwarming* activeren en deactiveren De elektrische voorruitverwarming dient om de voorruit snel van condens en ijs te ontdoen.
KLIMAAT – Druk meerdere keren op de knop om de drie standen te doorlopen: • elektrische voorruitverwarming geactiveerd • Elektrische voorruitverwarming en maximale ontwaseming geactiveerd Elektrische voorruitverwarming activeren en deactiveren vanaf middendisplay N.B. De elektrische voorruitverwarming kan de prestaties van transponders en andere communicatie-apparatuur beïnvloeden. Gerelateerde informatie • Gedeactiveerd.
KLIMAAT Automatische inschakeling van elektrische voorruitverwarming* activeren en deactiveren Elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming activeren en deactiveren De elektrische voorruitverwarming dient om de voorruit snel van condens en ijs te ontdoen. U kunt instellen of de automatische inschakeling van elektrische voorruitverwarming bij het starten van de motor al dan niet geactiveerd moet zijn.
KLIMAAT Automatische inschakeling van elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming activeren en deactiveren Ventilatorstand voorin regelen De elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming dient om de ruiten en buitenspiegels snel van condens en ijs te ontdoen. U kunt instellen of de automatische inschakeling van elektrische achterruit- en buitenspiegelverwarming bij het starten van de motor al dan niet geactiveerd moet zijn.
KLIMAAT Ventilatorstand achterin regelen 2. Druk op de gewenste ventilatorstand: 1 - 5. De ventilator is in te stellen op diverse automatisch geregelde ventilatorstanden voor de achterstoelen. De ventilatorstand voor de tweede en derde zitrij* is te deactiveren met een druk op Klimaat tweede rij. Ventilatorstand voorin regelen De ventilatorstand voor de derde zitrij is gelijk aan die voor de tweede zitrij.
KLIMAAT N.B. De klimaatregeling past de luchtstroom zo nodig automatisch aan, wat betekent dat de ventilatorsnelheid kan veranderen ondanks dat de ventilatorstand ongewijzigd is. Temperatuur voorin regelen De temperatuur voor de klimaatzones voorin is in te stellen op het gewenste aantal graden. Gerelateerde informatie • Klimaatregelingsbediening (p. 217) Temperatuurregeling. 2. • Temperatuurknoppen in het klimaatveld. 1.
KLIMAAT Temperatuur achterin regelen De temperatuur voor de klimaatzones achterin is in te stellen op het gewenste aantal graden. Temperatuur achterin regelen vanaf voorstoelen Temperatuurregeling. 3. Regel de temperatuur door: • Open het klimaatscherm op het middendisplay en kies het tabblad Klimaat achter. 2. Druk op de temperatuurknop voor de linker of rechter zone om de regeling te openen. 2. • op +/− te drukken om de temperatuur in stapjes te verhogen/verlagen.
KLIMAAT Temperatuur synchroniseren De temperatuur in de verschillende klimaatzones van de auto is te synchroniseren met de ingestelde temperatuur voor de bestuurderszijde. Synchronisatieknop op temperatuurregeling bestuurderszone. 1. 2. Druk op de temperatuurknop voor de bestuurderszone in het klimaatveld op het middendisplay om de regeling te openen. Druk op Temperatuur synchroniseren .
KLIMAAT || N.B. Sluit alle zijruiten en het panoramadak* voor optimale werking van de airconditioning. Klimaat derde zitrij* activeren en deactiveren N.B. De airconditioning van de derde zitrij wordt automatisch geactiveerd als iemand op de derde zitrij een gordel omdoet. De airconditioning koelt en droogt zo nodig de binnenkomende lucht.
KLIMAAT Verwarming Dankzij de verwarming komen motor en interieur zowel vóór als tijdens het rijden sneller op temperatuur. De verwarming heeft twee deelfuncties: • Standverwarming - verwarmt zo nodig het interieur bij geactiveerde preconditioning. • Extra verwarming - verwarmt zo nodig het interieur en de motor tijdens het rijden. Afhankelijk van de markt wordt een verwarming op brandstof of een elektrische verwarming gebruikt3.
KLIMAAT Standverwarming De standverwarming verwarmt indien nodig het interieur bij geactiveerde preconditioning. De standverwarming is een van twee deelfuncties van de verwarming van de auto. De verwarming is op de wielkast rechtsvoor gemonteerd. Bij een actieve standverwarming brandt dit symbool op het bestuurdersdisplay6. N.B. Wanneer de verwarming actief7 is, kan er rook uit de wielkast rechtsvoor komen. Ook is er wellicht een dof geluid hoorbaar.
KLIMAAT WAARSCHUWING Als u brandstof ruikt, abnormaal veel rook of zwarte rook ziet of ongebruikelijke geluiden vanuit de standverwarming waarneemt, moet u de verwarming10 uitschakelen en zo mogelijk de zekering van de standverwarming verwijderen. Volvo adviseert u om voor reparatie contact op te nemen met een erkende Volvowerkplaats. Extra verwarming De extra verwarming helpt bij het verwarmen van de passagiersruimte en de motor tijdens het rijden.
KLIMAAT Automatische inschakeling van extra verwarming activeren en deactiveren De extra verwarming helpt bij het verwarmen van de passagiersruimte en de motor tijdens het rijden. U kunt de automatische inschakeling van de extra verwarming desgewenst activeren/deactiveren. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm op het middendisplay. 2. Druk op Klimaat. 3. Kies Extra verwarming voor activeren/ deactiveren automatische inschakeling van extra verwarming. N.B.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Vergrendelingsindicatie Slot- en alarmindicatie Wanneer u de auto vergrendelt of ontgrendelt, lichten de richtingaanwijzers een bepaald aantal malen op om aan te geven dat de auto op de juiste manier vergrendeld of ontgrendeld is. Led in vergrendelingsknoppen Voorportier Indicatie exterieur Vergrendeling • Bij vergrendeling knipperen de alarmlichten van de auto eenmaal en daarnaast worden de buitenspiegels ingeklapt1.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Op achterportier* Instelling voor vergrendelingsbevestiging In het instellingsmenu van het middendisplay kunt u aangeven hoe de auto moet bevestigen dat vergrendeling of ontgrendeling heeft plaatsgevonden. 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. 2. Druk op My Car 3. Druk op Visuele vergrendelingsfeedback om aan geven wanneer de auto visuele signalen moet geven: bij Vergrend., Ontgrendel, Beide, of om de functie uit te schakelen.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Passieve vergrendeling en ontgrendeling (Passive Entry*) van de portieren en achterklep is ook een optie. De sleutel heeft een bereik van zo'n 1,5 meter (5 voet) rond het bestuurdersportier en zo'n 1 meter (3 voet) rond de achterklep. Knoppen op transpondersleutel klepbediening* is de klep automatisch te openen bij lang indrukken. De klep is ook te sluiten door lang indrukken - er klinken waarschuwingssignalen.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM N.B. Let op het gevaar voor buitensluiten met de transpondersleutel/Key Tag nog in de auto. in de bekerhouder om het alarmsysteem van de auto te deactiveren. N.B. Als u de auto vergrendelt en het alarm inschakelt met een geldige transpondersleutel, wordt een eventuele andere transpondersleutel/Key Tag in de auto gedeactiveerd. Ook de "Safelock-functie" wordt gedeactiveerd.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || N.B. Let op het gevaar voor buitensluiten met de transpondersleutel/Key Tag nog in de auto. Als u de auto vergrendelt en het alarm inschakelt met een geldige transpondersleutel, wordt een eventuele andere transpondersleutel/Key Tag in de auto gedeactiveerd. Ook de "Safelock-functie" wordt gedeactiveerd. De gedeactiveerde sleutel wordt bij ontgrendeling van de auto opnieuw geactiveerd.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Achterklep ontgrendelen met transpondersleutel Met een knop op de transpondersleutel is het mogelijk alleen de achterklep te ontgrendelen. 1. op de transponderDruk op de knop sleutel. > De slot- en alarmindicatie op het dashboard dooft om aan te geven dat het alarm niet voor alle delen van de auto is ingeschakeld. De hellingssensor en bewegingsmelder alsmede de sensoren in de opening van de achterklep worden buiten werking gesteld.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Bereik transpondersleutel Voor een goede werking van de transpondersleutel moet de sleutel zich binnen een bepaalde afstand van de auto bevinden. Bij handmatig gebruik De transpondersleutelfuncties voor bijvoorbeeld vergrendeling en ontgrendeling die worden geacof , werken tiveerd bij het indrukken van binnen een straal van zo'n 20 meter (65 voet) rond de auto. Als de auto niet reageert bij bediening van een knop - probeer het dan op minder grote afstand opnieuw.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Batterij in transpondersleutel vervangen Vervang de batterij in de transpondersleutel wanneer deze leeg is. N.B. Alle accu's hebben een beperkte levensduur en moeten uiteindelijk worden vervangen (geldt niet voor Key Tag). De levensduur van de accu hangt af van het feit hoe vaak de auto/sleutel wordt gebruikt. De batterij in de transpondersleutel zonder knoppen6 (Key Tag) kan niet worden vervangen - een nieuwe sleutel is te bestellen bij een erkende Volvo-werkplaats.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Keer de sleutel om, beweeg de knop opzij en schuif de behuizing van de achterkant enkele millimeters omhoog. De behuizing komt los en is van de sleutel te nemen. Gebruik bijvoorbeeld een schroevendraaier om het batterijklepje linksom te kunnen draaien, zodat deze markering uitkomt bij de tekst OPEN. Verwijder voorzichtig het batterijklepje door bijvoorbeeld uw nagel in de uitsparing te drukken. Werk het batterijklepje vervolgens naar boven toe los.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM N.B. Volvo adviseert u om batterijen voor de transpondersleutel te gebruiken die voldoen aan UN Manual of Test and Criteria, Part III, subsection 38.3. Voor batterijen die in de fabriek zijn geplaatst of in een erkende Volvo-werkplaats zijn vervangen is dit het geval. Plaats een nieuwe batterij met de pluszijde (+) omhoog. Vermijd de batterijcontacten van de transpondersleutel met uw vingers aan te raken.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Keer de transpondersleutel om en plaats de behuizing aan de voorkant terug door deze omlaag te drukken totdat u een klik hoort. Schuif daarna de behuizing terug. > Nog een klik geeft aan dat de behuizing in positie zit. BELANGRIJK Let erop dat lege batterijen op een milieuvriendelijke manier worden verwerkt. Gerelateerde informatie • een transpondersleutel (p.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM er moet minstens één transpondersleutel in standaarduitvoering aan de auto zijn gekoppeld. De beperkte functionaliteit dient uit voorzorg om het risico van ongelukken te beperken, zodat u zich minder zorgen hoeft te maken bij het afgeven van uw auto aan bijvoorbeeld jonge bestuurders en parkeer- of hotelbedienden. De bezitter van een Red Key kan de instellingen die eraan gekoppeld zijn niet wijzigen, want daarvoor is een reguliere transpondersleutel vereist.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Afneembaar sleutelblad Sleutelblad verwijderen De transpondersleutel bevat een afneembaar metalen sleutelblad, waarmee u een aantal functies kunt activeren en bepaalde handelingen kunt uitvoeren. De unieke code van de sleutelbladen is bekend bij de erkende Volvo-werkplaatsen, waar ook nieuwe sleutelbladen kunnen worden besteld.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Vergrendelen en ontgrendelen met afneembaar sleutelblad 5. Het afneembare sleutelblad is onder meer te gebruiken om de auto van de buitenzijde te ontgrendelen - als bijvoorbeeld de batterij in de transpondersleutel leeg is. Het vergrendelen gaat op dezelfde manier. Daarbij wordt dan bij stap (3) 45 graden linksom gedraaid in plaats van rechtsom. Trek de handgreep naar buiten. > Het portier wordt ontgrendeld.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Alarm uitschakelen* N.B. Wanneer u het portier met het sleutelblad ontgrendelt en vervolgens opent, gaat het alarm af. tel: bij stroomuitval bijvoorbeeld of als de batterij in de transpondersleutel leeg is. Het portier is zowel vanaf de buitenzijde als vanaf de binnenzijde te openen. Het linker voorportier is te vergrendelen met de bijbehorende slotcilinder en het afneembare sleutelblad. Het portier is niet vanaf de buitenzijde te openen.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Elektronische startblokkering De elektronische startblokkering is een anti-diefstalsysteem dat voorkomt dat onbevoegden de auto kunnen starten. De auto kan alleen worden gestart met de juiste transpondersleutel.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Typegoedkeuring voor transpondersleutels De typegoedkeuring voor de transpondersleutels van de auto staan in de volgende tabellen. Passief starten (Passive Start) en passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*) Voor meer informatie over de typegoedkeuring, zie support.volvocars.com. CEM-markering voor transpondersleutels. Zie de volgende tabellen voor aanvullende typegoedkeuringsnummers.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Land/regio Typegoedkeuring Brazilië MT-3245/2015 Indonesië Nomor: 38301/SDPPI/2015 Maleisië RAAT/37A/0315/S(15-0663) Mexico IFETEL: RLVDEVO15-0396 Rusland Verenigde Arabische Emiraten ER37847/15 DA0062437/11 }} 257
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Land/regio Typegoedkeuring Namibië TA-2016-02 Zuid-Afrika TA-2014-1868 een transpondersleutel Land/regio Typegoedkeuring Europa Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van het type HUF8423 in overeenstemming is met de Richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op support.volvocars.com.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Land/regio Typegoedkeuring Marokko AGREE PAR L'ANRT MAROC Numéro d’agrément: MR 10668 ANRT 2015 Date d’agrément: 24/07/2015 Mexico IFETEL Marca: HUF Modelo (s): HUF8423 NOM-121-SCT1-2009 La operación de este equipo está sujeta a las siguientes dos condiciones: (1) es posible que este equipo o dispositivo no cause interferencia perjudicial y (2) este equipo o dispositivo debe aceptar cualquier interferencia, incluyendo la que pueda causar su operación no deseada.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Land/regio Oman Servië 260 Typegoedkeuring
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Land/regio Typegoedkeuring Zuid-Afrika TA-2015-432 Verenigde Arabische Emiraten Key Tag Land/regio Typegoedkeuring Europa Huf Hülsbeck & Fürst GmbH & Co. KG verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van het type HUF8432 in overeenstemming is met de Richtlijn 2014/53/EU. De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is te vinden op support.volvocars.com.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Land/regio Typegoedkeuring Marokko AGREE PAR L'ANRT MAROC Numéro d’agrément: MR 10667 ANRT 2015 Date d’agrément: 24/07/2015 Mexico IFETEL Marca: HUF Modelo (s): HUF8432 NOM-121-SCT1-2009 La operación de este equipo está sujeta a las siguientes dos condiciones: (1) es posible que este equipo o dispositivo no cause interferencia perjudicial y (2) este equipo o dispositivo debe aceptar cualquier interferencia, incluyendo la que pueda causar su operación no deseada.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Land/regio Typegoedkeuring Oman Servië }} 263
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Land/regio Typegoedkeuring Zuid-Afrika TA-2015-414 Verenigde Arabische Emiraten Gerelateerde informatie • 264 een transpondersleutel (p.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Keyless vergrendeling/ ontgrendeling en aanraakgevoelige gebieden* Als de auto is voorzien van Keyless vergrendeling en ontgrendeling is het voldoende om de transpondersleutel in bijv. een zak of tas bij u te dragen. Daardoor kunt u de auto gemakkelijker openen als u uw handen vol hebt. N.B. Het is belangrijk dat u slechts één aanraakgevoelig vlak tegelijk aanraakt.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Passief vergrendelen en ontgrendelen* – Vergrendeling en ontgrendeling van buiten de auto vindt plaats met de handgreep van de portieren of de achterklep als de auto is voorzien van passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry)*. Het met rubber beklede drukplaatje op de achterklep wordt alleen gebruikt voor ontgrendeling. N.B. Vergrendeling en ontgrendeling zijn alleen mogelijk wanneer een van de transpondersleutels van de auto zich binnen bereik bevindt.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Automatische hervergrendeling Als u geen van de portieren noch de achterklep binnen twee minuten na ontgrendeling van de buitenzijde met de transpondersleutel opent, worden deze automatisch weer vergrendeld. Deze functie beperkt de kans dat u de auto per ongeluk onvergrendeld kunt laten staan. Gerelateerde informatie • Instellingen voor passieve ontgrendeling* (p. 267) • • Achterklep passief ontgrendelen* (p.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || 2. Til de buitenste handgreep helemaal omhoog om de klep te openen. BELANGRIJK • De achterklep is met heel weinig kracht te ontgrendelen – druk gewoon lichtjes op het met rubber beklede plaatje. • Breng geen druk aan op het met rubber beklede plaatje bij het openen van de achterklep – maar til de handgreep op. Bij te veel druk kan de elektrische schakelaar in het met rubber beklede plaatje beschadigd raken.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM WAARSCHUWING Personen met een pacemaker mogen niet dichter dan 22 cm (9 inch) bij de antennes van het Keyless-systeem komen. Hierdoor voorkomt u storingen tussen de pacemaker en het Keyless-systeem. Gerelateerde informatie • Keyless vergrendeling/ontgrendeling en aanraakgevoelige gebieden* (p. 265) • Bereik transpondersleutel (p.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Alternatieve ontgrendelingsmethode Vergrendelen met de knop op het voorportier – Druk op de knop - beide voorportieren moeten dichtstaan. > Alle portieren en de achterklep zijn vergrendeld. Achterportier ontgrendelen – Trek aan de openingsgreep. > Het achterportier wordt ontgrendeld en geopend. Gerelateerde informatie • Bij lang indrukken van knop sluiten alle zijruiten en het panoramadak* tegelijkertijd.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Achterklep ontgrendelen vanaf de binnenzijde De achterklep is van de binnenzijde te ontgrendelen met een knop het instrumentenpaneel. 1. Gerelateerde informatie • Vergrendelen en ontgrendelen van de binnenzijde van de auto (p. 269) • Elektrisch bedienbare achterklep* openen en sluiten (p. 273) Kinderslot activeren en deactiveren Het kinderslot voorkomt dat kinderen een achterportier vanaf de binnenzijde kunnen openen. Er is een elektrisch* en een handmatig slot.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || 2. Druk op de bijbehorende knop van het bedieningspaneel op het bestuurdersportier. > Op het bestuurdersdisplay staat de melding Kinderslot achter Geactiveerd en het lampje in de knop brandt - het slot is geactiveerd. Symbool Wanneer het elektrische kinderslot actief is, zijn de achterste: • zijruiten alleen vanaf het bedieningspaneel op het bestuurdersportier te bedienen • portieren niet van de binnenkant te openen.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Automatische vergrendeling bij het wegrijden Elektrisch bedienbare achterklep* openen en sluiten Bij het wegrijden worden de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld. Om deze instelling te wijzigen: De achterklep van de auto is elektrisch te openen en sluiten. 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. 2. Druk op My Car 3. Selecteer Aut. portiervergrendeling tijdens rijden om de functie te deactiveren of activeren. Vergrendeling.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || – Schopbeweging* onder de achterbumper. – Elektrisch bedienbare achterklep sluiten Druk op de knop aan de onderzijde van de achterklep om deze te sluiten. – Druk lang op de knop op het dashboard. > De achterklep sluit automatisch en er klinkt een signaal - de klep wordt niet vergrendeld. – Schopbeweging* onder de achterbumper. > De achterklep sluit automatisch en er klinkt een signaal - de klep wordt niet vergrendeld.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Elektrisch bedienbare achterklep sluiten en vergrendelen15 – Druk op de knop aan de onderzijde van de achterklep om de klep te sluiten en tegelijkertijd zowel portieren als klep te vergrendelen (voor vergrendelen moeten alle portieren dichtstaan). > De achterklep sluit automatisch - de klep en de portieren vergrendelen automatisch en het alarm* wordt ingeschakeld. N.B.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || Voorgespannen veren Maximale openingshoek voor elektrische achterklepbediening* programmeren N.B. • Stem de openingshoek van de achterklep af op de dakhoogte. De maximale openingshoek instellen: 1. Achterklep openen; stopzetten in de gewenste openingspositie. N.B. Open de voorgespannen veren van de elektrische achterklepbediening niet. De veren zijn sterk voorgespannen en kunnen bij opening letsel toebrengen.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Achterklep openen en sluiten met een schopbeweging* Openen en sluiten met een schopbeweging Om de bediening van de achterklep te vereenvoudigen kunt u, als u uw handen vol hebt, de achterklep ook openen en sluiten met een gerichte voorwaartse schopbeweging onder de achterbumper. Bij een auto met passieve vergrendeling en ontgrendeling* is de achterklep te ontgrendelen met een schopbeweging.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || pondersleutel achter de auto wordt waargenomen, is de achterklep pas na enige vertraging te openen. Houd uw voet tijdens de schopbeweging niet onder de auto, aangezien de activering hierdoor kan mislukken. Auto met het accessoire skid plate* Als de auto is uitgerust met een skid plate zit de sensor dichter bij de linkerhoek van de achterbumper.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Privacy locking Het dashboardkastje en de achterklep zijn te vergrendelen via de zogenoemde Privacy locking die voorkomt dat de genoemde onderdelen kunnen worden geopend, bijvoorbeeld als u de auto afgeeft voor service, bij een hotel en dergelijke. De functieknop voor Privacy locking staat op het functiescherm van het middendisplay. Afhankelijk van de status van de functie verschijnt Private Locking ontgrendeld of Private Locking vergrendeld.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM || 2. Voer de code in die na vergrendeling moet worden gebruikt om het dashboardkastje en de achterklep te ontgrendelen en druk op Bevestig. > Het dashboardkastje en de achterklep worden vergrendeld. De vergrendeling wordt bevestigd met een groene indicatie bij de knop in het functiescherm. N.B.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Als de oorzaak van het getriggerde alarm niet wordt weggenomen, wordt de alarmcyclus tot maximaal 10 keer19 herhaald. Alarmindicatie Bewegingsmelder en hellingssensor* Bij een storing in het alarmsysteem De bewegingsmelder en hellingssensor reageren op bewegingen in de auto, als iemand een ruit intikt of als iemand de wielen van de auto probeert te stelen of de auto probeert weg te slepen.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Alarm* activeren en deactiveren 1. Bij vergrendeling van de auto wordt het alarmsysteem geactiveerd. Open het bestuurdersportier met het afneembare sleutelblad. > Het alarm gaat af. Alarm activeren Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem van de auto door: • op de vergrendelingsknop op de transpondersleutel te drukken • het gemarkeerde gebied op de buitenportiergrepen of de met rubber beklede drukplaat20 op de achterklep aan te raken.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Gerelateerde informatie N.B. • Let erop dat het alarm wordt geactiveerd bij vergrendeling van de auto. • Als een van de portieren van de binnenzijde wordt geopend, gaat het alarm af. Automatische activering en heractivering van het alarm • Alarm* (p. 280) Verlaagde guard* Een verlaagde guard houdt in dat de bewegingsmelder en hellingssensor tijdelijk worden uitgeschakeld.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Safelock-functie* Bij activering van de Safelock-functie worden alle openingsgrepen mechanisch losgekoppeld, wat het openen van de portieren van de binnenzijde onmogelijk maakt. De Safelock-functie wordt geactiveerd via de transpondersleutel en bij passieve vergrendeling (Passive Entry)*. De Safelock-functie wordt met zo'n 10 seconden vertraging actief na vergrendeling van de portieren.
SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM Gerelateerde informatie • • Safelock-functie* (p. 284) Alarm* (p. 280) Detectie van onbekende autocomponenten* De functie "Foreign Component Detection" kan onbekende componenten detecteren die op de auto zijn aangesloten. Elke led-koplamp* is afgestemd op de auto. Als er een onbekende koplamp is aangesloten, verschijnt op het bestuurdersdisplay de melding Onbekend onderdeel. Service vereist, onbekend onderdeel auto gevonden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING
BESTUURDERSONDERSTEUNING Rijhulpsystemen De auto is voorzien van verschillende rijhulpsystemen die u in verschillende situaties actief of passief kunnen helpen. De systemen kunnen u bijvoorbeeld helpen om een bepaalde snelheid of een bepaald tijdsverschil ten opzichte van de voorligger aan te houden, een aanrijding voorkomen door u te waarschuwen en de auto te laten remmen óf u helpen bij het parkeren. Sommige systemen zijn standaard gemonteerd, terwijl andere optioneel zijn.
BESTUURDERSONDERSTEUNING WAARSCHUWING Zolang de stuurbekrachtiging met een beperkt vermogen werkt zijn de rijhulpsystemen met stuurhulp niet beschikbaar. In een dergelijk geval verschijnt de melding Storing stuurbekracht. of Hulp stuurbekrachtiging tijdelijk beperkt op het bestuurdersdisplay in combinatie met een stuursymbool.
BESTUURDERSONDERSTEUNING elektronische stabiliteitsregeling De elektronische stabiliteitsregeling (ESC2) helpt u voorkomen dat de wielen doorslippen en verbetert de tractie van de auto. Wanneer de ESC ingrijpt, verschijnt dit symbool op het bestuurdersdisplay. Een ingreep van de ESC is mogelijk waarneembaar in de vorm van pulserende geluiden en bij het geven van gas trekt de auto mogelijk langzamer optrekken dan verwacht.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Gerelateerde informatie • Sportstand bij elektronische stabiliteitsregeling (p. 291) • Sportstand van elektronische stabiliteitsregeling activeren/deactiveren (p. 292) • Beperking van Sportstand van elektronische stabiliteitsregeling (p. 292) • Symbolen en meldingen voor elektronische stabiliteitsregeling (p. 293) Sportstand bij elektronische stabiliteitsregeling De ESC7 is altijd geactiveerd - uitschakelen is niet mogelijk.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Sportstand van elektronische stabiliteitsregeling activeren/ deactiveren De ESC9 is altijd geactiveerd - uitschakelen is niet mogelijk. U kunt echter de Sportstand kiezen voor een actievere rijervaring. De sportstand wordt geactiveerd/gedeactiveerd op het functiescherm van het middendisplay. – Druk op de knop ESC-sportmodus op het functiescherm. > De Sportstand wordt geactiveerd/gedeactiveerd, in de knop verschijnt een groene/ grijze indicatie.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbolen en meldingen voor elektronische stabiliteitsregeling elektronische stabiliteitsregeling (Electronic Stability Control - ESC). In de volgende tabel staan enkele voorbeelden. Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele symbolen en meldingen verschijnen ten aanzien van Symbool Melding Betekenis Brandt zo'n 2 seconden lang continu. Systeemtest bij het starten van de motor. Knippert. De ESC grijpt in. Brandt continu. De Sportstand is geactiveerd.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Snelheidsbegrenzer : Vanuit de actieve stand - deactiveert de snelheidsbegrenzer/zet deze stand-by Een snelheidsbegrenzer (SL11) is te beschouwen als een omgekeerde cruisecontrol – u regelt de snelheid met het gaspedaal, terwijl de snelheidsbegrenzer voorkomt dat u per ongeluk de vooraf gekozen/ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. • Beperkingen van de snelheidsbegrenzer (p. 298) heid • Markering voor opgeslagen maximumsnelheid Snelheidsbegrenzer activeren en starten (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Snelheidsbegrenzer activeren en starten mogelijke maximumsnelheid die u kunt opslaan is 30 km/h (.20 mph). Snelheidsfuncties voor snelheidsbegrenzer Om de snelheid te kunnen regelen moet u eerst de snelheidsbegrenzer (SL13) kiezen en activeren. – De snelheidsbegrenzer (SL14) is in te stellen op verschillende snelheden. Druk, wanneer de snelheidsbegrenzer standis verschijby staat en het symbool nen, op de stuurknop (2).
BESTUURDERSONDERSTEUNING || – • U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of (1) of (3) te lang op de stuurknop drukken: • Kort drukken: Iedere keer dat u de knop indrukt past u de snelheid aan in stappen van +/- 5 km/h (+/- 5 mph). • Knop indrukken en vasthouden: Laat de knop los als de snelheidsindicator (4) de gewenste snelheid aangeeft. Snelheidsbegrenzer deactiveren en stand-by zetten De snelheidsbegrenzer (SL15) is tijdelijk te deactiveren en stand-by te zetten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Snelheidsbegrenzer heractiveren vanuit de stand-bystand – De snelheidsbegrenzer (SL16) is te heractiveren nadat deze tijdelijk gedeactiveerd en stand-by is gezet. Druk op de stuurknop (2). > De snelheidsbegrenzermarkeringen en symbolen op het bestuurdersdisplay verkleuren van GRIJS naar WIT en de auto gebruikt daarna de actuele snelheid als maximumsnelheid. Snelheidsbegrenzer uitschakelen De snelheidsbegrenzer (SL17) is uit te schakelen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || 3. Druk nogmaals op de stuurknop (2). > Er wordt een andere functie geactiveerd. Gerelateerde informatie • Snelheidsbegrenzer (p. 294) Beperkingen van de snelheidsbegrenzer Op steile aflopende hellingen volstaat de remwerking van de snelheidsbegrenzer mogelijk niet, zodat de opgeslagen maximumsnelheid mogelijk wordt overschreden. In dat geval wordt u hierop attent gemaakt met de melding Snelheidsgrens overschreden op het bestuurdersdisplay. N.B.
BESTUURDERSONDERSTEUNING WAARSCHUWING • • • • ASL is een systeem voor aanvullende bestuurdersondersteuning om de bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid te verhogen, maar het systeem werkt niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Automatische snelheidsbegrenzer activeren/deactiveren Als aanvulling op de snelheidsbegrenzer (SL21) is de automatische snelheidsbegrenzer (ASL22) te activeren en deactiveren. ASL activeren • 1. 2. 21 22 300 Druk op de knop Hulp max. snelheid. > ASL wordt stand-by gezet, het groene lampje in de knop brandt en op het bestuurdersdisplay verschijnt een bordsymbool in het midden van de snelheidsmeter. Druk op de stuurknop . > ASL wordt met de actuele rijsnelheid geactiveerd.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Tolerantie voor de automatische snelheidsbegrenzer wijzigen – De automatische snelheidsbegrenzer (ASL23) is in te stellen op verschillende tolerantieniveaus. Het is mogelijk om de op snelheidsborden gebaseerde maximumsnelheid te verhogen/verlagen. Als de auto bijvoorbeeld de aangegeven maximumsnelheid van 70 km/h (43 mph) aanhoudt, kunt u ervoor kiezen om een snelheid van 75 km/h (47 mph) aan te houden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Cruisecontrol De cruisecontrol (CC26) helpt u een gelijkmatige snelheid aan te houden, wat zorgt voor een comfortabeler rijervaring tijdens lange ritten op snelwegen en lange, rechte hoofdwegen met een gelijkmatige doorstroom.
BESTUURDERSONDERSTEUNING • • Cruisecontrol heractiveren vanuit de standbystand (p. 306) Cruisecontrol uitschakelen (p. 307) Cruisecontrol activeren en starten Om de snelheid te kunnen regelen moet u eerst de cruisecontrol (CC28) kiezen en activeren. (20 mph) of hoger zijn. De laagst mogelijke snelheid die u kunt opslaan is 30 km/h (20 mph). Om de cruisecontrol te starten: – Als het symbool/de functie wordt weergegeven - druk op de stuurknop (2).
BESTUURDERSONDERSTEUNING Snelheidsfuncties voor cruisecontrol – De cruisecontrol (CC29) is in te stellen op verschillende snelheden. Snelheid instellen/opgeslagen snelheid wijzigen U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of (1) of (3) te lang op de stuurknop drukken: motorrem de snelheidstoename te laten dempen. U kunt de bedrijfsremingreep van de cruisecontrol dan tijdelijk uitschakelen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Gerelateerde informatie • Cruisecontrol (p. 302) Snelheidsbegrenzer deactiveren en stand-by zetten De cruisecontrol (CC31) is tijdelijk te deactiveren en stand-by te zetten en vervolgens weer te activeren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Gerelateerde informatie • Cruisecontrol (p. 302) Cruisecontrol heractiveren vanuit de stand-bystand De cruisecontrol (CC32) is tijdelijk te deactiveren en stand-by te zetten en vervolgens weer te activeren. of Om de cruisecontrol vanuit de stand-bystand te starten: – Cruisecontrol heractiveren vanuit standbystand Druk op de stuurknop (2). > De cruisecontrolmarkeringen en -symbolen op het bestuurdersdisplay verkleuren van GRIJS naar WIT en de actuele snelheid wordt hervat.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Cruisecontrol uitschakelen N.B. De cruisecontrol (Cruise Control - CC) kan worden uitgeschakeld. Bij een auto met adaptieve cruisecontrol* kunt u wisselen tussen cruisecontrol en adaptieve cruisecontrol – zie de rubriek "Wisselen tussen CC en ACC". Gerelateerde informatie • Cruisecontrol (p. 302) Knoppen en symbolen voor desbetreffende functies33.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || N.B. De afstandswaarschuwing is uitgeschakeld, zolang de adaptieve cruisecontrol actief is. N.B. N.B. 308 • Distance Alert geeft alleen een waarschuwing als het tijdsverschil ten opzichte van voorliggers korter is dan de ingestelde waarde en past uw rijsnelheid dan ook niet aan. Er wordt een waarschuwingslampje op de voorruit geprojecteerd en het lampje brandt continu, als het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger kleiner is dan de ingestelde waarde.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Head-updisplay voor afstandswaarschuwing36 N.B. In de felle zon, bij lichtschitteringen, extreme contrastverschillen en het gebruik van een zonnebril of als u niet recht vooruit kijkt, zijn de op de voorruit geprojecteerde waarschuwingssignalen soms moeilijk te ontdekken. Bij een auto met head-updisplay* verschijnt er een symbool op de voorruit, zolang het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger kleiner is dan de ingestelde waarde.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Tijdsverschil instellen voor afstandswaarschuwing40 Voor de afstandswaarschuwing41 zijn verschillende tijdsverschillen in te stellen. U kunt verschillende tijdsverschillen ten opzichte van voorliggers kiezen en deze worden op het bestuurdersdisplay weergegeven met 1–5 horizontale streepjes – hoe meer streepjes, hoe groter het tijdsverschil. Eén streepje komt overeen met zo'n 1 seconde ten opzichte van de voorligger en 5 streepjes komt overeen met zo'n 3 seconden. N.B.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van afstandswaarschuwing42 De afstandswaarschuwing43 kent mogelijk beperkingen in bepaalde situaties. 42 43 WAARSCHUWING • Distance Alert is een systeem voor aanvullende bestuurdersondersteuning om de bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid te verhogen, maar het systeem werkt niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Adaptieve cruisecontrol* (ACC44) De adaptieve cruisecontrol helpt u om een gelijkmatige snelheid en een bepaald tijdsverschil ten opzichte van de voorligger aan te houden. Wanneer de weg voor u weer vrij is, hervat de auto de ingestelde snelheid.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Voor auto's met een automatische versnellingsbak geldt: • De adaptieve cruisecontrol kan voorliggers volgen bij snelheden van stilstand tot 200 km/h (125 mph). Voor auto's met een handgeschakelde versnellingsbak geldt: • De adaptieve cruisecontrol kan voorliggers volgen bij snelheden van 30 km/h (20 mph) tot 200 km/h (125 mph). WAARSCHUWING Overzicht • De adaptieve cruisecontrol is geen systeem dat botsingen voorkomt.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Verkleint het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger || • Adaptieve cruisecontrol activeren en starten (p. 316) • Snelheidsfuncties voor adaptieve cruisecontrol (p. 317) • Tijdsverschil instellen voor adaptieve cruisecontrol (p. 318) • Adaptieve cruisecontrol deactiveren/heractiveren (p. 319) • Inhaalassistent met adaptieve cruisecontrol (p. 321) • Inhaalassistent van adaptieve cruisecontrol starten (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Adaptieve cruisecontrol en waarschuwing bij een dreigende botsing N.B. In de felle zon, bij lichtschitteringen, extreme contrastverschillen en het gebruik van een zonnebril of als u niet recht vooruit kijkt, zijn de op de voorruit geprojecteerde waarschuwingssignalen soms moeilijk te ontdekken.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Adaptieve cruisecontrol activeren en starten Adaptieve cruisecontrol starten/ activeren De adaptieve cruisecontrol (ACC48) moet, om de snelheid en het tijdsverschil te kunnen regelen, eerst worden geactiveerd en vervolgens worden gestart. Om ACC te kunnen starten, is het volgende vereist: • U moet de veiligheidsgordel om hebben en het bestuurdersportier moet dichtstaan.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Snelheidsfuncties voor adaptieve cruisecontrol – De adaptieve cruisecontrol (ACC49) is in te stellen op verschillende snelheden. Snelheid instellen/opgeslagen snelheid wijzigen • U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of (1) of (2) te lang op de stuurknop drukken: trol een voorligger volgen tot aan stilstand, is het kiezen/opslaan van een lagere snelheid dan de genoemde 30 km/h (20 mph) niet mogelijk.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Tijdsverschil instellen voor adaptieve cruisecontrol N.B. Voor de adaptieve cruisecontrol (ACC50) zijn verschillende tijdsverschillen in te stellen. U kunt verschillende tijdsverschillen ten opzichte van voorliggers kiezen en deze worden op het bestuurdersdisplay weergegeven met 1–5 horizontale streepjes – hoe meer streepjes, hoe groter het tijdsverschil. Eén streepje komt overeen met zo'n 1 seconde ten opzichte van de voorligger en 5 streepjes komt overeen met zo'n 3 seconden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING gers moet aanhouden. U maakt een keuze via de rijmodusknop DRIVE MODE. Adaptieve cruisecontrol deactiveren/heractiveren Om de adaptieve cruisecontrol tijdelijk uit te schakelen en stand-by te zetten: Kies een van de volgende alternatieven: – • Eco - ACC streeft naar een zo laag mogelijk De adaptieve cruisecontrol (ACC52) is tijdelijk te deactiveren en stand-by te zetten en vervolgens weer te activeren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Stand-by vanwege ingreep van bestuurder De adaptieve cruisecontrol wordt tijdelijk gedeactiveerd en stand-by gezet in de volgende gevallen: WAARSCHUWING • • • u bedient het rempedaal. Wanneer de auto automatisch stand-by staat, wordt u gewaarschuwd met een geluidssignaal en een melding op het bestuurdersdisplay. u zet de keuzehendel in stand N. • • u bedient het koppelingspedaal langer dan zo'n 1 minuut – geldt voor auto's met een handgeschakelde versnellingsbak.
BESTUURDERSONDERSTEUNING WAARSCHUWING Wanneer u de snelheid weer hervat met de , kan er een markante snelstuurknop heidstoename volgen. Gerelateerde informatie • Adaptieve cruisecontrol* (p. 312) Inhaalassistent met adaptieve cruisecontrol De adaptieve cruisecontrol (ACC54) kan u helpen bij het inhalen van andere voertuigen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van de inhaalassistent bij adaptieve cruisecontrol Van doelvoertuig veranderen bij adaptieve cruisecontrol De inhaalassistent kent mogelijk beperkingen in bepaalde situaties. De adaptieve cruisecontrol (ACC57) kan bij auto's met een automatische versnellingsbak op bepaalde snelheden van doelvoertuig veranderen. WAARSCHUWING Let erop dat de inhaalassistent bij plotselinge wijzigingen tijdens het gebruik ervan soms ongewenste acceleraties kan verrichten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Automatische remfunctie van adaptieve cruisecontrol N.B. ACC kan de auto maximaal 5 minuten stilhouden – daarna wordt de parkeerrem aangezet, waarna de adaptieve cruisecontrol wordt uitgeschakeld. De adaptieve cruisecontrol (ACC58) heeft een speciale remfunctie voor ritten bij langzaamrijdend verkeer en stilstand.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van adaptieve cruisecontrol N.B. De functie maakt gebruik van de radareenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkingen van de radareenheid". De adaptieve cruisecontrol (ACC59) kent mogelijk beperkingen in bepaalde situaties. Steile wegen en/of zware belading Let erop dat de adaptieve cruisecontrol in eerste instantie bestemd is voor gebruik tijdens ritten op vlakke weggedeelten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING 2. Druk op de knop Cruise control op het functiescherm van het middendisplay – de kleur van het controlelampje in de knop verandert van GRIJS in GROEN. > Op het bestuurdersdisplay maakt het symbool voor ACC plaats voor Overschakelen van CC op ACC U doet dat als volgt: 1. Zet de cruisecontrol stand-by met de stuur. knop 2. Druk op de knop Cruise control op het functiescherm – de kleur van het controlelampje in de knop verandert van GROEN in GRIJS.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbolen en meldingen voor adaptieve cruisecontrol Op het bestuurdersdisplay en/of head-updisplay* kunnen enkele symbolen en meldingen verschijnen ten aanzien van de adaptieve cruisecontrol (ACC62). Op de voorgaande afbeelding64 ziet u dat de adaptieve cruisecontrol is ingesteld op het aanhouden van een snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat er geen voorliggers zijn die het systeem kan volgen. (68 mph) en dat het systeem een voorligger volgt die op dezelfde snelheid rijdt.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbool Melding Betekenis Het symbool is WIT. De auto houdt de opgeslagen/gekozen snelheid aan. Adaptieve cruise De adaptieve cruisecontrol staat stand-by. Niet beschikbaar Het symbool is GRIJS. Adaptieve cruise Service vereist Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Het symbool is GRIJS. Voorruitsensor Reinig de voorruit vóór de sensoren van de gecombineerde camera en radarsensor.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Pilot Assist Pilot Assist helpt u om tussen de zijmarkeringen van de rijbaan te blijven rijden dankzij stuurhulp, een constante snelheid aan te houden en een vooraf geselecteerd tijdsverschil ten opzichte van voorliggers. Pilot Assist werkt als volgt Pilot Assist is voornamelijk bestemd voor gebruik op snelwegen, hoofdwegen en dergelijke om u een comfortabeler en meer ontspannen rijervaring te bieden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING WAARSCHUWING • • • • Pilot Assist is een systeem voor aanvullende bestuurdersondersteuning om de bestuurder te ontlasten en de rijveiligheid te verhogen, maar het systeem werkt niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden. U wordt geadviseerd om alle paragrafen over het systeem in de gebruikershandleiding door te nemen en bijvoorbeeld te lezen over de beperkingen die u moet kennen voordat u het systeem gebruikt (zie de lijst met links aan het einde van dit artikel).
BESTUURDERSONDERSTEUNING || WAARSCHUWING • Pilot Assist is geen systeem dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in zodra u merkt dat het systeem een voorligger niet registreert. • Pilot Assist remt niet voor mensen, dieren, obstakels, kleine voertuigen (zoals fietsen en motorfietsen), lage aanhangwagens/trailers, tegenliggers en langzaam rijdende of stilstaande voorliggers.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Vergroot het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger Bestuurdersdisplay ▶: Schakelt over van adaptieve cruisecontrol op Pilot Assist Verkleint het tijdsverschil ten opzichte van de voorligger Functiesymbool Symbolen voor doelvoertuig plus tijdsverschil ten opzichte van voorligger Symbool voor geactiveerde/gedeactiveerde stuurhulp Snelheidsaanduidingen65.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Pilot Assist en waarschuwing bij dreigende aanrijding N.B. In de felle zon, bij lichtschitteringen, extreme contrastverschillen en het gebruik van een zonnebril of als u niet recht vooruit kijkt, zijn de op de voorruit geprojecteerde waarschuwingssignalen soms moeilijk te ontdekken.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Pilot Assist activeren en starten Met de adaptieve cruisecontrol stand-by: Pilot Assist moet, om de snelheid en het tijdsverschil te kunnen regelen en stuurhulp te kunnen bieden, eerst worden geactiveerd en vervolgens worden gestart. 1. 2. Druk op de stuurknop ▶ (6). > In de stand-bystand verandert het symbool in Pilot Assist (8). Druk op de stuurknop (2).
BESTUURDERSONDERSTEUNING Snelheidsfuncties voor Pilot Assist – Pilot Assist is in te stellen op verschillende snelheden. U wijzigt de opgeslagen snelheid door kort of (1) of (2) te lang op de stuurknop drukken: • Snelheid instellen/opgeslagen snelheid wijzigen • • NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model en de markt zijn afwijkingen mogelijk.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Tijdsverschil instellen voor Pilot Assist N.B. Voor Pilot Assist kunnen verschillende tijdsverschillen worden ingesteld. U kunt verschillende tijdsverschillen ten opzichte van voorliggers kiezen en deze worden op het bestuurdersdisplay weergegeven met 1–5 horizontale streepjes – hoe meer streepjes, hoe groter het tijdsverschil. Eén streepje komt overeen met zo'n 1 seconde ten opzichte van de voorligger en 5 streepjes komt overeen met zo'n 3 seconden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || houden. U maakt een keuze via de rijmodusknop DRIVE MODE. Pilot Assist deactiveren/ heractiveren Kies een van de volgende alternatieven: Pilot Assist is tijdelijk te deactiveren en stand-by te zetten en vervolgens weer te activeren. • Eco - Pilot Assist streeft naar een zo laag mogelijk brandstofverbruik wat grotere tijdsverschillen ten opzichte van voorliggers betekent. Pilot Assist deactiveren en stand-by zetten Druk op de stuurknop ◀ (3).
BESTUURDERSONDERSTEUNING Stand-by vanwege ingreep van bestuurder Pilot Assist wordt tijdelijk gedeactiveerd en stand-by gezet in de volgende gevallen: • • • u bedient het rempedaal. • u houdt meer dan 1 minuut lang een hogere snelheid aan dan ingesteld. • u bedient het koppelingspedaal langer dan ca. 1 minuut – geldt voor auto's met handgeschakelde versnellingsbak. Wanneer de auto automatisch stand-by staat, wordt u gewaarschuwd met een geluidssignaal en een melding op het bestuurdersdisplay.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || WAARSCHUWING Wanneer u de snelheid weer hervat met de , kan er een markante snelstuurknop heidstoename volgen. Gerelateerde informatie • Pilot Assist (p. 328) Inhaalassistent met Pilot Assist Pilot Assist kan u helpen bij het inhalen van andere voertuigen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van de inhaalassistent van Pilot Assist Van doelvoertuig veranderen bij Pilot Assist De inhaalassistent kent mogelijk beperkingen in bepaalde situaties. Pilot Assist kan bij auto's met een automatische versnellingsbak op bepaalde snelheden remmen. WAARSCHUWING Let erop dat de inhaalassistent bij plotselinge wijzigingen tijdens het gebruik ervan soms ongewenste acceleraties kan verrichten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Automatische remfunctie van Pilot Assist Pilot Assist heeft een speciale remfunctie voor ritten bij langzaamrijdend verkeer en stilstand. Remfunctie bij langzaamrijdend verkeer en stilstand Na korte stops tot zo'n 3 seconden tijdens filerijden of voor verkeerslichten rijdt de auto automatisch verder. Duurt het langer voordat een voorligger weer gaat rijden, dan wordt de Pilot Assist stand-by gezet met automatische remfunctie.
BESTUURDERSONDERSTEUNING slechte lichtomstandigheden, tegenlicht, een natte rijbaan et cetera. WAARSCHUWING In bepaalde situaties heeft de stuurassistentie van Pilot Assist moeite om u op de juiste manier te helpen of wordt de stuurassistentie automatisch uitgeschakeld – in dat geval is het advies om Pilot Assist niet te gebruiken. Voorbeelden van dergelijke situaties: • de rijstrookmarkeringen zijn afgesleten, ontbreken of kruisen elkaar.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || N.B. Het systeem maakt gebruik van de cameraeenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de camera-eenheid'. Symbolen en meldingen voor Pilot Assist* Op het bestuurdersdisplay en/of head-updisplay* kunnen enkele symbolen en meldingen verschijnen ten aanzien van Pilot Assist. Hier volgen enkele voorbeelden71. N.B.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Radarsensor De radarsensor wordt door meerdere rijhulpsystemen gebruikt en heeft tot taak om andere voertuigen te detecteren. Op de voorgaande afbeelding72 ziet u dat Pilot Assist is ingesteld op het aanhouden van een snelheid van 110 km/h (68 mph) en dat het systeem een voorligger volgt die op dezelfde snelheid rijdt. Pilot Assist geeft nu stuurhulp, omdat het de zijlijnen van de rijstrook kan detecteren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || 344 Gerelateerde informatie • • Beperkingen van de radarsensor (p. 345) • Typegoedkeuring voor radarsensor (p. 349) Aanbevolen onderhoud van de radarsensor (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van de radarsensor De radarsensor kent een aantal beperkingen, die ook beperkingen met zich meebrengen voor de functies die gebruikmaken van de eenheid. Geblokkeerde eenheid De radarsensor zit aan de binnenkant op het bovenste deel van de voorruit, samen met de camera van de auto.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Oorzaak Maatregel De radarsignalen of het zicht van de camera worden gehinderd door opspattend water en opdwarrelende sneeuw van het wegdek. Valt niets aan te doen. Op weggedeelten met een dikke laag water of sneeuw werkt de eenheid soms niet. Er is vuil tussen de binnenkant van de voorruit en de gecombineerde camera en radarsensor gekomen. Bezoek een werkplaats om de binnenkant van de voorruit achter de behuizing van de eenheid te laten reinigen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Lage aanhangwagens Beschadigde voorruit Volvo-werkplaats om te controleren of de juiste voorruit wordt besteld en gemonteerd. BELANGRIJK Lage aanhangwagen in radarschaduw. Ook lage aanhangwagens ontdekt de radarsensor soms alleen met grote moeite of helemaal niet - u moet daarom extra voorzichtig zijn als er een lage aanhangwagen achter de voorligger hangt en de adaptieve cruisecontrol of Pilot Assist actief is.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Aanbevolen onderhoud van de radarsensor De gecombineerde camera en radarsensor werkt alleen naar behoren wanneer u vuil, ijs en sneeuw van de voorruit verwijdert en de ruit regelmatig reinigt met water en autoshampoo. N.B. Als vuil, ijs en sneeuw de camera- en radareenheid bedekken, neemt de functie af en kan meten onmogelijk worden gemaakt. Dit kan er tevens toe leiden dat functies worden gereduceerd, volledig worden uitgeschakeld of niet goed reageren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Typegoedkeuring voor radarsensor Hier staan de typegoedkeuringen voor de radarsensoren van de ACC74-, PA75- en BLIS76-functies. Markt ACCA & PAB BLISC Symbool Typegoedkeuring Este equipamento opera em caráter secundário, isto é, não tem direito à proteção contra interferência prejudicial, mesmo de estações do mesmo tipo, e não pode causar interferência a sistemas operando em caráter primário.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Markt ACCA & PAB BLISC Typegoedkeuring REGISTERED No: ER37536/15 ✓ Verenigde Arabische Emiraten (UAE) Symbool DEALER No: DA37380/15 ✓ REGISTERED No: ER37357/15 DEALER No: DA37380/15 37295/POSTEL/2014 ✓ 4927 Indonesië ✓ 38806/SDPPI/2015 4927 Type Approval No.: TRC/LPD/2014/255 ✓ Equipment Type: Low Power Device (LPD) Jordanië ✓ Type Approval No.: TRC/LPD/2015/3 Equipment Type: Low Power Device (LPD) Certification No.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Markt Mexico Moldavië ACCA & PAB BLISC ✓ Singapore И011 14 ✓ ✓ IFETEL: RLVDEL215-0314 ✓ ✓ Servië Typegoedkeuring IFETEL: RLVDEL215-0299 ✓ ✓ Symbool И011 15 ✓ TA-2014/1824 ✓ APPROVED Zuid-Afrika ✓ TA-2014/2390 APPROVED }} 351
BESTUURDERSONDERSTEUNING || ACCA & PAB Markt BLISC ✓ Taiwan Symbool Typegoedkeuring CCAB15LP0560T3 ✓ CCAB15LP0680T0 Delphi і ✓ Oekraïne ✓ ACC = Adaptive Cruise Control PA = Pilot Assist BLIS = Blind Spot Information A B C Typegoedkeuring voor radioapparatuur Markt Europa Symbool Typegoedkeuring Volvo Cars verklaart hierbij dat alle radioapparatuur conform de essentiele eisen en andere relevante bepalingen is van de Richtlijn 2014/53/EU. Gerelateerde informatie • 352 Radarsensor (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Camera De camera wordt gebruikt door meerdere rijhulpsystemen en heeft tot taak om bijvoorbeeld de zijlijnen van de weg of verkeersborden te detecteren. Gerelateerde informatie • • Beperkingen van de camera (p. 354) Aanbevolen onderhoud van de camera (p. 357) NB De afbeelding is schematisch – afhankelijk van het model zijn afwijkingen mogelijk.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van de camera Geblokkeerde eenheid De camera kent een aantal beperkingen, die ook beperkingen met zich meebrengen voor de functies die gebruikmaken van de eenheid. Beperkt zicht De camera kent ongeveer dezelfde beperkingen als het menselijk oog. Dit houdt in dat hij minder goed "ziet" bij hevige regen- of sneeuwval, in dichte mist of in dikke stofwolken of stuifsneeuw.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Oorzaak Maatregel Het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor is vuil of bedekt met sneeuw of ijs. Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor van vuil, sneeuw en ijs. Dichte mist en zware regen- of sneeuwval blokkeren de radarsignalen of het zicht van de camera. Valt niets aan te doen. Bij hevige neerslag werkt de eenheid soms niet.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Volvo-werkplaats om te controleren of de juiste voorruit wordt besteld en gemonteerd. || • Monteer bij vervanging van de ruitenwissers hetzelfde type of een ander type, door Volvo goedgekeurde ruitenwissers. BELANGRIJK Bij het vervangen van de voorruit moet de camera- en radareenheid in de werkplaats opnieuw worden gekalibreerd om de werking van alle op de camera en radar gebaseerde systemen van de auto te garanderen. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Aanbevolen onderhoud van de camera De gecombineerde camera en radarsensor werkt alleen naar behoren wanneer u vuil, ijs en sneeuw van de voorruit verwijdert en de ruit regelmatig reinigt met water en autoshampoo. City Safety™ City Safety kan u met licht- en geluidssignalen en rempedaaltrillingen attenderen op plotseling opdoemende voetgangers, fietsers, grotere dieren en voorliggers – de auto remt automatisch als u niet zelf binnen een redelijke tijd reageert.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || • City Safety is een systeem voor aanvullende rijhulp ter verhoging van de rijveiligheid, maar het systeem werkt niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden. • Auto Brake van City Safety kan een botsing geheel voorkomen of de botssnelheid verlagen, maar voor maximale remwerking moet u altijd het rempedaal bedienen – ook al remt de auto automatisch.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Deelfuncties van City Safety Functie-overzicht79. Audiovisueel waarschuwingssignaal bij gevaar voor een botsing Afstandsmeting met gecombineerde radarsensor en camera City Safety vervult drie functies in de volgende volgorde: 1. Collision Warning 2. Brake Support 3. Auto Brake City Safety kan voetgangers, fietsers of voertuigen voor uw auto ontdekken, die stilstaan of in dezelfde richting als u rijden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || N.B. Als City Safety remt, gaan de remlichten branden. Wanneer City Safety ingrijpt en remt, verschijnt op het bestuurdersdisplay de melding dat het systeem actief is/was. WAARSCHUWING Pas uw rijstijl niet aan op grond van City Safety en ga er niet blindelings van uit dat City Safety voor u remt. Gerelateerde informatie • City Safety™ (p. 357) Waarschuwingsafstand instellen voor City Safety Safety niet alleen minder vaak waarschuwt, maar ook minder snel.
BESTUURDERSONDERSTEUNING WAARSCHUWING • • • • N.B. Geen enkel automatisch systeem kan in alle situaties een 100 % feilloze werking garanderen. Test City Safety daarom nooit uit op mensen, dieren of voertuigen – dat kan namelijk tot ernstig letsel/ ernstige schade en levensgevaarlijke situaties leiden. City Safety waarschuwt u bij gevaar voor een botsing, maar het systeem is niet in staat uw reactietijd te verkorten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Voor optimale prestaties van het systeem moet de systeemfunctie die verantwoordelijk is voor identificatie van fietsers zo uniform mogelijke informatie over de lichaams- en fietscontouren ontvangen – wat inhoudt dat kenmerkende (lichaams-)delen zoals fiets, hoofd, armen, schouders, benen, borstkas en buik moeten kunnen worden waargenomen evenals een bewegingspatroon dat voor fietsers als normaal te beschouwen is.
BESTUURDERSONDERSTEUNING City Safety kan dankzij de koplampen van de auto ook in het donker voetgangers detecteren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING City Safety bij kruisend verkeer WAARSCHUWING City Safety kan u helpen als uw auto tijdens het afslaan op een kruising het pad van een tegenligger kruist. : Gebied waarin City Safety kruisende tegenliggers kan detecteren. City Safety kan een tegenligger waar u tegenop dreigt te botsen pas detecteren, wanneer de tegenligger in het gebied is waar City Safety het verloop kan analyseren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING N.B. Het systeem maakt gebruik van de cameraeenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de camera-eenheid'. N.B. De functie maakt gebruik van de radareenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkingen van de radareenheid". City Safety bij ontoereikende uitwijkmanoeuvre via een uitwijkmanoeuvre een botsing te voorkomen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Beperkingen van City Safety bij ontoereikende uitwijkmanoeuvre N.B. Het systeem maakt gebruik van de cameraeenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de camera-eenheid'. N.B. De functie maakt gebruik van de radareenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkingen van de radareenheid". Gerelateerde informatie • City Safety™ (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Ingreep van bestuurder Achteruitrijden Wanneer u achteruitrijdt, is City Safety tijdelijk gedeactiveerd. Lage snelheid City Safety wordt niet geactiveerd op zeer lage snelheden (onder 4 km/h (3 mph)), wat betekent dat het systeem niet ingrijpt in situaties waarbij u een voorligger heel langzaam nadert zoals bij het parkeren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Marktbeperking City Safety is niet in alle landen beschikbaar. Als City Safety niet in het menu van het middendisplay voor Instellingen voorkomt, zit dit systeem niet op de auto. Zoekpad op het hoofdscherm van het middendisplay: • Instellingen My Car Gerelateerde informatie • 368 City Safety™ (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Meldingen voor City Safety Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele meldingen verschijnen ten aanzien van City Safety. In de volgende tabel staan enkele voorbeelden. Melding Betekenis City Safety Als City Safety afremt of automatisch heeft afgeremd, kunnen een of meer symbolen op het bestuurdersdisplay gaan branden terwijl tegelijkertijd een tekstmelding wordt weergegeven.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Rear Collision Warning De Rear Collision Warning (RCW) kan u helpen om aanrijdingen van achteren door naderende achterliggers te voorkomen. RCW wordt bij elke motorstart automatisch geactiveerd. De RCW kan bestuurders van achterliggers voor een aanrijding waarschuwen door fel met de richtingaanwijzers te knipperen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING BLIS* trolelampje over van constant branden op knipperen met een feller licht. BLIS81 Het dient om u te helpen bij het ontdekken van naderende achterliggers schuin achter en naast u bij ritten in druk verkeer op wegen met meerdere rijbanen in dezelfde richting. N.B. Het lampje gaat branden aan de kant van de auto waar het systeem het voertuig heeft ontdekt. Als de auto aan beide kanten tegelijkertijd wordt ingehaald, gaan beide lampjes branden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Gerelateerde informatie • • • • Activeren/deactiveren BLIS (p. 372) Activeren/deactiveren BLIS BLIS83 is te activeren/deactiveren. Beperkingen van BLIS (p. 373) Aanbevolen onderhoud van BLIS (p. 373) Als BLIS bij het uitschakelen van de motor gedeactiveerd is, is dat na de volgende motorstart nog steeds zo en zal er geen controlelampje branden. Gerelateerde informatie Meldingen voor BLIS (p. 375) • BLIS* (p. 371) Positie van het BLIS-lampje84.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van BLIS WAARSCHUWING BLIS85 kent mogelijk beperkingen in bepaalde situaties. • • BLIS werkt niet in scherpe bochten. dat de oppervlakken vóór de sensoren schoon worden gehouden. BLIS werkt niet als de auto achteruitrijdt. Gerelateerde informatie • Aanbevolen onderhoud van BLIS • Voor een optimale werking is het belangrijk • Bevestig geen voorwerpen, tape of stickers binnen het oppervlak van de sensoren. BLIS* (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING • || • • • • Activeren/deactiveren Cross Traffic Alert (p. 377) Beperkingen van Cross Traffic Alert (p. 377) Onderhoudsadvies voor Cross Traffic Alert (p. 378) Meldingen voor Cross Traffic Alert (p. 379) Rear Collision Warning (p. 370) Dit gebied schoonhouden – dat zowel links als rechts87. De sensoren voor BLIS zitten aan de binnenkant van beide hoeken van achterspatbord/bumper en worden tevens gebruikt door Cross Traffic Alert (CTA) en Rear Collision Warning.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Meldingen voor BLIS Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele meldingen verschijnen ten aanzien van BLIS88. In de volgende tabel staan enkele voorbeelden. Melding Betekenis Dodehoeksensor Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Service vereist Dodehoeksysteem uit BLIS en CTA zijn gedeactiveerd, omdat er een aanhangwagen op het elektrische systeem van de auto is aangesloten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Cross Traffic Alert* CTA89 BLIS90 is een hulpmiddel bij om u te waarschuwen voor kruisend verkeer, als u achteruitrijdt met de auto. CTA is alleen actief als de auto achteruit rolt of in de achteruit is gezet. WAARSCHUWING Als CTA detecteert dat er van de zijkant iets aankomt, wordt dit aangegeven met: • een geluidssignaal - het geluid komt uit de linker of rechter luidspreker, afhankelijk van waar het object vandaan komt.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Activeren/deactiveren Cross Traffic Alert U kunt er als volgt voor kiezen om de functie CTA93 uit te schakelen: Tik op de knop Cross Traffic Alert op het functiescherm van het middendisplay. • GRIJZE knopindicatie - CTA is gedeactiveerd. • GROENE knopindicatie - CTA is geactiveerd. Beperkingen van Cross Traffic Alert CTA94 kent mogelijk beperkingen in bepaalde situaties.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Voorbeelden van andere beperkingen • Vuil, ijs en sneeuw op de sensoren kunnen voor functiebeperkingen zorgen en waarschuwingen onmogelijk maken. Zie de aanvullende informatie in het hoofdstuk "Onderhoudsadvies voor Cross Traffic Alert". • • CTA wordt automatisch gedeactiveerd bij aansluiting van een aanhangwagen, fietsdrager of iets dergelijks op het elektrische systeem van de auto.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Meldingen voor Cross Traffic Alert Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele meldingen verschijnen ten aanzien van CTA97. In de volgende tabel staan enkele voorbeelden. Melding Betekenis Dodehoeksensor Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Service vereist Dodehoeksysteem uit BLIS en CTA zijn gedeactiveerd, omdat er een aanhangwagen op het elektrische systeem van de auto is aangesloten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Verkeersbordinformatie* N.B. (RSI98) De verkeersbordinformatie helpt u bij het in acht nemen van snelheidsspecifieke verkeersborden en bepaalde verbodsborden die u passeert. Op bepaalde markten is de functie verkeersbordinformatie (RSI) alleen beschikbaar in combinatie met Sensus Navigation. WAARSCHUWING • • Voorbeelden van leesbare borden99. RSI geeft informatie over onder meer actuele snelheid, begin of eind van auto- of snelwegen en eventuele inhaal- en inrijverboden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Verkeersbordinformatie activeren/ deactiveren N.B. De verkeersbordinformatie is optioneel: u kunt kiezen uit Aan of Uit. Tik op de knop Road Sign Information op het functiescherm van het middendisplay. • • GROENE knopindicatie - RSI is geactiveerd. GRIJZE knopindicatie - RSI is gedeactiveerd. • Als de automatische snelheidsbegrenzer geactiveerd is, verschijnt verkeersbordinformatie op het bestuurdersdisplay, ook al is RSI niet ingeschakeld.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Samen met het symbool voor de geldende maximumsnelheid kan ook een aanvullend bord101 worden weergegeven, bijvoorbeeld voor een inhaalverbod. || Als u een weg met een inrijverbod inrijdt met dit bord aan de desbetreffende zijde, wordt u gewaarschuwd met een knipperend symbool van dit bord101 op het bestuurdersdisplay. Bij een auto met Sensus Navigation wordt ook gebruikgemaakt van de kaartinformatie om te bepalen of de auto in de verkeerde richting rijdt.
BESTUURDERSONDERSTEUNING wagen", dan verschijnt deze snelheid op het bestuurdersdisplay. Verkeersbordinformatie en Sensus Navigation Sommige snelheden gelden bijvoorbeeld alleen een bepaald traject of op een bepaalde tijd van de dag. U wordt hierop geattendeerd met een symbool voor een aanvullend bord onder het snelheidssymbool. Het aanvullende symbool op het bestuurdersdisplay toont dan ofwel "DIST", ofwel "TIME".
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Instellingen Limiet voor snelheidswaarschuwing aanpassen U kunt kiezen om te worden gewaarschuwd bij hogere snelheid dan de snelheid op het verkeersbord. Kies de limiet voor de snelheidswaarschuwing als volgt: 1. 2. 3. Kies Instellingen My Car IntelliSafe Road Sign Information in het hoofdscherm van het middendisplay. Vink Waarschuwing max. snelheid aan. > De functie wordt geactiveerd en een kiezer voor de snelheidslimiet wordt getoond.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Informatie op verkeersbord met informatie over flitspalen Auto's met RSI105 en Sensus Navigation* kunnen op het bestuurdersdisplay informatie geven over komende flitspalen. Zie voor meer informatie over snelheidswaarschuwingen in verband met flitspalen het hoofdstuk "Informatie op verkeersborden met snelheidswaarschuwing en instellingen" evenals het hoofdstuk "Beperkingen van verkeersbordinformatie". N.B. • Flitspaalinformatie op het bestuurdersdisplay106.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Driver Alert Control N.B. De RSI-functie kan sommige soorten fietsdragers die zijn aangesloten op de elektrische aansluiting voor aanhangers interpreteren als een aangekoppelde aanhanger. Op het bestuurdersdisplay kan dan onjuiste snelheidsinformatie verschijnen. N.B. Het systeem maakt gebruik van de cameraeenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de camera-eenheid'.
BESTUURDERSONDERSTEUNING tevens een suggestie voor een mogelijke locatie om te pauzeren. WAARSCHUWING Neem een waarschuwing van Driver Alert Control altijd serieus, omdat u bij slaperigheid uw lichamelijke conditie vaak minder goed kunt inschatten. Als u uw rijgedrag niet corrigeert, krijgt u enige tijd later opnieuw waarschuwingen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Begeleiding naar parkeerplaats kiezen bij waarschuwing van Driver Alert Control U kunt aangeven of Begeleiding ruststop moet zijn geactiveerd of gedeactiveerd. Als de begeleiding geactiveerd is, verschijnt automatisch een suggestie voor een geschikte parkeerplaats bij een waarschuwing van DAC. Om Begeleiding ruststop te kiezen: 1. Druk op Instellingen op het hoofdscherm van het middendisplay. 2. Kies My Car Control. 3.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Afhankelijk van de instellingen reageert de rijbaanassistent als volgt: • Sturen112 geactiveerd: Als de auto een zijlijn WAARSCHUWING • De rijbaanassistent is een systeem voor aanvullende bestuurdersondersteuning om de rijveiligheid te verhogen, maar het systeem werkt niet in alle verkeers-, weers- en wegomstandigheden.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Rijbaanassistent grijpt niet in • Symbolen op het bestuurdersdisplay voor de rijbaanassistent (p. 395) Stuurhulp bij rijbaanassistent Een voorwaarde voor de werking van de stuurhulp LKA113 is dat u uw handen aan het stuur houdt en het systeem controleert dat voortdurend.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Rijbaanassistent activeren/ deactiveren Assistentie-opties voor rijbaanassistent kiezen De rijbaanassistent LKA114 is optioneel: u kunt kiezen uit Aan of Uit. U kunt kiezen wat LKA115 moet doen, als uw auto de eigen rijbaan verlaat. 1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe in het hoofdscherm van het middendisplay. Aan/Uit Tik op de knop Lane Keeping Aid op het functiescherm van het middendisplay. 2.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || 392 Gerelateerde informatie • • Rijbaanassistent (p. 388) Snelheidsafhankelijke stuurkracht (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbolen en meldingen voor rijbaanassistent Op het bestuurdersdisplay kunnen verschillende symbolen en meldingen verschijnen ten aanzien van de rijbaanassistent LKA116. In de volgende tabel staan enkele voorbeelden. Symbool Melding Betekenis Best.onderst.systeem Het systeem werkt niet naar behoren. Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || U kunt meldingen verwijderen door kort te druk-knop in het midden van de rechken op de ter stuurknoppenset. Doe het volgende, als de melding blijft staan: Neem contact op met een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Gerelateerde informatie • 394 Rijbaanassistent (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbolen op het bestuurdersdisplay voor de rijbaanassistent Niet beschikbaar Gerelateerde informatie • Rijbaanassistent (p. 388) De rijbaanassistent LKA117 wordt gevisualiseerd met een symbool op het bestuurdersdisplay. Het symbool is afhankelijk van de situatie. Hier volgt een aantal voorbeelden van het uiterlijk van het symbool en in welke situaties dit verschijnt: Niet beschikbaar - de zijlijnen van het symbool zijn GRIJS.
BESTUURDERSONDERSTEUNING • Stuurhulp bij dreigende bermongelukken (p. 397) Stuurhulp bij dreigende botsing activeren/deactiveren • Niveau van stuurhulp bij dreigende bermongelukken (p. 397) • Stuurhulp bij dreigende bermongelukken activeren/deactiveren (p. 398) De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze Aan of Uit moet staan. Ga als volgt te werk om de functie uit te schakelen: • Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende bermongelukken (p. 398) 1.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Stuurhulp bij dreigende bermongelukken WAARSCHUWING • De deelfunctie helpt het risico beperken dat u onbedoeld van de weg raakt door uw auto in het gegeven geval actief weer de weg op te sturen. De functie is in werking binnen het snelheidsbereik 65-140 km/h (40-87 mph) op wegen met duidelijk zichtbare zijmarkeringen/-strepen. Een camera tast de zijkanten en zijmarkeringen van de weg af.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Stuurhulp en remingreep Stuurhulp bij dreigende bermongelukken activeren/ deactiveren De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze Aan of Uit moet staan. Ga als volgt te werk om de functie uit te schakelen: 1. Kies Instellingen My Car IntelliSafe in het hoofdscherm van het middendisplay. 2. Vink Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen uit. > Het systeem staat vervolgens uit. Ingreep met stuurhulp en remingreep.
BESTUURDERSONDERSTEUNING N.B. De functie maakt gebruik van de radareenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkingen van de radareenheid". Stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing De deelfunctie kan u helpen, als u wordt afgeleid en niet merkt dat uw auto de rijbaan dreigt te verlaten en op de verkeerde weghelft belandt. Gerelateerde informatie • • Het systeem biedt echter geen stuurhulp bij gebruik van de richtingaanwijzers.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Gerelateerde informatie • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 396) Stuurhulp bij dreigende botsing met tegenliggers activeren/deactiveren Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende tegenliggerbotsing De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze Aan of Uit moet staan. Ga als volgt te werk om de functie uit te schakelen: Het systeem kent mogelijk beperkingen in de volgende situaties, zodat bijv.
BESTUURDERSONDERSTEUNING N.B. Het systeem maakt gebruik van de cameraeenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de camera-eenheid'. Stuurhulp bij dreigende staartbotsing* zer, maar een ander naderend voertuig niet opmerkt. Het systeem kan u helpen, als u bij een naderende achterligger of een voertuig in een dode hoek wordt afgeleid en niet merkt dat uw auto de rijbaan dreigt te verlaten.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Gerelateerde informatie • Stuurhulp bij botsgevaar (p. 396) Stuurhulp bij dreigende staartbotsing activeren/ deactiveren* De functie is optioneel: u kunt kiezen of deze Aan of Uit moet staan. Ga als volgt te werk om de functie uit te schakelen: Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende staartbotsing Het systeem kent mogelijk beperkingen in de volgende situaties, zodat bijv. niet wordt ingegrepen in de volgende gevallen: • bij kleinere voertuigen zoals motorfietsen • 1.
BESTUURDERSONDERSTEUNING N.B. Het systeem maakt gebruik van de cameraeenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de camera-eenheid'. N.B. De functie maakt gebruik van de radareenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkingen van de radareenheid". Het systeem gebruikt niet alleen de gecombineerde camera en radarsensor maar ook de radarsensor achter op de auto.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbolen en meldingen voor de stuurhulp bij een dreigende botsing Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele symbolen en meldingen verschijnen voor de functie. In de volgende tabel staan enkele voorbeelden. Symbool Melding Betekenis Hulp bij het voorkomen van aanrijdingen Bij activering van het systeem krijgt u een melding te zien dat het systeem ingeschakeld is.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Parkeerhulp* De parkeerhulp kan u helpen bij het parkeren in krappe ruimten door de afstand tot obstakels aan te geven met geluidssignalen in combinatie met grafische voorstellingen op het bestuurdersdisplay. ondertussen het audiosysteem beluistert, wordt het volume daarvan tijdelijk verlaagd. WAARSCHUWING Bij obstakels voor en naast de auto worden er zolang de auto rijdt geluidssignalen gegeven, maar deze geluidssignalen verdwijnen wanneer de auto zo'n 2 seconden stilstaat.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Parkeerhulp aan voorzijde, achterzijde en zijkanten De parkeerhulp hanteert verschillende parameters afhankelijk van de kant van de auto die een obstakel nadert. Achterzijde N.B. Naar voren Bij het achteruitrijden met een aanhanger achter de auto of een fietsdrager op de trekhaak – zonder een originele aanhangerkabel van Volvo – moet u de Park Assist mogelijk handmatig uitschakelen om te voorkomen dat de sensoren erop reageren.
BESTUURDERSONDERSTEUNING BELANGRIJK Bij montage van verstralers: Let erop dat deze de sensoren niet mogen hinderen - de verstralers kunnen dan als obstakel worden gezien. Gerelateerde informatie • Parkeerhulp* (p. 405) Parkeerhulp activeren/deactiveren Beperkingen van parkeerhulp De parkeerhulp is te activeren/deactiveren. De parkeerhulp is niet in staat om in alle situaties alles te registreren, zodat er soms beperkingen gelden voor de werking.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || BELANGRIJK BELANGRIJK Obstakels zoals kettingen, smalle glanzende palen of lage obstakels kunnen "afgeschaduwd" worden en worden in dat geval tijdelijk niet geregistreerd door de sensoren – het onderbroken geluidssignaal kan dan plotseling wegvallen in plaats van over te gaan in het verwachte ononderbroken geluidssignaal.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbolen en meldingen voor parkeerhulp Op het bestuurders- en /of middendisplay verschijnen mogelijk symbolen en meldingen voor de parkeerhulp. In de volgende tabel staan enkele voorbeelden. Symbool Melding Betekenis De parkeerhulpsensoren achter zijn uitgeschakeld, zodat er geen akoestische waarschuwingssignalen voor obstakels/voorwerpen verschijnen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Parkeerhulpcamera* Lijnen - hulplijnen activeren/deactiveren De parkeerhulpcamera kan u helpen bij het parkeren in krappe ruimten door obstakels weer te geven met camerabeelden en grafische voorstellingen op het middendisplay. De parkeerhulpcamera is een hulpsysteem dat automatisch wordt geactiveerd bij inschakeling van de achteruitversnelling of handmatig via het middendisplay.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Gerelateerde informatie • Camera-aanzichten van de parkeerhulpcamera's (p. 411) • • Hulplijnen voor parkeerhulpcamera (p. 413) • • Parkeerhulpcamera starten (p. 415) Sensorveld van parkeerhulp voor parkeerhulpcamera (p. 415) Camera-aanzichten van de parkeerhulpcamera's Vanuit het 360°-aanzicht is ieder camera-aanzicht apart te activeren: De functie kan een gecombineerde 360°-aanzicht tonen én een afzonderlijk aanzicht voor de vier camera's: achter, voor, links of rechts.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Achterzijde Naar voren Naar zijkanten De achtercamera122 zit boven de kentekenplaat. De parkeerhulpcamera123 aan de voorzijde zit in de grille. De zijcamera's123 zitten in beide buitenspiegels. De camera beslaat een breed gebied achter de auto. Bij bepaalde modellen is ook een deel van de achterbumper zichtbaar plus een eventuele trekhaak. Voorwerpen op het middendisplay lijken mogelijk over te hellen – dit is volkomen normaal.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Hulplijnen voor parkeerhulpcamera De parkeerhulpcamera's geeft met lijnen op het beeldscherm aan waar de auto zich ten opzichte van de omgeving bevindt. achteruitrijden in krappe ruimten en aankoppelen van aanhangwagens. De lijnen op het scherm worden geprojecteerd als stonden ze op de grond achter de auto. De lijnen zijn bovendien afhankelijk van de stuuruitslag, zodat u ook tijdens het draaien kunt zien welke baan de auto zal nemen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Hulplijnen in 360°-aanzicht* Hulplijn voor trekhaak* van een hulplijn voor de virtuele "baan" van de trekhaak naar de aanhangwagen. 1. Druk op Trekhaak (1). > De hulplijn voor het vermoedelijk traject van de trekhaak wordt getoond, terwijl de hulplijnen van de auto tegelijkertijd gedoofd worden. Er zijn niet tegelijkertijd hulplijnen weer te geven voor de auto en de trekhaak. 2. 360°-aanzicht met hulplijnen124.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Sensorveld van parkeerhulp voor parkeerhulpcamera Als de auto uitgerust is met Parkeerhulp wordt voor iedere sensor die een obstakel waarneemt de afstand met gekleurde velden in 360°-aanzicht weergegeven. De kleur van de velden voor de sensoren achteruit en vooruit verandert als de afstand tot het obstakel kleiner wordt - van geel, via oranje naar rood.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || 1 minuut opnieuw geactiveerd, op voorwaarde dat u niet sneller rijdt dan 50 km/h (31 mph). Beperkingen van parkeerhulpcamera De overige camera-aanzichten doven bij 15 km/h (9 mph) en worden niet opnieuw geactiveerd. De parkeerhulpcamera is niet in staat om in alle situaties alles te registreren, zodat er mogelijke beperkingen gelden voor de werking. Gerelateerde informatie • Parkeerhulpcamera* (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Defecte camera Als een camerasector zwart blijft en het nevenstaande symbool bevat, betekent dit dat de desbetreffende camera defect is. Hieronder een voorbeeld. kan ertoe leiden dat de beeldweergave ietwat kan variëren wat lichtsterkte en kwaliteit betreft. Slechte lichtomstandigheden leveren mogelijk een slechtere beeldkwaliteit op. Gerelateerde informatie • Parkeerhulpcamera* (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Symbolen en meldingen voor de parkeerhulpcamera Op het bestuurders- en /of middendisplay verschijnen mogelijk symbolen en meldingen voor de parkeerhulpcamera. In de volgende tabel staan voorbeelden. Symbool Melding Betekenis De parkeerhulpsensoren achter zijn uitgeschakeld, zodat er geen akoestische waarschuwingssignalen en veldmarkeringen voor obstakels/voorwerpen verschijnen. De camera is defect.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Actieve parkeerhulp* De actieve parkeerhulp in- en uitparkeren. (PAP126) N.B. helpt u bij het PAP meet de ruimte en stuurt de auto – aan u de taak om: PAP controleert eerst of een plek groot genoeg is en stuurt de auto vervolgens de plek in. • goed op de omgeving rond de auto te letten Op het middendisplay wordt met symbolen, grafische voorstellingen en teksten aangegeven wat u wanneer moet doen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Achteruit insteken Inparkeren met actieve parkeerhulp De actieve parkeerhulp (PAP128) helpt u in drie fasen bij het parkeren. De functie kan u ook helpen om uit een parkeervak te rijden. N.B. PAP is te activeren als na het starten van de motor aan de volgende criteria is voldaan: • Er is geen aanhangwagen aan de auto gekoppeld • De snelheid moet lager zijn dan 30 km/h (20 mph). PAP meet de ruimte en stuurt de auto – aan u de taak om: Principe voor (achteruit) insteken.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Parkeervakken zoeken en meten De functie is te activeren op het functiescherm van het middendisplay. N.B. PAP zoekt een geschikte ruimte om te parkeren, geeft instructies en parkeert de auto aan de passagierskant in. Desgewenst kunt u de auto ook aan de bestuurderszijde van de straat parkeren: Deze is ook bereikbaar vanuit de camerabeelden. • Schakel de richtingaanwijzers aan de bestuurderszijde in, waarna het systeem een geschikte parkeerplek aan deze kant van de straat zoekt.
BESTUURDERSONDERSTEUNING || Achteruit inparkeren Fileparkeren. Doe het volgende om de auto achteruit in te parkeren: 1. Controleer of de ruimte achter u vrij is en schakel de achteruitversnelling in. 2. Rijd langzaam en voorzichtig achteruit en raak het stuurwiel niet aan – rijd niet sneller dan zo'n 7 km/h (4 mph). 3. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het beeld en de melding op het middendisplay u hiertoe verzoeken. Auto netjes in het midden van het parkeervak parkeren N.B.
BESTUURDERSONDERSTEUNING 1. Zet de keuzehendel in stand D. Wacht totdat het stuur gedraaid is en rijd langzaam vooruit. Uitparkeren met actieve parkeerhulp het stuur terugdraaien tot de maximale stuuruitslag om uit het parkeervak te kunnen rijden. 2. Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het beeld en de melding op het middendisplay u hiertoe verzoeken. De functie Uitparkeren kan u helpen om een parkeervak uit te rijden. 3. Schakel in de achteruit en rijd langzaam achteruit.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Beperkingen van de Actieve parkeerhulp* De actieve parkeerhulp PAP129 is niet in staat om in alle situaties alles te registreren, zodat er mogelijke beperkingen gelden voor de werking. WAARSCHUWING • • Let daarom in het bijzonder op mensen en dieren in de buurt van de auto. • Let erop dat de voorkant van de auto tijdens het parkeren kan uitzwenken naar het tegemoetkomende verkeer.
BESTUURDERSONDERSTEUNING BELANGRIJK Onder bepaalde omstandigheden kan PAP geen parkeerplaatsen vinden - een reden kan zijn dat de sensoren worden verstoord door externe geluidsbronnen, die dezelfde ultrasoonfrequenties afgeven als waar het systeem mee werkt. Voorbeelden van dergelijke bronnen zijn o.a. claxons, natte banden op asfalt, pneumatische remmen en uitlaatgeluid van motorfietsen.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Aanbevolen onderhoud van de actieve parkeerhulp De actieve parkeerhulp PAP131 werkt alleen optimaal, wanneer u de bijbehorende sensoren regelmatig reinigt met water en autoshampoo. Positie van de sensoren132. N.B. Vuil, sneeuw en ijs op de sensoren kunnen aanleiding geven tot onterechte waarschuwingssignalen, tot systeembeperkingen of ervoor zorgen dat het systeem niet meer werkt. Gerelateerde informatie • Actieve parkeerhulp* (p.
BESTUURDERSONDERSTEUNING Meldingen voor Actieve parkeerhulp* Op het bestuurders- en /of middendisplay verschijnen mogelijk meldingen voor de actieve parkeerhulp PAP133. In de volgende tabel staan voorbeelden. Melding Betekenis Parkeerhulpsysteem Een of meer van de sensoren van het systeem zijn geblokkeerd. Controleer dit en verhelp de storing zo spoedig mogelijk. Sensoren afgedekt, schoonmaken vereist Parkeerhulpsysteem Niet beschikbaar Service vereist Het systeem werkt niet naar behoren.
HYBRIDE-INFORMATIE
HYBRIDE-INFORMATIE Algemene informatie over Twin Engine De Twin Engine rijdt net als een gewone auto. Bepaalde functies wijken echter af van een auto die alleen op benzine of diesel rijdt. De elektromotor zorgt voornamelijk voor aandrijving op lage snelheden en de benzinemotor op hogere snelheden bij een actievere rijstijl.
HYBRIDE-INFORMATIE Hybride-accu opladen WAARSCHUWING Naast een brandstoftank zoals bij een conventionele auto is de auto ook uitgerust met een oplaadbare accu, een zogenoemde hybrideaccu, van het lithiumion-type. Laat het wisselen van de hybride-accu over aan een werkplaats - geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. De hybride-accu is te laden met een laadkabel met regeleenheid die in een opbergvak in de bagageruimte zit.
HYBRIDE-INFORMATIE || Oplading met benzinemotor De auto genereert stroomt voor de accu en de accu wordt opgeladen, bijv. bij een lichte druk op het rempedaal of bij het afremmen op de motor op een aflopende helling. De auto kan ook stroom genereren voor de hybride-accu en de accu opladen. • • • 2 432 Bij licht afremmen met het rempedaal wordt de hybride-accu opgeladen. De bewegingsenergie van de auto wordt dan omgezet in elektrische energie om de hybride-accu mee op te laden.
HYBRIDE-INFORMATIE ding niet wordt beïnvloed door de klimaatregeling of andere stroomverbruikers. Als de laadtijd langer lijkt, moet u dit onderzoeken. Stroomsterkte (A)A Laadtijd (uur) 6 6 10 3,5 16 A 2,5 De maximale laadstroom kan per markt verschillen. N.B. • Bij zeer koud of zeer warm weer wordt een deel van de laadstroom gebruikt om de hybride-accu en het interieur te verwarmen/koelen, wat tot een langere laadtijd leidt. • Selectie van preconditioning houdt een langere laadtijd in.
HYBRIDE-INFORMATIE Laadkabel WAARSCHUWING De laadkabel met regeleenheid dient om de hybride-accu van de auto op te laden. De laadkabel zit in het opbergvak onder de laadvloer in de bagageruimte. • De laadkabel heeft een geïntegreerde aardlekschakelaar. Laad alleen op aan geaarde en goedgekeurde contacten. • Houd kinderen in de gaten die in de buurt van een aangesloten laadkabel komen. • Er loopt een hoge spanning door de laadkabel.
HYBRIDE-INFORMATIE BELANGRIJK Maak de laadkabel schoon met een schone doek die vochtig is gemaakt met water óf met een mild reinigingsmiddel. Gebruik geen chemicaliën of oplosmiddelen. Dompel de laadkabel niet onder in water. Giet geen water over de laadkabel en de bijbehorende onderdelen en dompel deze evenmin onder. BELANGRIJK Stel de regeleenheid en de bijbehorende stekker niet bloot aan direct zonlicht.
HYBRIDE-INFORMATIE Temperatuurcontrole van de laadkabel Om ervoor te zorgen dat de auto steeds veilig kan worden opgeladen zijn de regeleenheid van de laadkabel en de stekker voorzien van ingebouwde controlefuncties voor de temperatuur. De temperatuurcontrole vindt voor een deel in de regeleenheid plaats en voor een deel in de stekker. N.B.
HYBRIDE-INFORMATIE Indicator die de ingestelde laadstroom aangeeft3. Het symbool brandt, wanneer de laadkabel is aangesloten op een 230V-stopcontact4 (wisselstroom). • Oplading van hybride-accu starten (p. 438) Klep van laadaansluiting openen en sluiten De klep van de laadaansluiting voor de hybrideaccu moet handmatig worden geopend. Toetsen om de laadstroom te verhogen en te verlagen. Het symbool brandt, wanneer de laadkabel is aangesloten op de laadaansluiting van de auto. N.B.
HYBRIDE-INFORMATIE || BELANGRIJK Plaats de afdekking van de laadaansluiting zo dat deze de lak niet beschadigt (bijvoorbeeld als het hard waait). Sluit de klep van de laadaansluiting in omgekeerde volgorde. N.B. Omdat de klep vergrendeld is tijdens het rijden, moet u de auto weer ontgrendelen om de klep te kunnen openen. Oplading van hybride-accu starten De hybride-accu van de auto is op te laden met een laadkabel tussen de auto een 230V-stopcontact5 (wisselstroom).
HYBRIDE-INFORMATIE WAARSCHUWING • De laadkabel heeft een geïntegreerde aardlekschakelaar. Laad alleen op aan geaarde en goedgekeurde contacten. • Houd kinderen in de gaten die in de buurt van een aangesloten laadkabel komen. • Er loopt een hoge spanning door de laadkabel. Blootstelling aan een hoge spanning kan ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken. • Gebruik de laadkabel niet als deze op enigerlei wijze is beschadigd.
HYBRIDE-INFORMATIE 5. || Klem de beschermdop van de laadkabelstekker vast zoals afgebeeld. BELANGRIJK Plaats om lakschade te voorkomen bij hevige storm bijvoorbeeld de beschermdop van de laadaansluiting dusdanig dat deze niet tegen het lakwerk aankomt. De laadkabelstekker wordt geblokkeerd/ vergrendeld en binnen zo'n 5 seconden gaat de oplading van start. Wanneer de oplading is gestart, knippert het groene LED-lampje in de laadaansluiting.
HYBRIDE-INFORMATIE Laadstatus in laadaansluiting op auto LED-lampje brandt Betekenis Een LED-lampje in de laadaansluiting geeft de laadstatus aan. Wit Hulpverlichting. Geel Stand-byA - in afwachting van oplading. Knippert groen Wordt opgeladenB. Groen Oplading gereedC. Rood Er is een storing opgetreden. A B C Positie van het LED-lampje van de laadaansluiting op de auto. Het LED-lampje geeft tijdens het opladen de actuele status aan.
HYBRIDE-INFORMATIE Laadstatus op regeleenheid laadkabel De lampjes op de regeleenheid van de laadkabel geven tijdens en na het opladen de laadstatus aan. Lampjes en toetsen van de regeleenheid.
HYBRIDE-INFORMATIE Indicatoren van de regeleenheid Status Betekenis Aanbevolen maatregel De indicator voor laadstroom (1) brandt niet. Het autosymbool (4) brandt continu groen. Stand-by • • De laadkabel is op de auto aangesloten. Wacht totdat de accu volledig is opgeladen. De huidige laadstroom wordt weergegeven met een groene indicator (1). Het autosymbool (4) brandt continu groen. Wordt opgeladen. • De elektronica van de auto heeft de oplading gestart. • Wordt opgeladen.
HYBRIDE-INFORMATIE Laadstatus op bestuurdersdisplay van auto geven. De informatie blijft staan het bestuurdersdisplay actief is. Op het bestuurdersdisplay wordt de laadstatus zowel met een symbool als met een tekst aangeSymbool A 444 Melding Betekenis Volledig opgeladen om: [Tijd] verschijnt in combinatie met een animatie met blauw pulserend licht door de laadkabel. Er vindt oplading plaats en het tijdstip verschijnt dat de accu naar schatting volledig opgeladen is.
HYBRIDE-INFORMATIE N.B. Als u het bestuurdersdisplay enige tijd niet gebruikt, wordt het gedeactiveerd. U kunt het display opnieuw activeren door: • • • het rempedaal te bedienen; een van de portieren te openen, of zet de auto in contactslotstand I door de START-knop rechtsom te draaien en los te laten. Gerelateerde informatie • • Hybride-accu opladen (p. 431) • Laadstatus in laadaansluiting op auto (p. 441) • Laadstatus op regeleenheid laadkabel (p.
HYBRIDE-INFORMATIE Oplading van hybride-accu beëindigen Sluit de oplading af door de auto te ontgrendelen, de laadkabel uit de laadaansluiting van de auto te halen en daarna uit het 230V-stopcontact7 (wisselstroom). N.B. Ontgrendel altijd de auto om het opladen te onderbreken, voordat u de stekker uit het 230V-contact (wisselspanning) haalt.
HYBRIDE-INFORMATIE • • Hybride-accu opladen (p. 431) Oplading van hybride-accu starten (p.
HYBRIDE-INFORMATIE Symbolen en meldingen voor Twin Engine op bestuurdersdisplay Op het bestuurdersdisplay kunnen enkele symbolen en meldingen verschijnen ten aanzien van Symbool Twin Engine. Ze kunnen ook verschijnen in combinatie met algemene controle- en waarschuwingssymbolen en doven nadat de onderliggende problemen zijn verholpen. Melding Betekenis 12V-accu Storing in de hybride-accu. Bezoek een werkplaatsA om de accu zo spoedig mogelijk te laten controleren. Laadfout, service urgent.
HYBRIDE-INFORMATIE Symbool Melding Betekenis Storing hybridesyst. Het hybridesysteem is defect. Bezoek een werkplaatsA om de werking zo spoedig mogelijk te laten controleren. Service vereist Laadkabel Vóór starten verwijderen Laadkabel Verwijderd? Draai knop en houd 7s ingedrukt A Verschijnt, wanneer u de auto probeert te starten, terwijl de laadkabel nog op de auto is aangesloten. Koppel de laadkabel los en sluit de klep van de laadaansluiting.
HYBRIDE-INFORMATIE Langdurige stalling van auto met hybride-accu 2. Om te zorgen dat de hybride-accu bij langdurige opslag (langer dan 1 maand) van de auto in een zo goed mogelijke staat blijft wordt aanbevolen om de ladingsgraad volgens het bestuurdersdisplay op zo'n 25% te houden. Ga als volgt te werk: Als de opslag langer dan 6 maanden heeft geduurd of het laadniveau van de hybrideaccu duidelijk lager is dan 25% - laad de accu weer tot ca.
STARTEN EN RIJDEN
STARTEN EN RIJDEN Motor starten De auto wordt gestart met de startknop op de tunnelconsole als de transpondersleutel zich in het interieur bevindt. met ondersteuning voor starten zonder sleutel (passief startsysteem). Om de auto te starten: 1. 2. De startknop op de tunnelconsole. WAARSCHUWING Vóór het starten: • • • Doe de veiligheidsgordel om. Stel stoel, stuur en spiegels in. Zorg ervoor dat het rempedaal volledig kan worden ingetrapt.
STARTEN EN RIJDEN dersdisplay verschijnt, wacht dan tot de melding verdwijnt en doe vervolgens een nieuwe startpoging. N.B. Voor bepaalde motortypen kan het stationaire toerental bij een koude start duidelijk hoger dan normaal zijn. Dit gebeurt om het uitlaatgasreinigingssysteem zo snel mogelijk op de normale bedrijfstemperatuur te krijgen waardoor de uitlaatgasemissies afnemen en het milieu wordt ontzien.
STARTEN EN RIJDEN Auto afzetten U zet de auto af met de startknop op de tunnelconsole. Gerelateerde informatie • • • • • Motor starten (p. 452) Contactslotstanden (p. 454) Stuurwiel instellen (p. 204) Starthulp met andere accu (p. 499) Contactslotstand kiezen (p. 455) Contactslotstanden Het elektrische systeem van de auto is in verschillende standen te zetten voor gebruik van verschillende autosystemen.
STARTEN EN RIJDEN Niveau 0 Functies Functies Contactslotstand kiezen • De koplampen worden ontstoken. Het elektrische systeem van de auto is in verschillende standen te zetten voor gebruik van verschillende autosystemen. Contactslotstand kiezen • Kilometerteller, klok en temperatuurmeter worden verlichtA. • Elektrisch bedienbare stoelen* zijn te verstellen. • Waarschuwings-/controlelampjes branden 5 seconden lang. • Elektrisch bedienbare ruiten zijn te gebruiken.
STARTEN EN RIJDEN veert automatisch terug naar de uitgangspositie. || • Contactslotstand II - Draai de startknop rechtsom en houd de knop zo’n 5 seconden in deze stand vast. Laat vervolgens knop los, die automatisch terugveert naar de uitgangspositie. • Terug naar contactslotstand 0 – Om terug te gaan naar contactslotstand 0 vanuit stand I en II moet u de startknop rechtsom draaien en de knop loslaten. De knop veert automatisch terug naar de uitgangspositie.
STARTEN EN RIJDEN Alcoholslot* omzeilen In noodsituaties of wanneer het alcoholslot defect is, kunt u het alcoholslot omzeilen om toch in de auto te kunnen rijden. Zie de desbetreffende handleiding voor het deactiveren van een bepaald alcoholslot. Bypass-functie activeren N.B. Alle bypass-activeringen worden geregistreerd en opgeslagen in een geheugen in de regeleenheid van het alcoholslot. Het is niet mogelijk een bypass te annuleren. Gerelateerde informatie • • • • Alcoholslot* (p.
STARTEN EN RIJDEN Remsystemen De remmen van de auto worden gebruikt om snelheid te minderen of om te voorkomen dat een geparkeerde auto wegrolt. Naast de bedrijfsrem en de parkeerrem heeft de auto meerdere andere systemen voor automatische remondersteuning. Deze systemen bieden ondersteuning doordat u bijvoorbeeld tijdens het wachten voor een verkeerslicht, het wegrijden op een oplopende helling of ritten op aflopende hellingen uw voet niet op het rempedaal hoeft te houden.
STARTEN EN RIJDEN mogelijk waarneembaar in de vorm van trillingen in het rempedaal. Bij licht afremmen wordt de hybrideaccu opgeladen. Bij licht remmen wordt op de elektromotor afgeremd. De bewegingsenergie van de auto wordt dan omgezet in elektrische energie om de hybride-accu mee op te laden. Het bestuurdersdisplay geeft aan dat de accu wordt opgeladen tijdens het afremmen op de elektromotor.
STARTEN EN RIJDEN Remversterker Remmen op natte rijbanen Remmen op gepekelde rijbanen Het systeem van een remversterker, BAS (Brake Assist System), helpt om bij afremmen de remkracht te verhogen en het verkort daarmee de remweg. Het systeem registreert de wijze waarop u het rempedaal bedient en verhoogt zo nodig de remkracht. De remkracht kan worden versterkt tot het niveau waarop het ABS-systeem ingrijpt. De regeling wordt uitgeschakeld, wanneer u de druk op het rempedaal vermindert.
STARTEN EN RIJDEN Onderhoud van het remsysteem Parkeerrem Controleer de componenten van het remsysteem regelmatig op slijtage. Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil te houden, dient u de service-intervallen van Volvo aan te houden zoals omschreven in het Serviceen garantieboekje. De remwerking van nieuwe en vervangen remblokken en remschijven is pas optimaal als ze na een paar honderd kilometer (mijl) rijden zijn 'ingesleten'.
STARTEN EN RIJDEN Parkeerrem activeren en deactiveren Symbool op bestuurdersdisplay Symbool Gebruik de parkeerrem om te voorkomen dat een stilstaande auto kan wegrollen. Betekenis Het symbool brandt wanneer de parkeerrem is geactiveerd. Parkeerrem activeren Als het symbool knippert, betekent dit dat er ergens een storing is opgetreden. Lees de melding op het bestuurdersdisplay. N.B. Bij activeren van de noodrem bij hogere snelheden klinkt er tijdens het remmen een signaal.
STARTEN EN RIJDEN Automatisch deactiveren 1. Doe de veiligheidsgordel om. Instelling voor automatische activering van de parkeerrem 2. Trap het rempedaal stevig in. 3. Start de motor. Geef aan of de parkeerrem automatisch moet worden geactiveerd bij uitschakeling van de auto. 4. Kies de schakelstand D of R en geef gas. > De parkeerrem wordt gelost en het symbool op het bestuurdersdisplay dooft. N.B.
STARTEN EN RIJDEN Bij een storing in de parkeerrem Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats als het na meerdere pogingen niet lukt om de parkeerrem te activeren of te deactiveren. Er klinkt een waarschuwingssignaal als u rijdt met de parkeerrem aangetrokken. Symbolen op het bestuurdersdisplay Symbool Als het symbool knippert, betekent dit dat er ergens een storing is opgetreden. Zie de melding op het bestuurdersdisplay.
STARTEN EN RIJDEN Symbolen op het bestuurdersdisplay Symbool Betekenis Het symbool brandt als het systeem het rempedaal gebruikt om de auto stil te houden. Automatische rem bij stilstand activeren en deactiveren • Het systeem blijft uitgeschakeld, totdat u het weer activeert. De automatische rem bij stilstand is te activeren met de knop op de tunnelconsole.
STARTEN EN RIJDEN Hulp tijdens het wegrijden op een helling Automatisch remmen na een aanrijding De hellingrem, Hill Start Assist (HSA), voorkomt dat de auto achteruitrolt bij het starten op een oplopende helling. Tijdens het achteruitrijden op een oplopende helling voorkomt het systeem dat de auto vooruitrolt. Het systeem zorgt ervoor dat de pedaaldruk enkele seconden lang op peil blijft, wanneer u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatst.
STARTEN EN RIJDEN Versnellingsbak Symbool De versnellingsbak is een onderdeel van de aandrijflijn (krachtoverbrenging) tussen motor en aandrijfwielen. De versnellingsbak heeft tot taak de overbrengingsverhouding af te stemmen op de gewenste snelheid en vermogensbehoefte. De auto heeft een achttraps automaatbak en een elektromotor voor de achterwielaandrijving. Dankzij de verschillende versnellingen zijn het motorkoppel en het motorvermogen efficiënt te benutten.
STARTEN EN RIJDEN || Verander van schakelstand door de veerbelaste keuzehendel voor- of achteruit te duwen. Kies stand P wanneer de auto geparkeerd staat of als de motor moet worden gestart. De auto moet stilstaan, wanneer u de parkeerstand kiest. Om vanuit de parkeerstand een andere schakelstand te kunnen kiezen, moet u in contactslotstand II het rempedaal bedienen. Zet bij het parkeren eerst de parkeerrem aan en kies daarna de parkeerstand.
STARTEN EN RIJDEN Remstand - B Stand B is op elk moment tijdens het rijden in te schakelen. In stand B remt de auto bij het terugnemen van gas op de elektromotor af en ondertussen wordt de hybride-accu bijgeladen. Dit biedt meer mogelijkheden tot bijladen van de hybride-accu, omdat er ook wordt bijgeladen wanneer u het rempedaal bedient. Om handmatig op te kunnen schakelen naar een hogere versnelling moet de auto zijn uitgerust met stuurpaddles*. • Duw de keuzehendel naar voren om stand D te hervatten.
STARTEN EN RIJDEN || – Haal een van de paddles naar achteren - in de richting van het stuurwiel - en laat deze weer los. "-": Eerstvolgende lagere versnelling inschakelen. "+": Eerstvolgende hogere versnelling inschakelen. Bij iedere bediening van de paddles wordt er geschakeld, tenzij het motortoerental buiten het toelaatbare bereik komt. Na iedere schakeling geeft het bestuurdersdisplay het cijfer van de ingeschakelde versnelling weer.
STARTEN EN RIJDEN Gerelateerde informatie • Schakelstanden van een automatische versnellingsbak (p. 467) Kickdownfunctie Schakelindicator* Gebruik de kickdown om zo snel mogelijk te accelereren zoals bij het inhalen. Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot voorbij de normale volgasstand), schakelt de versnellingsbak automatisch terug naar een lagere versnelling. Dit is de zogenoemde kickdown.
STARTEN EN RIJDEN Vierwielaandrijving Aandrijving Bij vierwielaandrijving, AWD (All Wheel Drive), worden alle vier de wielen van de auto tegelijk aangedreven, wat de wegligging verbetert. Volvo Twin Engine combineert een verbrandingsmotor voor de voorwielaandrijving met een elektromotor voor de achterwielaandrijving. De elektromotor die de achterwielen aandrijft biedt de mogelijkheid tot elektrische vierwielaandrijving.
STARTEN EN RIJDEN de verbrandingsmotor ondersteunen met extra stroom. Verbrandingsmotor van de Twin Engine starten en afzetten Elektromotor - Drijft de auto aan bij ritten op stroom. Biedt extra motorkoppel en -vermogen tijdens het optrekken. Biedt de mogelijkheid tot elektrische vierwielaandrijving. Zet remenergie om in stroom. Een geavanceerd regelsysteem bepaalt wanneer de auto met de verbrandingsmotor of met de elektromotor wordt aangedreven of met beide tegelijk.
STARTEN EN RIJDEN Rijmodi De gekozen rijmodus past de rijeigenschappen van de auto aan om de rijbeleving te verbeteren en ondersteuning te bieden in bepaalde omstandigheden. Dankzij de rijmodi kunt u in uiteenlopende rijomstandigheden snel gebruikmaken van de verschillende autosystemen en instellingen.
STARTEN EN RIJDEN De rijmodus is afgestemd op een laag energieverbruik bij een optimale mix van elektromotor en verbrandingsmotor, zonder afbreuk te doen aan klimaatcomfort of rijervaring. Als een hogere acceleratie gewenst is, wordt het maximaal beschikbare extra vermogen van de elektrische aandrijflijn ingezet. De auto registreert tevens of de rijomstandigheden vierwielaandrijving vereisen en schakelt deze dan automatisch in.
STARTEN EN RIJDEN || Eco-klimaat In de rijmodus Pure wordt automatisch het Ecoklimaat voor de passagiersruimte geactiveerd om het stroomverbruik te beperken. N.B. Bij activering van de rijmodus Pure worden enkele parameters in de instellingen van de klimaatregeling gewijzigd en gelden functiebeperkingen voor bepaalde elektrische verbruikers.
STARTEN EN RIJDEN AWD • De wegligging en rijeigenschappen van de auto verbeteren door verlengde vierwielaandrijving. In deze rijmodus wordt de auto vergrendeld in de vierwielaandrijving. Een optimale verdeling van voor- en achteraskoppel zorgt voor de beste begaanbaarheid, rijstabiliteit en tractie, bijvoorbeeld bij gladheid, bij het rijden met een zware aanhangwagen of bij het slepen. De rijmodus AWD is altijd beschikbaar, ongeacht de laadstatus van de hybride-accu.
STARTEN EN RIJDEN || 3. Kies onder Presets een rijmodus als uitgangspunt: Pure, Hybrid of Power. Instellingen die kunnen worden aangepast, zijn instellingen voor: • • • • • • Bestuurdersscherm Stuurkracht Kenmerken aandrijflijn Gerelateerde informatie • • • • Rijmodus wijzigen (p. 478) Zuinig rijden (p. 486) Hybridemeter (p. 91) Algemene informatie over Twin Engine (p. 430) Rijmodus wijzigen De rijmodus is te wijzigen met de bediening op de tunnelconsole.
STARTEN EN RIJDEN Als een rijmodus in de lijst grijs gearceerd staat, is deze modus niet te selecteren. Gerelateerde informatie • • • Rijmodi (p. 474) Lagesnelheidsregeling activeren en deactiveren met functieknop (p. 484) Afdalingsremregeling activeren en deactiveren met functieknop (p.
STARTEN EN RIJDEN Niveauregeling* en schokdemping De niveauregeling van de auto stemt de vering en schokdemping van de auto automatisch af op optimaal comfort en functioneren tijdens het rijden. Er is ook handmatige niveauregeling mogelijk om bijvoorbeeld gemakkelijker bagage te kunnen in- en uitladen of het in- en uitstappen te vereenvoudigen. regeld op basis van de ondergrond, de mate van versnelling/vertraging en de vraag of de auto op rechte stukken of in bochten rijdt.
STARTEN EN RIJDEN Symbolen en meldingen op bestuurdersdisplay Symbool Melding Betekenis Vering De gebruiker heeft de niveauregeling handmatig uitgeschakeld. Door gebruiker uitgezet Tijdelijk beperkte prestaties De prestaties van de niveauregeling zijn tijdelijk gereduceerd op grond van de belasting van het systeem. Als deze melding vaak verschijnt (bijv. meerdere keren per week), neem dan contact op met een werkplaatsA. Vering Er is een storing opgetreden.
STARTEN EN RIJDEN || Symbool Melding Betekenis Vering Afremmen Auto te hoog Er is een storing opgetreden. Als de melding tijdens het rijden verschijnt, neem dan contact op met een werkplaatsA. Vering Er vindt afstelling tot het beoogde niveau plaats. Niveau auto aut. afstellen A Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Gerelateerde informatie • • 482 Instellingen voor niveauregeling* (p. 483) Rijmodi (p. 474) * Optie/accessoire.
STARTEN EN RIJDEN Instellingen voor niveauregeling* Het niveau van de auto is aan te passen om het in- en uitladen of in- of uitstappen te vereenvoudigen. Schakel de niveauregeling uit wanneer u de auto moet opnemen met een krik om problemen met de automatische niveauregeling te voorkomen. Activeer de in- en uitstapfunctie via het middendisplay: 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. 2. Druk op My Car 3. Kies Veringsregeling Easy Entry en Exit.
STARTEN EN RIJDEN || N.B. Wanneer het LSC met HDC geactiveerd is door de rijstand OFF ROAD, veranderen het gaspedaalgevoel en de motorrespons. N.B. De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de openbare weg. Lagesnelheidsregeling activeren en deactiveren met functieknop Bij een auto zonder rijmodusknop op de tunnelconsole is het functiescherm van het middendisplay voorzien van een functieknop voor de lagesnelheidsregeling van Hill Descent Control.
STARTEN EN RIJDEN daarvoor het rempedaal hoeft te bedienen. Bij activering van het systeem gaan de remlichten branden. N.B. De rijstand is niet geschikt voor gebruik op de openbare weg. Met het rempedaal kunt u de auto altijd remmen en langzamer stapvoets rijden of de auto helemaal tot stilstand brengen. De regeling wordt samen met de lagesnelheidsregeling Low Speed Control (LSC) geactiveerd en biedt ondersteuning bij ritten in het terrein en op een gladde ondergrond en verbetert de rijeigenschappen.
STARTEN EN RIJDEN || Gerelateerde informatie • • Afdalingsremregeling (p. 484) Rijmodus wijzigen (p. 478) Zuinig rijden Rijd zuinig en milieubewust door rustig en met vooruitziende blik te rijden én door uw rijstijl en snelheid aan te passen aan de situatie. wordt gekoeld of verwarmd. Parkeer bijvoorbeeld liefst in een geklimatiseerde garage. • Bij een korte rit na preconditioning van het interieur moet u, zo mogelijk, de interieurventilator of bij warm weer de airconditioning uitschakelen.
STARTEN EN RIJDEN Rijden • Activeer voor het laagste energieverbruik rijmodus Pure. • • • Rijd met gelijkmatige snelheid en met vooruitziende blik om zo weinig mogelijk te hoeven remmen. Een dergelijke rijstijl levert het laagste stroomverbruik op. Balanceer de vermogensbehoefte met het gaspedaal. Raadpleeg de indicatie voor het beschikbare vermogen van de elektromotor om te voorkomen dat de verbrandingsmotor onnodig aanslaat.
STARTEN EN RIJDEN Elektrisch rijden Bij ritten op stroom zorgt de Volvo Twin Engine voor de ideale combinatie van zuinigheid, lage emissies en goede prestaties. Om zo zuinig mogelijk te rijden: • Kies de rijmodus Pure om zo ver mogelijk te komen op alleen stroom. • Balanceer de vermogensbehoefte met het gaspedaal. Raadpleeg de indicatie voor het beschikbare vermogen van de elektromotor op de hybridemeter van het bestuurdersdisplay om te voorkomen dat de verbrandingsmotor onnodig aanslaat.
STARTEN EN RIJDEN Factoren die u zelf niet kunt beïnvloeden Er zijn meer externe omstandigheden die in verschillende mate van invloed zijn op de actieradius: Factoren die u zelf kunt beïnvloeden U moet zich bewust zijn van het feit dat de volgende factoren van invloed zijn op de actieradius, zodat u de auto zo zuinig mogelijk kunt besturen: • • • • • • • • • • • • verkeerssituatie korte afstanden topografie buitentemperatuur en tegenwind toestand van de weg en oppervlaktelaag.
STARTEN EN RIJDEN "Hold" en "Charge"-functie In bepaalde situaties is het handig om de ladingsgraad van de hybride-accu tijdens het rijden te kunnen beïnvloeden. Dit is mogelijk met de functies Hold en Charge die in alle rijmodi beschikbaar zijn. Functieknoppen voor Hold en Charge U activeert de functies in het functiescherm van het middendisplay. Charge Motor laadt hybrideaccu op.
STARTEN EN RIJDEN Voorbereidingen voor een lange rit Voor aanvang van een autovakantie of een langere autorit is het belangrijk om de functies en uitrusting van de auto eens goed te controleren.
STARTEN EN RIJDEN taccu wordt zwaarder belast bij koud weer en ook de accucapaciteit neemt af bij vorst. || • Giet sproeiervloeistof met antivries in het sproeiervloeistofreservoir om ijsvorming te voorkomen. Nieuwe auto's en gladde wegen Voor optimale grip bij gevaar voor sneeuw of ijs adviseert Volvo u om de auto rondom van winterbanden te voorzien. • Ongunstige rijomstandigheden voor motorolie (p.
STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK Bepaalde auto-onderdelen (zoals motor, versnellingsbak, aandrijving of elektrische componenten) raken mogelijk beschadigd bij het doorwaden op plekken waar het water hoger staat dan de autovloer. Schade aan een component veroorzaakt door overstroming, hydrostatische vergrendeling of oliegebrek valt niet onder de garantie. Probeer bij een motorstop in water niet opnieuw te starten.
STARTEN EN RIJDEN || N.B. Na het openen van de tankvulklep moet er binnen zo'n tien minuten worden getankt. Na tien minuten sluit namelijk de afsluiter die bij bediening van de knop werd geopend, zodat het vulpistool afslaat en er niet meer kan worden getankt. Als de afsluiter mocht sluiten voordat u klaar bent met tanken, druk dan opnieuw op de knop en wacht totdat de melding Brandstoftank Klaar voor tanken op het bestuurdersdisplay verschijnt. 2. Sluit na het tanken de klep door er licht op te drukken.
STARTEN EN RIJDEN 4. Hanteren van brandstof Giet de tank niet te vol door het vulpistool na de eerste afslag uit de vulopening te halen. > De tank is vol. Gebruik geen brandstof met een kwaliteit die slechter is dan de kwaliteit die door Volvo wordt aanbevolen, omdat dit een negatief effect heeft op het motorvermogen en het brandstofverbruik. N.B. Een overvolle tank kan bij warm weer overstromen. WAARSCHUWING Zorg altijd dat u geen brandstofdampen inademt of brandstofspatten in de ogen krijgt.
STARTEN EN RIJDEN || WAARSCHUWING Op de grond gemorste brandstof kan vlam vatten. Schakel de verwarming op brandstof uit voordat u gaat tanken. Heb nooit een ingeschakelde mobiele telefoon bij u als u staat te tanken. Door het belsignaal kan er vonkvorming ontstaan waardoor de benzinedampen ontsteken en dat kan tot brand en letsel leiden. BELANGRIJK Door mengsels van verschillende soorten brandstoffen of het gebruik van niet aanbevolen brandstof vervallen de garanties van Volvo en evt.
STARTEN EN RIJDEN BELANGRIJK Benzineroetfilter • Gebruik alleen loodvrije benzine om schade aan de katalysator tegen te gaan. Een benzinemodel is uitgerust met een roetfilter voor een effectievere uitlaatgasreiniging. • Het gebruik van brandstof met metaaladditieven is niet toegestaan. • Gebruik geen toevoegingen die niet door Volvo zijn aanbevolen. In normale rijomstandigheden blijven roetdeeltjes uit de uitlaatgassen in het benzineroetfilter achter.
STARTEN EN RIJDEN Oververhitting van motor en aandrijving Transmissie warm Ga langzamer rijden om temperatuur te verlagen of Transmissie heet Stop veilig, wacht op koelen verschijnt. Volg in dat geval het advies op en matig uw snelheid of breng de auto op een veilige plek tot stilstand om de motor enkele minuten stationair te laten draaien, zodat de versnellingsbak kan afkoelen.
STARTEN EN RIJDEN Overbelasting van de startaccu De elektrische functies van de auto belasten de startaccu in verschillende mate. Laat het contactslot niet te lang achtereen in stand II staan, wanneer de auto is uitgeschakeld. Maak in plaats daarvan gebruik van contactslotstand I het stroomverbruik is dan minder. Gerelateerde informatie • • Startaccu (p. 639) Contactslotstanden (p. 454) Starthulp met andere accu Als de startaccu uitgeput is, kunt u de auto starten met stroom van een hulpaccu.
STARTEN EN RIJDEN || Als u een hulpaccu gebruikt bij het starten wordt geadviseerd de volgende stappen aan te houden om kortsluiting en andere schade te voorkomen: 1. Zet het elektrische systeem van de auto in de contactslotstand 0. 2. Controleer of de hulpaccu een spanning van 12 V levert. 3. Als de hulpaccu in een andere auto is gemonteerd, moet u de motor van die auto afzetten en ervoor zorgen dat de beide auto's elkaar niet raken. 4.
STARTEN EN RIJDEN N.B. U kunt de auto niet starten bij een uitgeputte hybride-accu. Gerelateerde informatie • • • • Motor starten (p. 452) Contactslotstanden (p. 454) Stuurwiel instellen (p. 204) Contactslotstand kiezen (p. 455) Trekhaak* N.B. De auto is uit te rusten met een trekhaak, zodat bijvoorbeeld een aanhanger achter de auto te hangen is. Er zijn verschillende trekhaakuitvoeringen verkrijgbaar voor de auto – neem voor informatie contact op met een Volvo-dealer.
STARTEN EN RIJDEN Specificaties van de trekhaak* Afmetingen, bevestigingspunten in mm (inch) Afmetingen en bevestigingspunten voor de trekhaak. A 1476 (58,1) B 86 (3,4) C 875 (34,4) D 437,5 (17,2) E Zie afbeelding boven F 273 (10,7) G Middelpunt kogel Gerelateerde informatie • • 502 Trekhaak* (p. 501) Trekgewichten en kogeldruk (p. 684) In- en uitklapbare trekhaak* De in-/uitklapbare trekhaak is altijd gemakkelijk bereikbaar en eenvoudig uit of in te klappen als dat nodig is.
STARTEN EN RIJDEN 1. 3. 2. Open de achterklep Rechtsachter in de bagageruimte zit een knop voor het in- en uitklappen van de trekhaak. Het led-lampje in de knop brandt permanent oranje, als de uitklapfunctie actief is. Druk de knop in en laat hem weer los - drukt u te lang, dan kan dat betekenen dat het uitklappen niet start. > De trekhaak klapt uit in een onvergrendelde stand. De led knippert oranje.
STARTEN EN RIJDEN || N.B. 1. 2. De stroomspaarstand wordt na enige tijd geactiveerd en het controlelampje dooft. Het systeem wordt opnieuw geactiveerd door de achterklep te sluiten en daarna opnieuw te openen. Dit geldt zowel bij het in- als uitklappen van de trekhaak. Als het elektrische systeem heeft gedetecteerd dat er een aanhanger achter de auto hangt, stopt het controlelampje met branden.
STARTEN EN RIJDEN Rijden met aanhangwagen Bij ritten met een aanhangwagen moet u op enkele dingen letten zoals de trekhaak, de aanhangwagen en hoe u de aanhangwagen laadt. Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar gewicht van de auto. Het laadvermogen dient te worden verminderd met de som van het gewicht van eventuele inzittenden en dat van gemonteerde accessoires, zoals een trekhaak. versnelling bij handmatig schakelen en pas uw snelheid aan.
STARTEN EN RIJDEN || Niveauregeling* De niveauregeling van de auto streeft ernaar om ongeacht de belading dezelfde rijhoogte aan te houden (tenzij het maximaal toelaatbare gewicht wordt overschreden). Wanneer de auto stilstaat, zakt de achterkant normaal iets omlaag. Rijden in heuvelachtige gebieden en landen met een warm klimaat Onder bepaalde omstandigheden bestaat het risico van oververhitting tijdens het rijden met aanhangwagen.
STARTEN EN RIJDEN Werking van de aanhangwagenstabilisering De aanhangwagenstabilisering houdt continu de bewegingen van de auto in de gaten en in het bijzonder de dwarsbewegingen. Als een neiging tot slingeren geregistreerd wordt, worden de voorwielen ieder afzonderlijk dusdanig afgeremd dat de combinatie gestabiliseerd wordt. Vaak is dit voldoende om de auto weer onder controle te krijgen.
STARTEN EN RIJDEN || Mistachterlicht op de aanhangwagen Bij aansluiting van een aanhangwagen gaat het mistachterlicht van de auto mogelijk niet branden, in dat geval neemt het mistachterlicht op de aanhangwagen de functie over. Controleer daarom in deze gevallen bij activering van het mistachterlicht of de aanhangwagen is uitgerust met een mistachterlicht om de auto met aanhangwagen op een veilige manier te kunnen besturen. 3. 4. Kijk of alle lampen op de aanhangwagen ook daadwerkelijk branden. 5.
STARTEN EN RIJDEN Een fietsdrager die op de trekhaak is gemonteerd is van invloed op de rijeigenschappen van de auto, op grond van bijvoorbeeld: • • • • het grotere gewicht van de auto het gereduceerde acceleratievermogen de gereduceerde bodemvrijheid het gewijzigde remvermogen. Adviezen voor het vervoer van fietsen op een fietsdrager Hoe groter de afstand tussen het zwaartepunt van de last en de trekhaakkogel hoe groter de belasting van de trekhaak.
STARTEN EN RIJDEN || Gerelateerde informatie • Sleepoog monteren en demonteren (p. 510) • • • • Alarmlichten (p. 165) Bergen (p. 511) Starthulp met andere accu (p. 499) Contactslotstand kiezen (p. 455) Sleepoog monteren en demonteren Gebruik het sleepoog als u met uw auto een ander voertuig wilt slepen. Schroef het sleepoog vast in een draadbus achter een afdekking aan de rechterzijde van de achterbumper. N.B. Als de auto is uitgerust met een trekhaak, is er geen achterste sleepoogbevestiging.
STARTEN EN RIJDEN 3. Schroef het sleepoog tot aan de aanslag naar binnen. Draai het oog stevig vast, steek bijvoorbeeld de wielmoersleutel* door het oog om deze als hefboom te gebruiken. Bergen WAARSCHUWING Bij het bergen wordt de auto met behulp van een ander voertuig weggesleept. Roep professionele hulp in voor berging. Het is toegestaan het sleepoog te gebruiken om de auto op een bergingsvoertuig met laadvloer te trekken.
STARTEN EN RIJDEN HomeLink®*9 Knop 3 HomeLink®*12 programmeren HomeLink®10 Controlelampje Volg de instructies op om HomeLink® te programmeren, de fabrieksinstellingen te herstellen of een knop te herprogrammeren. is een programmeerbare afstandsbediening die in het elektrische systeem van de auto geïntegreerd is en tot drie verschillende installaties (zoals een garagedeuropener, alarmsysteem, huis- en tuinverlichting) op afstand kan bedienen en daarmee de originele afstandsbedieningen vervangt.
STARTEN EN RIJDEN 1. Richt de afstandsbediening op de te programmeren HomeLink®-knop en houd de afstandsbediening op zo'n 2–8 cm (1–3 inch) van de knop. Blokkeer het controlesymbool van HomeLink® niet. Opmerking! Met sommige afstandsbedieningen is HomeLink® beter te programmeren op een afstand van zo'n 15–20 cm (6–12 inch). Denk daaraan als er problemen zijn met programmeren. 2. 13 Houd zowel op de afstandsbediening als op HomeLink® de knoppen ingedrukt die u wilt programmeren.
STARTEN EN RIJDEN || Neem bij programmeringsproblemen contact op met HomeLink® via: www.HomeLink.com, www.youtube.com/HomeLinkGentex of bel 00 8000 466 354 65 (of het betaalnummer +49 6838 907 277)14. – Afzonderlijke knop herprogrammeren Doe het volgende om één afzonderlijke HomeLink®-knop te programmeren: 1. Druk op de gewenste knop en houd deze zo'n 20 seconden ingedrukt. 2. Wanneer het controlelampje op HomeLink® langzaam gaat knipperen kunt u op de gebruikelijke manier programmeren.
STARTEN EN RIJDEN Gerelateerde informatie • • • HomeLink®* (p. 512) HomeLink®* programmeren (p. 512) Typegoedkeuring voor HomeLink®* (p. 515) Typegoedkeuring voor HomeLink®*15 Typegoedkeuring voor de EU Gentex Corporation verklaart bij dezen dat de radioapparatuur van het type HomeLink® UAHL5 in overeenstemming is met de richtlijn 2014/53/EU. Kompas In de rechter bovenhoek van de achteruitkijkspiegel zit een display waarop wordt aangegeven in welke richting de voorkant van de auto wijst.
STARTEN EN RIJDEN Kompas activeren en deactiveren Kompas kalibreren In de rechter bovenhoek van de achteruitkijkspiegel zit een display waarop wordt aangegeven in welke richting de voorkant van de auto wijst. De aarde is in 15 magnetische zones verdeeld. Het kompas dient te worden gekalibreerd als u met de auto meerdere magnetische zones doorkruist. Kompas activeren en deactiveren Kalibreer als volgt: Het kompas wordt automatisch geactiveerd bij het starten van de motor. 1.
STARTEN EN RIJDEN 7. Voor auto’s met elektrische voorruitverwarming*: Als bij activering van de elektrische voorruitverwarming het teken C op het display verschijnt, kalibreer dan volgens punt 6 hierboven met de elektrische voorruitverwarming ingeschakeld. 8. Herhaal de bovenstaande procedure zo nodig. Gerelateerde informatie • • Kompas (p. 515) Kompas activeren en deactiveren (p. 516) * Optie/accessoire.
GELUID, MEDIA EN INTERNET
GELUID, MEDIA EN INTERNET Audio, media en internet Het audio- en mediasysteem bestaat uit een mediaspeler en een radio. Het is ook mogelijk een telefoon aan te sluiten via Bluetooth om handsfree te bellen of draadloos muziek in de auto af te spelen. Wanneer de auto een internetverbinding heeft, kunt u ook apps gebruiken voor het afspelen van media.
GELUID, MEDIA EN INTERNET • Toon - persoonlijke instellingen voor bijvoorbeeld lage en hoge tonen en equalizer. • Balans - onderlinge balans tussen de luidsprekers links/rechts en de luidsprekers voor/achter. • Systeemvolumes - voor het aanpassen van het volume van de verschillende autosystemen, bijv. Stembediening, Parkeerhulp en Ringtone telefoon. Geluidsweergave* • Studio - de geluidsweergave is te optimali- N.B. seren voor Bestuurder, Alles en Achter. Dek de microfoons in de auto niet af.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Apps Start een app door in het appscherm op het middendisplay de desbetreffende app aan te klikken. Op het appscherm staan applicaties (apps) die toegang bieden tot bepaalde autofuncties. Veeg van rechts naar links1 over het middendisplay om vanuit het homescherm het appscherm te openen. Hier liggen apps die zijn gedownload (apps van derden) maar ook apps voor ingebouwde functies, bijvoorbeeld FM-radio. Gerelateerde informatie • • • • • • Apps downloaden (p.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Apps downloaden 3. Wanneer de auto een internetverbinding heeft, kunt u ook nieuwe apps downloaden. N.B. 4. Het downloaden van data kan van invloed zijn op andere diensten die gebruik maken van gegevensuitwisseling, zoals de internetradio. Als u deze invloed op andere diensten als hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden annuleren. Het is ook mogelijk om andere diensten te annuleren of tijdelijk te onderbreken. N.B.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || Alle apps bijwerken 1. Open de app Download Center op het appscherm. 2. 3. Kies Applicatie-updates om een lijst te openen met alle beschikbare updates. • 524 U kunt naar de radiofrequentiebanden voor FM en digitale radio (DAB)* luisteren. Wanneer de auto een internetverbinding heeft is het ook mogelijk om webradio te beluisteren. 1. Open de app Download Center op het appscherm. 2. Kies Applicatie-updates om een lijst te openen met alle geïnstalleerde apps. 3.
GELUID, MEDIA EN INTERNET • • • • RDS-radio (p. 529) Radio starten Auto met actieve internetverbinding* (p. 555) De radio is te starten vanuit het appscherm van het middendisplay. 1. Open de gewenste radioband (bijvoorbeeld FM) vanuit het appscherm. Stembediening radio en media (p. 153) Mediaspeler (p. 531) 2. • Van radioband en radiozender wisselen (p. 526) • • • Radiofavorieten instellen (p. 527) Instellingen voor radio (p. 528) Stembediening radio en media (p. 153) Kies een radiokanaal.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Van radioband en radiozender wisselen 2. Hier volgen instructies voor het wisselen van frequentieband, het wisselen van kanaallijst in de gekozen radioband en het wisselen van radiokanaal in de gekozen lijst. 3. Van radioband wisselen Open met een vegende beweging het appscherm op het middendisplay en kies de gewenste radioband (zoals FM) of open het appmenu van het bestuurdersdisplay met de rechter knoppenset van het stuurwiel en maak vervolgens een keuze.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Handmatig kanalen zoeken Radiofavorieten instellen U kunt een radiokanaal toevoegen aan de app Radiofavorieten en aan de lijst met favorieten van de bewuste frequentieband (bijv. FM). Hier volgen de instructies voor het toevoegen en verwijderen van favorieten. Radiofavorieten Radiofavorieten laten de opgeslagen favorieten van alle radiobanden zien. Wanneer u handmatig kanalen zoekt, schakelt de radio bij een slechte ontvangst niet meer automatisch over op een andere frequentie.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Instellingen voor radio Er zijn diverse radiofuncties te activeren en deactiveren. Verkeersbericht onderbreken Een lopende uitzending van bijvoorbeeld een verkeersbericht is tijdelijk te onderbreken door op van de rechter stuurknoppenset of op Annuleren op het middendisplay te drukken. Radiofuncties activeren en deactiveren Veeg het hoofdscherm open en kies Instellingen Media gevolgd door de gewenste radioband om de beschikbare functies te bekijken.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Gerelateerde informatie • • • Radio (p. 524) Digitale radio* (p. 530) Symbolen op de statusbalk van het middendisplay (p. 127) RDS-radio RDS (Radio Data System) zorgt ervoor dat de radio automatisch overschakelt naar de sterkste zender. RDS biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld verkeersinformatie te ontvangen en naar bepaalde soorten programma's te zoeken. RDS verbindt FM-zenders in een netwerk met elkaar.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Digitale radio* (DAB3) Digitale radio is een systeem voor digitale overdracht van radiosignalen. De radio ondersteunt DAB, DAB+ en DMB4. De radio is te bedienen via stemcommando's, de stuurknoppen of via het middendisplay. De app voor digitale radio is te starten vanuit het appscherm op het middendisplay. Digitale radio is op dezelfde manier te beluisteren als andere radiobanden, zoals FM.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Mediaspeler Gerelateerde informatie De mediaspeler kan geluidsbestanden op de cd-speler* en op externe mediabronnen weergeven die zijn aangesloten via de USB-poort of Bluetooth. De speler kan ook videobestanden weergegeven via de USB-poort. Wanneer de auto een internetverbinding heeft is het ook mogelijk om webradio, audioboeken en muziekdiensten via apps te beluisteren. • • • • • • • • • • Media afspelen (p. 531) Media regelen en van media wisselen (p. 533) Media zoeken (p.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || CD* 1. Plaats een cd. 2. Open de app Cd vanuit het appscherm. 3. Kies wat er moet worden afgespeeld. > Het afspelen start. USB-stick 1. Plaats de USB-stick. 2. Open de app USB vanuit het appscherm. 3. Kies wat er moet worden afgespeeld. > Het afspelen start. Mp3-speler en iPod® N.B. Eenheid met Bluetooth-verbinding 1. Activeer Bluetooth op de desbetreffende mediabron. Android Auto Android Auto staat in een apart artikel beschreven. 2. Sluit de mediabron aan.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Media regelen en van media wisselen onder het middendisplay of op ter stuurknoppenset. De weergave van media is te regelen via stembediening, de stuurknoppenset of het middendisplay. De mediaspeler is te bedienen via stembediening, de stuurknoppen of via het middendisplay. Van track/nummer wisselen - op de gewenste track op het middendisplay drukken, op of onder het middendisplay of op de rechter stuurknoppenset drukken.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Media zoeken U kunt artiesten, componisten, tracks, albums, video’s, luisterboeken, speellijsten en bij een auto met een actieve internetverbinding podcasts (digitale media via internet) zoeken. Gerelateerde informatie • • • • Mediaspeler (p. 531) Auto met actieve internetverbinding* (p. 555) Media afspelen (p. 531) Handmatig tekens, letters of woorden invoeren op middendisplay (p.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Gerelateerde informatie • • Media afspelen (p. 531) Licentieovereenkomst voor audio en media (p. 565) Cd-speler* Video De mediaspeler kan cd's met compatibele audiobestanden afspelen. Videobestanden op apparaten die zijn aangesloten op de USB-poort zijn via de mediaspeler weer te geven. Wanneer de auto begint te rijden verdwijnt het beeld, maar het geluid is nog steeds te horen. Het beeld komt weer terug, wanneer de auto stilstaat.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Video afspelen DivX® weergeven Instellingen voor video Video's zijn af te spelen via de app USB op het appscherm. 1. Sluit een mediabron (USB-eenheid) aan. Om Video-on-Demand-films (VOD) in DivX-formaat te kunnen afspelen moet u deze DivX Certified® eenheid eerst registreren. 2. Open de app USB vanuit het appscherm. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. 3. Tik op de titel die u wilt afspelen. > Het afspelen start. 2.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Media via Bluetooth® Eenheid aansluiten via Bluetooth® Bluetooth®-apparaat Media AUX/USB-poort De mediaspeler in de auto is uitgerust met Bluetooth en kan draadloos audiobestanden op externe Bluetooth-eenheden afspelen zoals mobiele telefoons en laptops. De mediaspeler kan audiobestanden op een externe eenheid alleen draadloos afspelen als deze eenheid eerst via Bluetooth aan de auto is gekoppeld.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Eenheid aansluiten via USB-poort Via een van de USB-poorten in de auto is een externe audiobron zoals een iPod® of mp3-speler aan te sluiten op het audiosysteem. Bij gebruik van Apple CarPlay* en Android Auto* moet de telefoon worden aangesloten op de USB-poort met een witte omlijsting (als er twee USB-poorten zijn). USB-poorten (type A) in de tunnelconsole. Laat de kabel naar voren toe liggen, zodat deze bij het sluiten van het klepje niet bekneld raakt.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Tv* gebruiken6 De tv is te starten vanuit het appscherm. Tik op de app TV en kies een zender. De tv zoekt automatisch de best doorkomende zenders. Tv-gids U beschikt over een tv-gids met informatie over tv-programma's voor de komende 48 uur. – Lijst met beschikbare tv-zenders 1. Druk op Bibliotheek 2. Kies weergave via TV-kanalen of Favorieten. 3. Kies het gewenste kanaal. N.B.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Apple® CarPlay®* CarPlay biedt u de mogelijkheid om tijdens het rijden muziek te beluisteren, te bellen, routeinstructies te ontvangen, sms-berichten te versturen/ontvangen en Siri te raadplegen, zonder afgeleid te worden. CarPlay werkt alleen met bepaalde Apple-apparaten. Bij auto's zonder CarPlay is de app achteraf te installeren. Neem contact op met een Volvo-dealer om CarPlay te installeren.
GELUID, MEDIA EN INTERNET 4. 5. Neem de voorwaarden door en druk vervolgens op Accepteren om een verbinding te maken. > Het deelscherm met CarPlay wordt geopend en de compatibele apps verschijnen. Druk op de gewenste app. > De app wordt gestart. 4. 3. Druk op de gewenste app. > De app wordt gestart. CarPlay blijft op actief op de achtergrond, als u vanuit hetzelfde deelscherm een andere app start. Druk op het pictogram CarPlay in het appscherm om CarPlay weer in het deelscherm te weer te geven.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Instellingen voor Apple® CarPlay®* Instellingen voor een Apple-eenheid aangesloten met CarPlay10. Automatisch starten 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. 2. Ga naar Communicatie en kies de instelling: Gerelateerde informatie • • • Apple CarPlay Apple® CarPlay®* (p. 540) Apple® CarPlay®* gebruiken (p. 540) Instellingen resetten op middendisplay (p. 139) Tips voor het gebruik van Apple® CarPlay®* Hier vindt u handige tips voor het gebruik van CarPlay®.
GELUID, MEDIA EN INTERNET N.B. Beschikbaarheid en werking kunnen per markt verschillen. Gerelateerde informatie • Apple® CarPlay®* (p. 540) Android Auto* Android Auto biedt u de mogelijkheid om tijdens het rijden muziek te beluisteren, te bellen, routeinstructies te ontvangen en voor de auto aangepaste apps op een Android-apparaat te gebruiken. Android Auto werkt alleen met bepaalde Android-apparaten. N.B.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || Gerelateerde informatie • • Android Auto* gebruiken (p. 544) Instellingen voor Android Auto* (p. 545) Android Auto* gebruiken 3. Als u niet gekozen hebt voor automatische activering - open de app Android Auto vanuit het appscherm. > Het deelscherm met Android Auto wordt geopend en de compatibele apps verschijnen. 4. Druk op de gewenste app. > De app wordt gestart. Om de app Android Auto te kunnen gebruiken moet de telefoon zijn aangesloten op de USBpoort.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Instellingen voor Android Auto* Instellingen voor een telefoon die voor het eerst via Android Auto is verbonden. Automatisch starten 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. 2. Druk op Communicatie en kies de instelling: • • Gerelateerde informatie • • • Android Auto* (p. 543) Android Auto* gebruiken (p. 544) Instellingen resetten op middendisplay (p. 139) Tips voor het gebruik van Android Auto* Hier vindt u handige tips voor het gebruik van Android Auto.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Telefoon Overzicht Een telefoon met Bluetooth is draadloos aan te sluiten op het geïntegreerde handsfreesysteem van de auto. Het audio- en mediasysteem werkt dan als handsfree en biedt u de mogelijkheid om enkele functies van uw telefoon op afstand te bedienen. U kunt de telefoon ook na aansluiting nog via de knoppen op de telefoon bedienen.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Telefoon eerste keer verbinden met de auto via Bluetooth Alternatief 1 - telefoon zoeken vanuit de auto Verbind een telefoon met geactiveerde Bluetooth-functie aan de auto, zodat u vervolgens vanuit de auto kunt bellen, berichten kunt versturen/ontvangen, draadloos media kunt afspelen en via de telefoon een internetverbinding voor de auto kunt maken. Er kunnen twee Bluetooth-apparaten tegelijk zijn aangesloten, waarbij het ene uitsluitend bestemd is om draadloos te streamen.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || 5. 6. 7. 8. Kies de naam van de auto op de telefoon. Compatibele telefoons In de auto verschijnt een pop-upvenster met informatie over de verbinding. Bevestig de verbinding. Hoewel veel moderne telefoons Bluetooth-technologie bieden, zijn niet alle telefoons volledig compatibel met de auto. Zie support.volvocars.com voor compatibiliteit. Controleer of de aangegeven cijfercode in de auto overeenkomt met die op het externe apparaat. Accepteer in dat geval op beide punten.
GELUID, MEDIA EN INTERNET • Instellingen voor Bluetooth-apparaten (p. 555) Telefoon handmatig verbinden met de auto via Bluetooth • Instellingen voor Bluetooth-apparaten (p. 555) • Internetverbinding voor de auto maken via een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 556) • Internetverbinding voor de auto maken via een mobiel apparaat (Bluetooth) (p. 556) • Contactslotstanden (p. 454) Het is mogelijk om een telefoon handmatig via Bluetooth te verbinden.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Telefoon met Bluetooth-verbinding loskoppelen Andere telefoon met Bluetoothverbinding kiezen Telefoon met Bluetooth-verbinding verwijderen U kunt een telefoon met een actieve Bluetoothverbinding loskoppelen van de auto door Bluetooth op de telefoon te deactiveren. De telefoon wordt automatisch losgekoppeld, wanneer deze buiten het bereik van de auto komt. Als u de telefoon tijdens een lopend telefoongesprek loskoppelt, kunt u het gesprek via de telefoon voortzetten.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Telefoonfuncties Verwerking van gesprekken in de auto voor een telefoon met Bluetooth-verbinding. Het is ook mogelijk om te bellen via de gesprekkenlijst op het appmenu, dat toegankelijk is via de rechter stuurknoppenset . Ruggespraak Tijdens lopende gesprekken: 1. Druk op Voeg gesprek toe. 2. Geef aan hoe u wilt bellen: via de gesprekkenlijst, de favorieten of de contactenlijst. 3.
GELUID, MEDIA EN INTERNET • • Berichtfuncties (p. 552) Berichtfuncties Audio-instellingen (p. 520) Verwerking van berichten in de auto voor een telefoon met Bluetooth-verbinding. Op sommige telefoons moet de functie 'Berichten' worden geactiveerd. Niet alle telefoons zijn volledig compatibel, zodat contactpersonen en meldingen niet altijd in de auto te tonen zijn. Zie support.volvocars.com voor compatibiliteit. Tekstberichten op middendisplay versturen12 1.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Berichtmelding Instellingen voor tekstbericht Telefoonboekfuncties In de instellingen voor sms-berichten kunt u notificaties activeren en deactiveren. Instellingen voor tekstbericht op aangesloten telefoon. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. Contactfuncties in de auto voor een telefoon met Bluetooth-verbinding. Gerelateerde informatie • • • • Telefoon (p. 546) Instellingen voor tekstbericht (p. 553) 2. Druk op Communicatie en kies instellingen.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || N.B. Op het middendisplay verschijnen alleen contacten op een actieve telefoon die is aangesloten via Bluetooth. Er zijn tot 3000 contacten weer te geven. Sorteren De lijst met contacten staat op alfabetische volgorde en speciale tekens en cijfers staan onder . U kunt sorteren op voor- of achternaam; u maakt een keuze in de instellingen voor de telefoon. Instellingen voor telefoon • Wanneer de telefoon verbonden is met de auto zijn de volgende instellingen te kiezen.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Instellingen voor Bluetoothapparaten Auto met actieve internetverbinding* te delen, zodat andere eenheden de internetverbinding kunnen gebruiken13. Er zijn instellingen te verrichten voor apparaten die via Bluetooth zijn aangesloten. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. Wanneer de auto een internetverbinding heeft kunt u bijvoorbeeld gebruikmaken van webradio en muziekdiensten via boordapps, software downloaden en contact opnemen met de dealer.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || N.B. Bij gebruik van Apple CarPlay kunt u alleen een internetverbinding voor de auto maken via Wi-Fi of de automodem*. N.B. Bij gebruik van Android Auto kunt u een internetverbinding voor de auto maken via Wi-Fi, Bluetooth of de automodem*. • Internetverbinding van auto delen via Wi-Fihotspot (p. 559) • • • • Wi-Fi-netwerk verwijderen (p. 561) Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 561) Volvo ID (p. 30) Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisseling (p.
GELUID, MEDIA EN INTERNET 4. Vink het vakje voor Bluetoothinternetaansluiting aan onder de rubriek Internetverbinding. > Uw auto heeft daarmee een internetverbinding via de via Bluetooth aangesloten telefoon. N.B. Bij gebruik van Apple CarPlay kunt u alleen een internetverbinding voor de auto maken via Wi-Fi of de automodem*.
GELUID, MEDIA EN INTERNET • Geen internetverbinding of een slechte verbinding (p. 560) Internetverbinding voor de auto maken via automodem (simkaart) • Techniek en veiligheid rond Wi-Fi (p. 561) Bij auto's met Volvo On Call* is het mogelijk een internetverbinding te maken via de automodem en een persoonlijke simkaart (P-SIM). Bij verbinding via de automodem gebruiken de Volvo On Call-diensten deze verbinding. 5.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Instellingen voor automodem14 De auto is uitgerust met een modem die u kunt gebruiken om de auto met internet te verbinden. U kunt de internetverbinding tevens delen via Wi-Fi. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. 2. Druk op Communicatie Internet via automodem en kies instellingen. • Internet via automodem - aangeven of automodem moet worden gebruikt voor internetverbinding.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || De provider (simkaart) moet ondersteuning bieden voor tethering (delen van de internetverbinding). 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. 2. Druk op Communicatie auto. 3. Druk op Netwerknaam en geeft de wifi-hotspot een naam. 4. Druk op Wachtwoord en kies een wachtwoord dat u vervolgens op de te koppelen eenheden moet aangeven. 5. N.B. Het activeren van Wi-Fi-hotspot kan tot verdere kosten van uw provider leiden.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Telefoon herstarten Wi-Fi-netwerk verwijderen Techniek en veiligheid rond Wi-Fi Problemen met de internetverbinding zijn soms te verhelpen door de telefoon opnieuw op te starten. Niet gebruikte netwerken verwijderen. Mogelijke netwerktypes voor aansluiting. 1. Druk op Instellingen in het hoofdscherm. Gerelateerde informatie 2. Ga verder naar Communicatie Opgeslagen netwerken.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Gebruiksvoorwaarden en gegevensuitwisseling Gegevensuitwisseling activeren en deactiveren De eerste keer dat u bepaalde diensten en apps start, verschijnt mogelijk een pop-upvenster met de titel Voorwaarden en Gegevensuitwisseling. Het venster dient om te informeren over de gebruiksvoorwaarden en het beleid voor gegevensuitwisseling dat Volvo hanteert. Door akkoord te gaan gegevensuitwisseling stemt de gebruiker erin toe dat de auto bepaalde informatie verstuurt.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Formaat Bestandsextensie Bestandsextensie .divx, .avi AVI .avi 4 GB AVI (DivX) .avi, divx Maximale bestandsgrootte ASF .asf, .wmv Audiocodec MP3, AC3 MKV .mkv Ondertiteling XSUB Speciale functies Alternatieve ondertitels, alternatieve audiotracks, weergave hervatten Referentie Voldoet aan alle voorwaarden voor het DivX Home Theater-profile. Breng een bezoek aan divx.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Vrije geheugenruimte op harde schijf Het is mogelijk de vrije geheugenruimte te bekijken die beschikbaar is op de harde schijf van de auto. Het is mogelijk informatie weer te geven over de harde schijf van de auto, zoals de totale capaciteit, de beschikbare geheugenruimte en de gebruikte geheugenruimte voor geïnstalleerde apps. U vindt de informatie onder Instellingen Systeem Systeeminformatie Opslag. Gerelateerde informatie • 564 Apps (p.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Licentieovereenkomst voor audio en media Een licentie is een overeenkomst die toestemming verleent om bepaalde handelingen te verrichten of het recht om gebruik te maken van een product waar een andere rechtspersoon octrooi of eigendomsrechten op heeft, onder de voorwaarden vervat in de overeenkomst. Hier volgen de teksten van de overeenkomsten tussen Volvo en producenten/ontwikkelaars. Een groot aantal van deze teksten is in het Engels.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || Gracenote® Het copyright © van bepaalde delen van de inhoud berust bij Gracenote of zijn leveranciers. Gracenote, Gracenote-logo en -logotype, "Powered by Gracenote" en Gracenote MusicID zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken die eigendom zijn van Gracenote, Inc. in de VS en/of andere landen. Licentieovereenkomst Gracenote® Deze toepassing of dit apparaat bevat software van Gracenote, Inc. uit Emeryville, Californië (‘Gracenote’).
GELUID, MEDIA EN INTERNET STREKT GEEN GARANTIES TEN AANZIEN VAN DE RESULTATEN DIE WORDEN VERKREGEN VOOR UW GEBRUIK VAN GRACENOTE-SOFTWARE OF WELKE GRACENOTE-SERVER DAN OOK. GRACENOTE IS IN GEEN GEVAL AANSPRAKELIJK VOOR INDIRECTE OF GEVOLGSCHADE, GEDERFDE WINST OF VERLIES VAN INKOMSTEN. © Gracenote, Inc.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || used in advertising or otherwise to promote the sale, use or other dealings in this Software without prior written authorization from Silicon Graphics, Inc. This software is based in parts on the work of the FreeType Team. This software uses parts of SSLeay Library: Copyright (C) 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com). All rights reserved camellia:1.2.0 Copyright (c) 2006, 2007 NTT (Nippon Telegraph and Telephone Corporation). All rights reserved.
GELUID, MEDIA EN INTERNET THE DATA FILES AND SOFTWARE ARE PROVIDED "AS IS", WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO THE WARRANTIES OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE AND NONINFRINGEMENT OF THIRD PARTY RIGHTS.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || Land/ regio Brazilië: Este equipamento opera em caráter secundário isto e, náo tem direito a protecão contra interferéncia prejudicial, mesmo tipo, e não pode causar interferéncia a sistemas operando em caráter primário. Para consultas, visite: www.anatel.gov.br EU: Producent: Mitsubishi Electric Corporation Sanda Works 2-3-33, Miwa, Sanda-city.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Land/ regio Kazachstan: Modelnaam: NR-0V Producent: Mitsubishi Electric Corporation Exportland: Japan }} 571
GELUID, MEDIA EN INTERNET || Land/ regio China: 1. ■ 使用频率 2.4 - 2.4835 GHz ■ 等效全向辐射 ■ 最大 率(EIRP) 率谱密度 天线增益 天线增益 ≤100 mW 或≤20 dBm ① ≤20 dBm / MHz(EIRP) ① ■ 载频容限 20 ppm ■ 帯外发射 率(在 2.4-2.4835GHz 頻段以外) ≤-80 dBm / Hz (EIRP) ■ 杂散发射(辐射) • • • • • 率(对应载波±2.5 倍信道带宽以外) ≤-36 dBm / 100 kHz (30 - 1000 MHz) ≤-33 dBm / 100 kHz (2.4 - 2.4835 GHz) ≤-40 dBm / 1 MHz (3.4 - 3.53 GHz) ≤-40 dBm / 1 MHz (5.725 - 5.85 GHz) ≤-30 dBm / 1 MHz (其它 1 - 12.75 GHz) 2.不得擅自更改发射频率 大发射 率(包括额外 3.使用时不得对各种合法的无线电通信业 使用 4.
GELUID, MEDIA EN INTERNET Land/ regio Korea: B 급 기기 (가정용 방송통신기자재) 이 기기는 가정용(B 급) 전자파적합기기로서 주로 가정에서 사용하는 것을 적으로 하며, 든 지역에서 사용할 수 있습니다. 해당 무선설비는 전파혼신 가능성이 있으므로 인명안전과 관련된 서비스는 할 수 없습니다. Maleisië This device has been certified under the Communications & Multimedia Act of 1998, Communications and Multimedia (Technical Standards) Regulations 2000.To retrieve your device’s serial number, please visit (support.volvocars.com) and search for “SIRIM Label Verification”.
GELUID, MEDIA EN INTERNET || Land/ regio Mexico: Taiwan: 低功率電波輻射性電機管理辦法 第十二條 經型式認證合格之低功率射頻電機,非經許可,公司 變更頻率 商號或使用者均不得擅自 加大功率或變更原設計之特性及功能 第十四條 低功率射頻電機之使用不得影響飛航安全及干擾合法通信;經發現有干擾現象時,應 立停用,改善至無干擾時方得繼續使用 電通信 前項合法通信,指依電信法規定作業之無線 低功率射頻電機須忍受合法通信或工業 科學及醫療用電波輻射性電機設備 之干擾 Gerelateerde informatie • • • • • 574 Audio, media en internet (p. 520) Auto met actieve internetverbinding* (p. 555) Mediaspeler (p. 531) Gracenote® (p. 534) Sensus - connectiviteit en entertainment (p. 36) * Optie/accessoire.
WIELEN EN BANDEN
WIELEN EN BANDEN Banden Nieuwe banden De banden bieden onder meer draagvermogen, grip op de ondergrond, trillingsdemping en beschermen de wielen tegen slijtage. De banden zijn van grote invloed op de rijeigenschappen van de auto. Zowel het type, de maat, de bandenspanning als de snelheidsklasse zijn belangrijk voor het rijgedrag van de auto. Zuinige banden • • Welke banden er op de auto zitten staat op de bandengegevenssticker op de B-stijl (tussen voor- en achterportier) aan bestuurderszijde.
WIELEN EN BANDEN Bandenrotatie De auto heeft geen verplichte bandenrotatie. De rijstijl, de bandenspanning, het klimaat en de staat van de wegen zijn van invloed op de snelheid waarmee de banden verouderen en slijten. De juiste bandenspanning levert een gelijkmatiger slijtage op. Om verschillen in profieldiepte te voorkomen en slijtpatronen in de banden tegen te gaan dient u de wielen op de voor- en achteras onderling van plaats te verwisselen.
WIELEN EN BANDEN Maataanduiding voor banden Snelheidsklasse Aanduidingen voor de afmetingen, lastindex en snelheidsklasse van de banden. Elke band is berekend op een bepaalde maximumsnelheid. De snelheidsklasse, SS (Speed Symbol), van de banden moet minimaal overeenkomen met de topsnelheid van de auto. In onderstaande tabel staat welke toelaatbare maximumsnelheid voor de verschillende snelheidsklassen (SS) geldt.
WIELEN EN BANDEN Maataanduiding voor wielen De draairichting van de banden. Wiel- en velgmaten worden aangeduid zoals in de onderstaande tabel. De typegoedkeuring van de auto geldt in combinatie met bepaalde wielen en banden. Bij banden met een speciaal profiel dat alleen goed werkt wanneer de banden in een bepaalde richting draaien, staat deze richting aangegeven met een pijl op de zijkant van de band. Alle wielen hebben een bepaalde maataanduiding, bijvoorbeeld: 8Jx18x42,5.
WIELEN EN BANDEN Slijtage-indicator van banden Bandenspanning controleren Koude banden De slijtage-indicator geeft de status aan van de profieldiepte van de band. Een juiste bandenspanning is een hulpmiddel voor een betere rijstabiliteit, een lager brandstofverbruik en banden die langer meegaan. De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden koud zijn. Dat de bandenspanning na verloop van tijd daalt is normaal. De bandenspanning varieert ook afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
WIELEN EN BANDEN Gerelateerde informatie • • • • Bandenspanning aanpassen (p. 581) Aanbevolen bandenspanning (p. 582) Bandenspanningscontrolesysteem* (p. 583) Banden (p. 576) Bandenspanning aanpassen Dat de bandenspanning na verloop van tijd daalt is normaal. Daarom moet u om de aanbevolen bandenspanning te handhaven de bandenspanning soms aanpassen. Gebruik de aanbevolen bandenspanning voor koude banden, voor optimale bandenprestaties en een optimale slijtage. 3. N.B.
WIELEN EN BANDEN || Gerelateerde informatie • • • • Aanbevolen bandenspanning (p. 582) Bandenspanning controleren (p. 580) Band oppompen met compressor uit reparatieset voor banden (p. 601) Goedgekeurde bandenspanningswaarden (p. 696) Aanbevolen bandenspanning Op de sticker voor op de portierstijl aan de bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier) staat de juiste bandenspanning voor uw auto aangegeven bij verschillende belading en snelheid.
WIELEN EN BANDEN Bandenspanningscontrolesysteem* Het bandenspanningscontrolesysteem Indirect Tyre Pressure Monitoring System (ITPMS) waarschuwt u met een controlesymbool op het bestuurdersdisplay voor een te lage bandenspanning in een of meer banden van de auto. Symbool Uitleg Het symbool gaat branden om een te lage bandenspanning aan te geven. Als er een storing optreedt in het systeem, zal het waarschuwingssymbool voor de bandenspanning ongeveer een minuut knipperen en vervolgens constant gaan branden.
WIELEN EN BANDEN || bestuurdersdisplay branden en er verschijnt een melding. WAARSCHUWING • Bandenspanning laag Controleer • Een verkeerde bandenspanning kan tot bandenpech leiden, waarbij u de controle over de auto kunt verliezen. • Het systeem kan plotselinge bandenschade onmogelijk voorzien. banden, kalibreer na vullen • Bandenspanningssyst. Tijdelijk niet beschikbaar • Bandenspanningssyst.
WIELEN EN BANDEN 5. Druk op TPMS. N.B. De auto moet stilstaan bij het starten van de kalibratie. 6. Druk op Kalibreren. 7. Druk op OK om te bevestigen dat u de bandenspanning van alle vier de wielen hebt gecontroleerd en aangepast. 8. Rijd in de auto totdat de kalibratie voltooid is. N.B. Het kalibreren vindt plaats als de auto rijdt op een snelheid van meer dan 35 km/h (22 mph).
WIELEN EN BANDEN • Maatregel bij een waarschuwing voor een lage bandenspanning (p. 587) Bandenspanningsstatus op het middendisplay* bekijken • Bandenspanningscontrolesysteem* (p. 583) Het bandenspanningscontrolesysteem, Indirect Tyre Pressure Monitoring System (ITPMS), biedt u de mogelijkheid om op het middendisplay de bandenspanningsstatus te bekijken. Status controleren 1. Open de app Auto status op het appscherm. Groene band: • 2. Druk op TPMS om de status van de banden te bekijken.
WIELEN EN BANDEN Alle banden grijs: • • Kalibratie loopt. Status onbekend. U moet mogelijk enkele minuten rijden op snelheden hoger dan 35 km/h (22 mph) om het systeem te activeren. Alle banden grijs en een melding: • Bandenspanningssyst. Tijdelijk niet beschikbaar. Het controlesymbool knippert en gaat na zo'n 1 minuut constant branden. Het systeem is tijdelijk niet beschikbaar, maar wordt spoedig geactiveerd. • Bandenspanningssyst. Service vereist.
WIELEN EN BANDEN • Bandenspanningscontrolesysteem kalibreren* (p. 584) • Bandenspanningsstatus op het middendisplay* bekijken (p. 586) • • Bandenspanningscontrolesysteem* (p. 583) Band oppompen met compressor uit reparatieset voor banden (p. 601) Bij het verwisselen van wielen Gereedschapsset U kunt de wielen vervangen door bijvoorbeeld winterwielen of een reservewiel. Neem de desbetreffende instructie in acht voor het demonteren en monteren van wielen.
WIELEN EN BANDEN Krik* BELANGRIJK De krik is te gebruiken om de auto op te nemen voor bijvoorbeeld het monteren van een reservewiel. • • De afbeelding is schematisch, zodat de uitvoering kan variëren. Als de krik* niet wordt gebruikt, moet deze worden bewaard op de daarvoor bedoelde plaats onder de vloer van de bagageruimte. De normale krik die bij de auto zit, is alleen bestemd voor sporadisch en kortstondig gebruik zoals bij het verwisselen van een lekke band.
WIELEN EN BANDEN || Gerelateerde informatie • • Wielen demonteren (p. 590) Wiel monteren (p. 592) Wielen demonteren Instructie voor het demonteren van wielen bij het verwisselen van wielen. Het vervangen van wielen moet altijd op de juiste manier gebeuren. BELANGRIJK 590 • Als de krik* niet wordt gebruikt, moet deze worden bewaard op de daarvoor bedoelde plaats onder de vloer van de bagageruimte.
WIELEN EN BANDEN 1. Plaats een gevarendriehoek en schakel de alarmlichten in, als u een wiel moet verwisselen langs een drukke weg. 2. Schakel de parkeerrem in en schakel stand P in. 5. Schroef het sleepoog tot aan de aanslag in de wielsleutel* vast volgens de instructie. 8. Bij het opnemen van de auto is het belangrijk dat u de krik* of de dragerarmen onder de voorziene steunpunten in het onderstel van de auto plaatst.
WIELEN EN BANDEN || 10. Breng de krik omhoog totdat deze goed zit en contact maakt met het kriksteunpunt van de auto. Controleer of de kop van de krik (of de dragerarmen in een werkplaats) goed in het steunpunt is (zijn) geplaatst, zodat de verhoging in het midden van de kop in de opening in het steunpunt past en of de voet loodrecht onder het steunpunt staat. 11. Draai de krik zo dat de slinger zo ver mogelijk van de zijkant van de auto komt.
WIELEN EN BANDEN 1. 2. Reinig de contactvlakken tussen het wiel en de naaf. WAARSCHUWING Trek de wielbouten enkele dagen na het verwisselen nog eens na. Temperatuurschommelingen en trillingen kunnen ertoe leiden dat de wielbouten na verloop van tijd minder strak vastzitten. Breng het wiel aan. Haal de wielbouten stevig aan. Gebruik geen smeermiddel op de draadwindingen van de wielbouten. 3. Breng de auto zo ver omlaag dat het wiel niet meer ongehinderd kan draaien. 4.
WIELEN EN BANDEN || WAARSCHUWING • Rijd met een reservewiel op de auto nooit sneller dan 80 km/h (50 mph). • Rijd nooit met de auto, als deze is voorzien van meer dan één reservewiel van het type "Temporary Spare". • Tijdens het gebruik van een compact reservewiel kunnen de rijeigenschappen van de auto zich wijzigen. Vervang het reservewiel zo spoedig mogelijk door een standaardwiel. • 5 594 Het reservewiel is kleiner dan het standaardwiel, wat gevolgen heeft voor de bodemspeling van de auto.
WIELEN EN BANDEN Winterwielen Profieldiepte Sneeuwkettingen Winterwielen zijn aangepast voor winterse omstandigheden. Ritten bij ijs, sneeuw(modder) en lage temperaturen vergen meer van de banden dan zomerse ritten. Daarom adviseert Volvo een minimale profieldiepte van 4 mm (0,15 inch) voor winterbanden. Het gebruiken van sneeuwkettingen en/of winterbanden kan helpen om onder winterse omstandigheden voor een betere aandrijfkracht te zorgen. Volvo adviseert winterbanden met bepaalde afmetingen.
WIELEN EN BANDEN || Sneeuwkettingen zijn op de auto te gebruiken, zij het met de volgende beperkingen: • • Volvo raadt het gebruik van sneeuwkettingen af bij bandenmaten groter dan 19 inch. Vermijd oneffenheden, gaten of scherpe bochten bij ritten met sneeuwkettingen. • • Neem altijd zorgvuldig de montagevoorschriften instructies van de fabrikant van de sneeuwkettingen in acht. Leg de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om en span ze van tijd tot tijd opnieuw aan.
WIELEN EN BANDEN Noodreparatieset voor banden gebruiken Dicht een lek met de noodreparatieset voor banden, Temporary Mobility Kit (TMK). Bus met afdichtmiddel Knop Aansluiten Overzicht Bus met afdichtmiddel De bus met afdichtmiddel moet worden vervangen als de uiterste gebruiksdatum van de bus is verstreken (zie de sticker op de bus). Behandel de vervangen bus als klein chemisch afval (KCA). Vervang de bus met afdichtmiddel na gebruik.
WIELEN EN BANDEN || WAARSCHUWING Let bij gebruik van het bandenreparatiesysteem op de volgende punten: • De bus met afdichtmiddel bevat 1,2-Ethanol en natuurrubber-latex. Deze stoffen zijn gevaarlijk bij inname. • De inhoud van deze bus kan allergische huidreacties veroorzaken of op een andere manier mogelijk schadelijk zijn voor de luchtwegen, de huid, het centrale zenuwstelsel en de ogen. Voorzorgsmaatregelen: • • • • Buiten bereik van kinderen bewaren. Gevaarlijk bij inname.
WIELEN EN BANDEN 6. Draai het ventieldopje van de band los en schroef de ventielaansluiting van de luchtslang tot aan de aanslag vast over de draadwindingen van het bandventiel. Controleer of het drukreduceerventiel op de luchtslang volledig is vastgedraaid. 7. Sluit de voedingskabel aan op de dichtstbijzijnde 12V-aansluiting en start de auto. N.B. Zorg er bij een actieve compressor voor dat geen van de overige 12V-aansluitingen in gebruik is.
WIELEN EN BANDEN || 14. Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie minstens 3 km (2 miles) af bij een snelheid van maximaal 80 km/h (50 mph), zodat het afdichtmiddel de band kan afdichten en verricht daarna een tweede controle. N.B. Tijdens de eerste slagen die de band ronddraait spuit er afdichtvloeistof uit het gat. WAARSCHUWING Houd bij het wegrijden omstanders uit de buurt van de auto om te voorkomen dat ze afdichtmiddel op zich krijgen. De afstand moet minimaal 2 meter bedragen (7 voet). 15.
WIELEN EN BANDEN Band oppompen met compressor uit reparatieset voor banden De originele banden van de auto zijn op te pompen met de compressor uit de noodreparatieset voor banden. 1. 2. 3. De compressor moet zijn uitgeschakeld. Zorg dat de knop in stand 0 (Uit) staat en neem de voedingskabel en de luchtslang erbij. 4. Schakel de compressor in door de knop in stand I (aan) te zetten. BELANGRIJK Kans op oververhitting. De compressor mag niet langer dan 10 minuten werken. 5.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Auto-interieur Achterbank Overzicht van het auto-interieur en de opbergmogelijkheden. Tweede zitrij Derde zitrij* Voorstoel Opbergvakken en bekerhouders in zijpaneel en opbergvak tussen zitplaatsen. Opbergvakken in het portierpaneel en bij het stuurwiel, dashboardkastje en zonnekleppen.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Gerelateerde informatie • • • • • Stroomaansluitingen (p. 606) Tunnelconsole WAARSCHUWING De tunnelconsole zit tussen de voorstoelen. Bewaar losse voorwerpen, zoals een mobiele telefoon, camera, afstandsbediening voor extra uitrusting e.d., in het dashboardkastje of andere opbergruimten. Bij krachtig afremmen of een botsing kunnen deze anders inzittenden verwonden. Dashboardkastje gebruiken (p. 610) Zonnekleppen (p. 611) Tunnelconsole (p.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Stroomaansluitingen Middenspanningsaansluiting* Achter in de tunnelconsole zitten twee 12V-aansluitingen plus een 230V-aansluiting* en in de kofferbak/bagageruimte zit ook nog een 12Vaansluiting*. Neem bij problemen met een stroomaansluiting contact op met een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. Elektrische 12V-aansluiting 12V-aansluiting in tunnelconsole, tweede zitrij. Stroomaansluiting in tunnelconsole, tweede zitrij.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Statusindicatie Oorzaak Maatregel Led brandt constant groen De aansluiting levert stroom aan een aangesloten stekker. Geen. Led knippert oranje De spanningsomvormer van de aansluiting is te warm (bijvoorbeeld als het accessoire te veel vermogen nodig heeft of als het interieur te warm is). Koppel de stekker los, laat de spanningsomvormer afkoelen en sluit de stekker weer aan.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Elektrische aansluitingen gebruiken U kunt de 12V-aansluiting gebruiken voor verschillende accessoires die op een dergelijke spanning werken, zoals mediaspelers, koelboxen of mobiele telefoons. U kunt de 230V-aansluiting* gebruiken voor verschillende accessoires die op een dergelijke spanning werken, zoals laders of laptops. Het elektrische systeem van de auto moet minimaal in contactslotstand I staan, anders geven de aansluitingen geen stroom.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR BELANGRIJK Het maximale vermogen is 120 W (10 A) per aansluiting. 230V-aansluiting gebruiken 1. Trek de afdekking voor de aansluiting omlaag en sluit de stekker van het accessoire aan. > Het led2-lampje van de aansluiting geeft de status aan. 2. Controleer of het lampje constant groen brandt; alleen dan geeft de aansluiting stroom. 3. Ontkoppel het accessoire door de stekker eruit te trekken. Trek niet aan de kabel.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR zicht in de auto achter, wanneer het stopcontact actief is. || Het negeren van bovenstaande aanmaningen kan aanleiding geven tot hoge of levensgevaarlijke stroomstoten. Dashboardkastje gebruiken Het dashboardkastje zit aan de passagierszijde. In het dashboardkastje kunt u bijvoorbeeld de gedrukte versie van de gebruikershandleiding en eventuele kaarten bewaren. Er is ook voorzien in een pen- en kaarthouder. te koelen.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Zonnekleppen Bagageruimte Aan het plafond voor de bestuurder en de voorpassagier zitten zonnekleppen die omlaag en indien nodig ook opzij te klappen zijn. De auto heeft een flexibele bagageruimte waarin u grote spullen kunt vervoeren en vastzetten. Door de rugleuningen van de tweede en derde* zitrij omlaag te klappen, ontstaat een bijzonder grote bagageruimte.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR || WAARSCHUWING Een los voorwerp van 20 kg (44 pound) kan zich bij een frontale botsing op een snelheid van 50 km/h(30 mph) gedragen als een voorwerp van 1000 kg (2200 pound). WAARSCHUWING Houd 10 cm (4 inch) afstand aan tussen de bagage en de zijruiten, als u de bagage opstapelt tot boven de portierruiten. Anders kan de beschermende werking van de opblaasgordijnen, die in de plafondbekleding zijn weggewerkt, uitblijven.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Lading vervoeren op het dak en op lastdragers Maak voor het vervoer van lading op het dak gebruik van de lastdragers die Volvo ontwikkeld heeft. Dit om schade aan de auto te voorkomen en voor maximale veiligheid tijdens het rijden. De lastdragers van Volvo zijn te verkrijgen bij erkende Volvo-dealers. Gerelateerde informatie • Adviezen voor het vervoer van bagage (p. 611) • Gewichten (p.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR || Gerelateerde informatie • Adviezen voor het vervoer van bagage (p. 611) • Bagagenet monteren en demonteren* (p. 619) • Bagagerolhoes* monteren en demonteren (p. 614) • Veiligheidsrek* monteren en demonteren (p. 617) Verankeringsogen De inklapbare verankeringsogen in de bagageruimte gebruikt u om bagagebanden aan vast te zetten. Bagagerolhoes* monteren en demonteren In uitgerolde stand voorkomt de bagagerolhoes inkijk in de bagageruimte.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Bagagerolhoes demonteren Bagagerolhoes hanteren* In ingerolde stand: De bagagerolhoes heeft twee gebruiksstanden: één volledig dekkende stand en een laadstand waarbij de rolhoes slechts gedeeltelijk uitgerold is, zodat u gemakkelijker spullen in en uit de bagageruimte kunt leggen/nemen. 1. Druk de knop in op een van de eindstukken van de ingerolde bagagerolhoes en verwijder het eindstuk.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Laadstand || Pak de handgreep beet en rol de bagagerolhoes af langs de bovenkant van de zijpanelen in de bagageruimte. Rol de hoes tot aan de aanslag uit. Duw, nadat u de bagagerolhoes helemaal hebt uitgerold zodat deze de bagageruimte afdekt, de bevestigingspennen van de rolhoes in de groeven van de zijpanelen en laat ze weer los, terwijl u de handgreep iets omlaagkantelt. > De bagagerolhoes wordt vergrendeld in de volledig dekkende stand.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR BELANGRIJK Plaats geen voorwerpen boven op de bagagerolhoes. WAARSCHUWING Bij vervoer van passagiers op de derde zitrij in een zevenzitter mag u de bagagerolhoes nooit laten zitten. Bij een botsing is ernstig letsel anders niet uitgesloten. Veiligheidsrek* monteren en demonteren Het veiligheidsrek voorkomt dat stukken bagage of huisdieren in de bagageruimte de passagiersruimte in worden geslingerd.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR || WAARSCHUWING Als het veiligheidsrooster in de auto is gemonteerd, moeten de stoelen van de derde zitrij4 om veiligheidsredenen neergeklapt zijn. BELANGRIJK Het veiligheidsrek valt niet te combineren met de bagagerolhoes. 2. Aanbrengen 1. Klap de achterbank om en til vervolgens het veiligheidsrek door een van de achterportieren of de achterklep naar binnen.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Demonteren Demonteer het veiligheidsrek door de bovenstaande handelingen in omgekeerde volgorde te verrichten. Let erop dat de bevestigingsbeugels prima te verwijderen zijn voordat de kunststof hulzen uit de openingen in het rek worden verwijderd. Bagagenet monteren en demonteren* Het bagagenet voorkomt dat bagage in de bagageruimte bij krachtig afremmen de passagiersruimte in wordt geslingerd. Het bagagenet wordt aan vier bevestigingspunten vastgezet.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR || 3. Haak de andere bevestigingshaak van het net vast aan de plafondbevestiging aan de tegenoverliggende zijde - de bevestigingshaken met telescoopveren maken het aanbrengen eenvoudiger. 4. Montage achterin: Haak, met het net bevestigd aan de achterste plafondbevestigingen, de spanbanden van het veiligheidsnet vast in de vloerverankeringsogen voor in de bagageruimte.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Bagagenet demonteren EHBO-set Gevarendriehoek Het bagagenet is eenvoudig te demonteren en op te vouwen. De EHBO-set bevat materiaal voor het verlenen van eerste hulp. 1. Bewaar de EHBO-set in de ruimte rechts in de bagageruimte. Gebruik de gevarendriehoek om medeweggebruikers te waarschuwen, als u onderweg met pech stil komt te staan. Activeer ook de alarmlichten.
LAADMOGELIJKHEDEN, OPBERGMOGELIJKHEDEN EN INTERIEUR Gerelateerde informatie || • • Open de klep door eerst de knop een kwartslag te draaien en vervolgens de klep uit zijn bevestigingen aan de boven- en onderkant te trekken. Druk de borging waarmee de gevarendriehoek vastzit licht naar rechts en verwijder de houder. Haal de gevarendriehoek uit de houder, klap de gevarendriehoek uit en zet de uiteinden in elkaar. Klap de steunpoten van de gevarendriehoek uit.
ONDERHOUD EN SERVICE
ONDERHOUD EN SERVICE Serviceprogramma van Volvo WAARSCHUWING Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid en betrouwbaarheid van de auto op een hoog peil te houden, dient u de voorschriften van het Serviceprogramma van Volvo op te volgen zoals die omschreven staan in het Service- en garantieboekje van Volvo. Volvo adviseert u om service- en onderhoudswerkzaamheden over te laten aan een erkende Volvo-werkplaats.
ONDERHOUD EN SERVICE Wanneer de auto een Wi-Fi-verbinding heeft, verop het middendisplay. schijnt het symbool WAARSCHUWING Download Center Meerdere systemen in de auto zijn bij te werken vanaf het middendisplay bij een auto met internetverbinding1. Het is niet toegestaan om in de auto te rijden, wanneer deze aangesloten is op het werkplaatsnetwerk en -systeem. De app Download Center is te starten vanaf het appscherm op het middendisplay.
ONDERHOUD EN SERVICE || N.B. Het downloaden van data kan van invloed zijn op andere diensten die gebruik maken van gegevensuitwisseling, zoals de internetradio. Als u deze invloed op andere diensten als hinderlijk ervaart, kunt u het downloaden annuleren. Het is ook mogelijk om andere diensten te annuleren of tijdelijk te onderbreken. N.B. Een update kan worden onderbroken als u het contact uitzet en de auto verlaat.
ONDERHOUD EN SERVICE Afspraak maken voor servicebeurt en reparatie4 Deze dienst vormt een handige manier om rechtstreeks vanuit de auto een afspraak voor service of reparatie te maken. Wanneer het tijd is voor service en in sommige gevallen ook wanneer de auto aan reparatie toe is, verschijnt een melding op het bestuurdersdisplay en op het middendisplay.
ONDERHOUD EN SERVICE || 2. Als het voorstel u schikt, drukt u op de knop Accepteren. Zo niet, druk dan op knop Nieuw voorstel verzenden of knop Afwijzen. Op bepaalde markten herinnert het systeem u tijdig aan geplande afspraken en het navigatiesysteem7 kan bovendien in routebegeleiding naar de werkplaats voorzien. Autogegevens naar de werkplaats sturen8 U kunt op ieder gewenst moment autogegevens naar de werkplaats sturen, bijv.
ONDERHOUD EN SERVICE Auto opnemen Bij het opnemen van de auto is het belangrijk dat u de krik of werkplaatskrik/garagekrik onder de voorziene steunpunten in het onderstel van de auto aanbrengt. Voor auto's met niveauregeling* geldt dat als de auto is uitgerust met luchtvering deze moet worden uitgeschakeld voordat de auto opgenomen wordt. Schakel het systeem uit via het middendisplay.
ONDERHOUD EN SERVICE || De driehoeken op de kunststof afdekking geven aan waar de kriksteunpunten/hefpunten (rood gemarkeerd) zitten. Gerelateerde informatie • • • 630 Wielen demonteren (p. 590) Krik* (p. 589) Instellingen voor niveauregeling* (p. 483) * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE Motorkap openen en sluiten Draai de hendel onder de kap linksom om de kap los te maken van de borghaak van de motorkapvergrendeling en til de kap omhoog. De motorkap opent u met behulp van een hendel in het interieur en een hendel onder de kap. Motorkap openen Waarschuwingen - motorkap niet gesloten Als de kap los is gemaakt, gaan het waarschuwingslampje en de grafische voorstelling op het bestuurdersdisplay branden in combinatie met een geluidssignaal.
ONDERHOUD EN SERVICE Onderhoud aan klimaatregeling || Service en reparatie aan het aircosysteem mogen uitsluitend door een erkende werkplaats worden uitgevoerd. Storingen opsporen en verhelpen De airconditioning bevat een fluorescerend traceermiddel. Bij zoeken naar lekken moet ultraviolet licht worden gebruikt. Volvo adviseert u contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. Motorkap volledig gesloten. De afbeelding is schematisch, zodat er afhankelijk van het model afwijkingen mogelijk zijn.
ONDERHOUD EN SERVICE Head-updisplay bij vervanging van de voorruit* Auto's met een head-updisplay hebben een speciaal type voorruit dat voldoet aan de eisen voor de geprojecteerde afbeelding. Volvo adviseert u om contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats voor het vervangen van de voorruit. De grafische voorstellingen op het head-updisplay zijn alleen goed weer te geven, als het juiste type voorruit gemonteerd is.
ONDERHOUD EN SERVICE || WAARSCHUWING Let erop dat de koelventilator (die voor in de motorruimte zit, achter de radiateur) tot zo'n 6 minuten na uitschakeling van de motor kan aanslaan of blijven draaien. Motorolie Om de aanbevolen service-intervallen en garanties te kunnen hanteren dient u een goedgekeurde motoroliesoort te gebruiken. WAARSCHUWING Het ontstekingssysteem werkt met een zeer hoge en levensgevaarlijke spanning.
ONDERHOUD EN SERVICE Volvo gebruikt verschillende systemen om te waarschuwen voor een te laag/hoog oliepeil of een te lage oliedruk. Bij motorvarianten met een oliedruksensor wordt gebruikgemaakt van het waarschuwingssymbool voor een lage oliedruk op het bestuurdersdisplay. Bij varianten met een oliepeilsensor wordt u geïnformeerd via een waarschuwingssymbool op het bestuurdersdisplay en met displayteksten. Bepaalde varianten zijn voorzien van allebei.
ONDERHOUD EN SERVICE || N.B. Als niet aan de gestelde voorwaarden voor meting van het oliepeil is voldaan (verstreken tijd na motoruitschakeling, hellingshoek van de auto, buitentemperatuur e.d.), zal de melding Geen waarde beschikbaar op het middendisplay verschijnen. Dit betekent niet dat een van de autosystemen een storing vertoont. Gerelateerde informatie Grafische weergave van het oliepeil op het middendisplay. N.B.
ONDERHOUD EN SERVICE BELANGRIJK Expansiereservoir voor koelsysteem. • Leng de koelvloeistof aan met water van goede kwaliteit. Gebruik bij twijfel over de waterkwaliteit altijd een kant-en-klare koelvloeistof volgens de aanbevelingen van Volvo. • Verwijder de rubber strip door deze in de richting van de motorruimte te duwen. Let erop dat het koelvloeistofmengsel altijd voor 50 % uit water en voor 50 % uit koelvloeistof bestaat.
ONDERHOUD EN SERVICE Lampen vervangen Lampspecificaties Halogeenkoplampen zijn niet beschikbaar voor alle modellen en markten. Neem voor meer informatie contact op met een erkende Volvo-werkplaats. De specificaties gelden voor de gloeilampen in halogeenkoplampen. Neem contact op met een werkplaats14, als een van de andere lampen defect raakt. Laat vervanging van een led13-lamp over aan een werkplaats. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. N.B.
ONDERHOUD EN SERVICE Startaccu Het elektrische systeem is enkelpolig en gebruikt het chassis en het motorblok als geleiders. De startaccu dient voor inschakeling van het elektrische systeem en andere uitrusting in de auto. Bij het starten van de verbrandingsmotor wordt de hybride-accu gebruikt. WAARSCHUWING • De startaccu kan het zeer explosieve knalgas produceren. Eén enkele vonk, veroorzaakt door een onjuiste aansluiting van een startkabel, kan volstaan om de accu tot ontploffing te brengen.
ONDERHOUD EN SERVICE || BELANGRIJK Gebruik voor het opladen van de startaccu alleen een moderne acculader met laadspanningsregeling. Maak geen gebruik van eventuele snellading omdat de accu daarbij beschadigd kan raken. N.B. Als zowel de startaccu als de hybride-accu leeg zijn, moet u beide accu’s opladen. Het is niet mogelijk om in een dergelijk geval alleen de hybride-accu op te laden. De hybride-accu kan alleen worden geladen, als de startaccu een ladingstoestand boven een bepaalde waarde heeft.
ONDERHOUD EN SERVICE Positie WAARSCHUWING Als de startaccu losgekoppeld is geweest, werkt de automatische openings-/sluitingsfunctie pas weer naar behoren nadat deze is gereset. Resetten is nodig om de inklembeveiliging te laten werken. BELANGRIJK Bij bepaalde modellen is de accu bevestigd met een spanband. Let op dat de spanband altijd goed strak zit. De startaccu zit in de bagageruimte.
ONDERHOUD EN SERVICE || BELANGRIJK Bij het vervangen van een startaccu moet u een accu van het type AGM16 monteren. BELANGRIJK Bij vervanging van de startaccu moet u erop letten dat u een accu met hetzelfde koudestartvermogen en van hetzelfde type gebruikt als de originele accu (zie de sticker op de accu). N.B. De grootte van de startaccubehuizing dient overeen te komen met de afmetingen van de originele accu. Gerelateerde informatie • • • 642 Symbolen op de accu's (p. 644) Hybride-accu (p.
ONDERHOUD EN SERVICE Hybride-accu Gerelateerde informatie • • • Ten behoeve van de elektromotor is de auto voorzien van een hybride-accu - een onderhoudsvrije en oplaadbare accu van het lithiumion-type. Symbolen op de accu's (p. 644) Startaccu (p. 639) Hybride-accu opladen (p. 431) N.B. U kunt de auto niet starten bij een uitgeputte hybride-accu. N.B. Als zowel de startaccu als de hybride-accu leeg zijn, moet u beide accu’s opladen.
ONDERHOUD EN SERVICE Symbolen op de accu's Zekeringen en relais- en zekeringhouders Op de accu's zitten symbolen die informatie verstrekken en waarschuwen. Vermijd vonken en open vuur. Draag een veiligheidsbril. WAARSCHUWING Explosiegevaar. Zie voor meer informatie de gebruikershandleiding die bij de auto hoort. Bestemd voor inzameling. N.B. Een defecte startaccu moet op een milieuvriendelijke manier worden verwerkt - deze bevat namelijk lood.
ONDERHOUD EN SERVICE betekent dit dat het bijbehorende onderdeel een storing vertoont. Volvo adviseert u om dan voor controle contact op te nemen met een erkende Volvo-werkplaats. Positie van relais- en zekeringenhouders Gerelateerde informatie • • • • Zekering vervangen (p. 645) Zekeringen in bagageruimte (p. 654) Zekeringen in motorruimte (p. 647) Zekeringen onder dashboardkastje (p.
ONDERHOUD EN SERVICE || 646 Gerelateerde informatie • Zekeringen en relais- en zekeringhouders (p. 644) • • • Zekeringen in bagageruimte (p. 654) Zekeringen in motorruimte (p. 647) Zekeringen onder dashboardkastje (p.
ONDERHOUD EN SERVICE Zekeringen in motorruimte De zekeringen in de motorruimte beschermen onder meer de motor- en remfuncties.
ONDERHOUD EN SERVICE || Aan de binnenkant van het deksel zit een speciale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelijker kunt verwijderen en aanbrengen. In de relais- en zekeringhouder is tevens plaats voor enkele reservezekeringen. Posities Aan de binnenkant van het deksel zit een sticker met de positie van de verschillende zekeringen. • De zekeringen 1-13, 18-30, 35-37 en 46-70 zijn van het type "Micro".
ONDERHOUD EN SERVICE Functie AA Functie AA Functie AA 12V-aansluiting in tunnelconsole, in de voetenruimte voor de tweede zitrijB 15 Claxon 20 Rechter koplamp 7,5 Sirene alarmsysteem* 5 15 Regeleenheid voor remsysteem (kleppen, parkeerrem) 40 Rechter koplamp, bepaalde ledD-varianten Alcoholslot 5 Ruitenwissers 30 - - Achterruitsproeier 25 - - Elektrische voorruitverwarming* rechts 40 Airbags 5 12V-aansluiting in tunnelconsole, tussen achterstoelenC; UBS-aansluitingen, tussen
ONDERHOUD EN SERVICE || Functie AA Functie AA Motorregeleenheid; actuator; gasklepeenheid; klep voor de turbocompressor 20 Regeleenheid voor vacuümpomp 40 Actuator voor transmissie 25 Magneetkleppen; klep; thermostaat voor motorkoelsysteem 10 Vacuümregelaars; klep 7,5 Regeleenheid spoilerafdekking; regeleenheid radiateurafdekking 5 - - Lambdasonde, voor; lambdasonde, achter 15 Magneetklep voor oliepomp; magneetkoppeling A/C; middelste lambdasonde 15 Motorregeleenheid 20 Bobines; bou
ONDERHOUD EN SERVICE Zekeringen onder dashboardkastje De zekeringen onder het dashboardkastje beschermen onder meer de elektrische aansluitingen, displays en portiermodules.
ONDERHOUD EN SERVICE || Aan de binnenkant van het deksel zit een speciale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelijker kunt verwijderen en aanbrengen. In de relais- en zekeringenhouder in de motorruimte is tevens plaats voor enkele reservezekeringen. Posities • De zekeringen 1, 3-21, 23-36, 39-53 en 55-59 zijn van het type "Micro". • De zekeringen 2, 22, 37-38 en 54 zijn van het type "MCase" en moet u laten vervangen in een werkplaats18.
ONDERHOUD EN SERVICE Functie AA Functie AA Functie AA 5 5C - Display voor comfortfuncties achterstoelenC; diagnoseaansluiting OBDII in tunnelconsole tussen achterstoelenC; extra bewegingsmelderC Tv* (bepaalde markten) 5 Hoofdzekering voor zekeringen 53 en 58 15 - - Vochtsensor 5 Relaisspoelen in relais- en zekeringenhouder motorruimte; relaisspoel voor transmissie-oliepomp Portiermodule in portier rechtsachter 20 - Zekeringen in kofferbak/bagageruimte 10 Verwarming voorstoel bestuurd
ONDERHOUD EN SERVICE Zekeringen in bagageruimte De zekeringen in de bagageruimte beschermen onder meer elektrisch bedienbare stoelen*, airbags en gordelspanners. 654 * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE Het kastje zit onder het opbergvak aan de rechterzijde. Aan de binnenkant van het deksel zit een speciale trekker waarmee u de zekeringen gemakkelijker kunt verwijderen en aanbrengen. In de relais- en zekeringenhouder in de motorruimte is tevens plaats voor enkele reservezekeringen.
ONDERHOUD EN SERVICE || Posities • De zekeringen 13-17 en 21-36 zijn van het type "Micro". • De zekeringen 1-12, 18-20 en 37 zijn van het type "MCase" en moet u laten vervangen in een werkplaats19.
ONDERHOUD EN SERVICE Functie Stoelverwarming rechtsachter* A B AA 15 - Ampère Excellence Gerelateerde informatie • Zekeringen en relais- en zekeringhouders (p. 644) • Zekering vervangen (p. 645) * Optie/accessoire.
ONDERHOUD EN SERVICE Interieur reinigen Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autoverzorgingsproducten die door Volvo geadviseerd worden. Reinig het interieur regelmatig en behandel vlekken meteen voor het beste resultaat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een reinigingsmiddel gebruikt. BELANGRIJK • • 658 Sommige geverfde kledingstukken (zoals spijkerbroeken en suède kleding) kunnen afgeven en voor verkleuring van de bekleding zorgen.
ONDERHOUD EN SERVICE BELANGRIJK De microvezeldoek moet bij het schoonmaken van het middendisplay vrij van zand en vuil zijn. BELANGRIJK Breng alleen lichte druk aan op het scherm bij het reinigen van het middendisplay. Bij te hard drukken kan het scherm beschadigd raken. BELANGRIJK Spuit geen vloeistoffen of bijtende chemicaliën rechtstreeks op het middendisplay. Gebruik geen ruitenreiniger, reinigingsmiddelen, sprays, oplosmiddelen, alcoholen, ammonia-oplossingen of schuren reinigingsmiddelen.
ONDERHOUD EN SERVICE Textielbekleding en hemelbekleding reinigen Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autoverzorgingsproducten die door Volvo geadviseerd worden. Reinig het interieur regelmatig en behandel vlekken meteen voor het beste resultaat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een reinigingsmiddel gebruikt. Stoffen bekleding en hemelbekleding Vermijd schrapen of wrijven bij een vlek om schade aan de bekleding tegen te gaan.
ONDERHOUD EN SERVICE Leren bekleding reinigen 3. Bevochtig de vlek overvloedig met de spons en laat de vlek absorberen door de spons zonder te schrobben. 4. Droog de vlek na met een zachte handdoek en laat het leer goed drogen. Middendisplay reinigen (p. 658) Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autoverzorgingsproducten die door Volvo geadviseerd worden. Reinig het interieur regelmatig en behandel vlekken meteen voor het beste resultaat.
ONDERHOUD EN SERVICE Leren stuurwiel reinigen Gebruik alleen reinigingsmiddelen en autoverzorgingsproducten die door Volvo geadviseerd worden. Reinig het interieur regelmatig en behandel vlekken meteen voor het beste resultaat. Het is belangrijk te stofzuigen voordat u een reinigingsmiddel gebruikt. Leren stuurwiel Leer moet kunnen ademen. Dek het leren stuurwiel nooit af met kunststof bescherming. Reinig het leren stuurwiel bij voorkeur met Volvo Leather Care Kit/Wipes.
ONDERHOUD EN SERVICE Exterieur reinigen Poetsen en in de was zetten Was de auto zodra deze vuil geworden is. De auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens de kans op krassen en houdt u de auto langer mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. Poets de auto en zet deze in de was, wanneer de lak er dof uitziet of als u deze extra bescherming wilt bieden. U hoeft een nieuwe auto pas na een jaar te poetsen.
ONDERHOUD EN SERVICE • • • Kunststof en rubber sieronderdelen exterieur reinigen (p. 667) Velgen reinigen (p. 668) Roestwering (p. 669) Met de hand wassen Was de auto zodra deze vuil geworden is. De auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens de kans op krassen en houdt u de auto langer mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. • Was de auto met een spons, autoshampoo en een ruime hoeveelheid lauw water.
ONDERHOUD EN SERVICE N.B. Bij de externe verlichting zoals de koplampen en achterlichten kan tijdelijk condens optreden aan de binnenkant van het lampglas. Dit is een natuurlijk verschijnsel en alle externe verlichting is erop gebouwd om dit zoveel mogelijk te voorkomen. Condens verdwijnt normaal uit het lamphuis, wanneer de lamp enige tijd brandt. BELANGRIJK • Controleer vóór het wassen van de auto of het panoramadak en de zonneklep gesloten zijn.
ONDERHOUD EN SERVICE || BELANGRIJK BELANGRIJK Voor automatische wasstraten waarbij de auto wordt voortgetrokken en de wielen draaien geldt het volgende: 1. Zorg er alvorens de auto te wassen voor dat de automatische regensensor is gedeactiveerd, omdat deze anders kan starten en daarbij kunnen de wissers beschadigd raken. Gerelateerde informatie 3. Rijd de wasstraat binnen. • • • • • • 4. Deactiveer de functie "Automatische rem bij stilstand" met de schakelaar op de tunnelconsole. • • 2. 5. 6.
ONDERHOUD EN SERVICE Wisserbladen reinigen Was de auto zodra deze vuil geworden is. De auto is dan gemakkelijker te reinigen, omdat het vuil nog niet is aangekoekt. Zo beperkt u tevens de kans op krassen en houdt u de auto langer mooi. Zorg dat de auto op een spoelvloer met olieafscheider staat. Gebruik autoshampoo. Wisserbladen Door teer-, stof- en zoutresten op de wisserbladen en insecten, ijs en dergelijke op de voorruit gaan wisserbladen minder lang mee.
ONDERHOUD EN SERVICE || BELANGRIJK Onderdelen die moeten worden schoongemaakt met een reinigingsmiddel met een pH tussen 3,5 en 11,5. BELANGRIJK Waxen en polijsten van kunststof en rubber onderdelen is niet toegestaan. Bij gebruik van ontvettingsmiddel op kunststof en rubber onderdelen mag u, als dat nodig is, alleen licht wrijven. Gebruik een zachte spons. Bij het polijsten van glanzende strips kan de glanzende oppervlaktelaag wegslijten of beschadigd raken.
ONDERHOUD EN SERVICE Roestwering De auto heeft een efficiënte bescherming tegen corrosie. Voor de carrosserie bestaat de corrosiebescherming uit metallische, beschermende lagen op de plaat, een hoogkwalitatief lakproces, tegen corrosie beschermde en minimale plaatoverlappingen, evenals afschermende kunststof componenten, slijtagebescherming en aanvullende roestwerende vloeistof op kwetsbare plaatsen.
ONDERHOUD EN SERVICE Geringe lakschade herstellen De lak vormt een belangrijk onderdeel van de roestwering van de auto en moet daarom regelmatig worden gecontroleerd. De meest voorkomende soorten lakschade zijn bijvoorbeeld steenslagplekken, krassen en plekjes op de spatbordranden, portieren en bumpers. Bij reparatie van lakschade moet de auto schoon en droog zijn en warmer zijn dan 15 °C.
ONDERHOUD EN SERVICE N.B. Als de steenslag niet tot het metalen oppervlak (blanke plaat) is doorgedrongen en er nog steeds een intacte laklaag aanwezig is, moet u de basislak en heldere lak direct aanbrengen nadat u het oppervlak hebt gereinigd. Kleurcodes Kleurcode De sticker voor kleurcode zit op de portierstijl rechtsachter en wordt bij het openen van het rechter achterportier zichtbaar. Wisserbladen achterruit vervangen De wisserbladen vegen neerslag van de voor- en achterruit.
ONDERHOUD EN SERVICE || 1. Pak de wisserarm in het midden beet en klap deze tot in de blokkeerstand van de ruit af. N.B. Wanneer u de wisserarm tot halverwege wegklapt bereikt deze een soort aanslag, die voorkomt dat de wisserarm weer terugvalt op de achterruit. Klap de wisserarm tot voorbij de aanslag tijdens het vervangen van het wisserblad. 2. Pak het wisserblad aan de onderkant beet en draai het rechtsom totdat het blad loskomt van de arm. 3. Druk het nieuwe wisserblad vast, u moet een klik horen.
ONDERHOUD EN SERVICE Klap de wisserarm omhoog als deze in de servicestand staat. De servicestand is te activeren/deactiveren via het functiescherm van het middendisplay, wanneer de auto stilstaat en de ruitenwissers niet in gebruik zijn. Druk op de knop die op de wisserbladhouder zit en trek het wisserblad evenwijdig aan de wisserarm los. Duw het nieuwe wisserblad zo ver naar binnen dat u een klik hoort. 3. Controleer of het blad goed vastzit. 4. Klap de wisserarm terug op de voorruit.
ONDERHOUD EN SERVICE || niet zijn ingeschakeld. De servicestand is te activeren/deactiveren via het functiescherm op het middendisplay: Druk op de knop Servicestand ruitenwisser. Het controlelampje in de knop brandt als de servicestand geactiveerd is. Bij activering gaan de wissers recht omhoog staan. Tik nogmaals op Servicestand ruitenwisser om de servicestand te deactiveren. Het controlelampje in de knop dooft als de servicestand gedeactiveerd is.
ONDERHOUD EN SERVICE Voorgeschreven kwaliteit: Door Volvo aanbevolen sproeiervloeistof, met antivries bij koud weer en onder het vriespunt. BELANGRIJK Gebruik originele sproeiervloeistof van Volvo of een vergelijkbaar product met de aanbevolen pH-waarde tussen 6 en 8 (gebruiksklaar mengsel, d.w.z. gelijke delen/1:1 bij neutraal water). • Verwarmde sproeikoppen voor de ruitenwissers* (p. 182) • Geheugenfunctie van regensensor gebruiken (p. 183) • • • • • Achterruitwisser en -sproeier (p.
SPECIFICATIES
SPECIFICATIES Typeaanduidingen Op de stickers in en op de auto staan gegevens als chassisnummer, typeaanduiding, lakcode et cetera. Positie van stickers en plaatjes De afbeelding is schematisch – afhankelijk van de markt en het model zijn afwijkingen mogelijk. Wanneer u contact opneemt met uw erkende Volvo-werkplaats of vervangende onderdelen of accessoires wilt bestellen, kan het handig zijn om de typeaanduiding, het chassisnummer en het motornummer bij de hand te hebben.
SPECIFICATIES Sticker voor typeaanduiding, chassisnummer, maximaal toelaatbaar gewicht, kleurcode voor lakwerk en typegoedkeuringsnummer. De sticker zit op de portierstijl en wordt bij het openen van het rechter achterportier zichtbaar. Sticker A/C-systeem voor auto's met het koudemiddel R134a. Sticker voor standverwarming. Sticker voor motorcode en serienummer van de motor. Sticker voor motorolie. Sticker A/C-systeem voor auto's met het koudemiddel R1234yf.
SPECIFICATIES || N.B. Sticker voor typeaanduiding en serienummer van de versnellingsbak. De in de gebruikershandleiding afgebeelde stickers hoeven niet per definitie overeen te komen met de stickers die in of op uw auto aanwezig zijn. De afbeeldingen zijn alleen bedoeld om aan te geven hoe de stickers er in grote lijnen uitzien en waar ze ongeveer zitten. Op de stickers van de auto vindt u de informatie die op uw auto van toepassing is.
SPECIFICATIES Maten In de tabel ziet u de maten van de auto wat de lengte, hoogte en dergelijke betreft.
SPECIFICATIES || Maten mm inch Spoorbreedte achterasG 1667H 65,6H 1675I 65,9I Spoorbreedte achterasJ 1671H 65,8H 1679I 66,1I J Laadbreedte, vloer 1192 46,9 K Breedte 1923K 75,7K 1931L 76,0L 1958M 77,1M I A B C D E F G H I J K L M 682 L Breedte incl. buitenspiegels 2140 84,3 M Breedte incl. ingeklapte buitenspiegels 2008 79,1 Bij rijklaar gewicht + 2 inzittenden. Varieert enigszins afhankelijk van de bandenmaat, chassisopties et cetera.). Geldt niet voor vierzitters.
SPECIFICATIES Gewichten Het maximale totaalgewicht staat aangegeven op een sticker in de auto. Inbegrepen bij het rijklaar gewicht zijn het gewicht van de bestuurder, dat van de brandstoftank die voor 90% gevuld is en dat van de resterende oliën/vloeistoffen. Het gewicht van de passagiers en de gemonteerde accessoires alsmede de kogeldruk (bij gebruik van een aanhangwagen) zijn van invloed op het laadvermogen en zijn niet inbegrepen bij het rijklaar gewicht.
SPECIFICATIES Trekgewichten en kogeldruk Max. gewicht geremde aanhangwagen De trekgewichten en de kogeldruk voor ritten met een aanhangwagen staan in de tabellen. N.B. Voor een aanhangwagen zwaarder dan 1800 kg wordt geadviseerd een trillingsdemper op de trekhaak te gebruiken. A B C Motor MotorcodeA Versnellingsbak T8 Twin Engine B4204T35 Automaat 2400 T8 Twin Engine B4204T28 Automaat 2400 Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor. Geldt voor zevenzitters.
SPECIFICATIES Max. gewicht ongeremde aanhangwagen Max. gewicht ongeremde aanhangwagen (kg) Max. kogeldruk (kg) 750 50 Gerelateerde informatie • • • • Typeaanduidingen (p. 678) Gewichten (p. 683) Rijden met aanhangwagen (p. 505) Aanhangwagenstabilisering* (p. 506) * Optie/accessoire.
SPECIFICATIES Motorspecificaties De motorspecificaties (vermogen et cetera) voor de verschillende motoralternatieven staan in de onderstaande tabel. Motor MotorcodeA Vermogen Vermogen (kW bij omw/min) (pk bij omw/min) N.B. Niet alle motoren zijn verkrijgbaar op alle markten. Max. nominaal vermogen Max.
SPECIFICATIES Specificaties van de motorolie De motoroliekwaliteit en de te hanteren hoeveelheden voor de verschillende motoralternatieven staan in de tabel. Volvo adviseert: Motor MotorcodeA Oliekwaliteit Hoeveelheid, incl. oliefilter (liter) A T8 Twin Engine B4204T35 T8 Twin Engine B4204T28 Castrol Edge Professional V 0W-20 of VCC RBS0-2AE 0W-20 ca. 5,6 ca. 5,6 Motorcode, onderdeel- en serienummer van de motor vindt u op de motor. Gerelateerde informatie • • • • Typeaanduidingen (p.
SPECIFICATIES Ongunstige rijomstandigheden voor motorolie BELANGRIJK Om aan de vereisten voor de gespecificeerde service-intervallen te voldoen worden alle motoren in de fabriek gevuld met een speciaal aangepaste, synthetische motorolie. De oliesoort werd met grote zorg geselecteerd lettend op de levensduur van de motor, de startgewilligheid, het brandstofverbruik en de milieu-impact. In ongunstige rijomstandigheden kunnen de olietemperatuur en het olieverbruik abnormaal toenemen.
SPECIFICATIES Specificaties van de koelvloeistof Voorgeschreven kwaliteit: Door Volvo aanbevolen koelvloeistof aangelengd met 50 % water1, zie verpakking. Neem bij twijfel contact op met een Volvo-dealer. Om gezondheidsrisico's te vermijden is het zaak geen verschillende soorten glycol met elkaar te mengen. Gerelateerde informatie • Specificaties van de versnellingsbakolie Specificaties van de remvloeistof In normale rijomstandigheden hoeft u de versnellingsbakolie nooit te verversen.
SPECIFICATIES Brandstoftank - inhoud Specificaties van de airconditioning De vulhoeveelheid van de brandstoftank staat aangegeven in de onderstaande tabel. De klimaatregeling van de auto maakt, afhankelijk van de markt, gebruik van het freonvrije koudemiddel R1234yf of R134a. Op een sticker aan de binnenkant van de motorkap staat aangegeven welk koudemiddel er in de klimaatregeling van de auto zit. Alle modellen Liter (ca.) US gallons (ca.) Gerelateerde informatie • Brandstof tanken (p.
SPECIFICATIES Toelichting symbolen R1234yf Symbool Betekenis Voorzichtigheid betrachten Mobiele airco (MAC) WAARSCHUWING In de installatie voor airconditioning zit koudemiddel R134a onder druk. Service en reparatie aan het systeem mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een erkende werkplaats. Gewicht Voorgeschreven kwaliteit 975 g R1234yf WAARSCHUWING Brandbaar koudemiddel BELANGRIJK Het is niet toegestaan de aircocondensor te repareren of te vervangen door een gebruikte condensor.
SPECIFICATIES Brandstofverbruik en CO2-uitstoot Uitleg N.B. combinatierit Het brandstofverbruik voor een auto wordt gemeten in liter per 100 km en de CO2-uitstoot in gram CO2 per km. automatische versnellingsbak N.B. gram CO2/km liter/100 km Als de gegevens over brandstofverbruik en emissie ontbreken, staan deze in het bijgeleverde supplement.
SPECIFICATIES Beschouw de gecertificeerde waarden voor de auto niet als de te verwachten waarden. De gecertificeerde waarden zijn referentiewaarden die verkregen zijn tijdens specifieke "EU-rijcycli" (zie onder). Er zijn meerdere factoren te bedenken voor een verhoogd brandstofverbruik en een kortere actieradius op stroom ten opzichte van de tabelwaarden. Bijvoorbeeld: • Als de auto niet regelmatig wordt opgeladen via het stroomnet.
SPECIFICATIES Goedgekeurde wiel- en bandenmaten In bepaalde landen staan niet alle goedgekeurde maten aangegeven op de typegoedkeuring of Motor Alle motoren A • • • 694 ✓ = Goedgekeurd handb./ 235/55 R 19 275/45 R 20A 275/40 R 21A 275/35 R 22A autom. 8x19x42,5 9x20x38,5 9x21x38,5 9x22x38,5 autom. ✓ ✓ ✓ ✓ Uitsluitend in combinatie met schermverbreders. Gerelateerde informatie • andere autopapieren. In de onderstaande tabel staan alle goedgekeurde velg- en bandcombinaties.
SPECIFICATIES Minimaal toelaatbare lastindex en snelheidsklassen voor banden In de onderstaande tabel staan de minimaal toelaatbare lastindex (LI) en snelheidsklasse (SS). Motor handb./ Minimaal toelaatbare lastindex (LI)A Minimaal toelaatbare snelheidsklasse (SS)B 104 V autom. Alle motoren A B autom. De lastindex van de band dient groter dan of minimaal gelijk te zijn aan de tabelwaarde. De snelheidsklasse van de band dient groter dan of minimaal gelijk te zijn aan de tabelwaarde.
SPECIFICATIES Goedgekeurde bandenspanningswaarden N.B. De goedgekeurde bandenspanningen voor de verschillende motoralternatieven staan in de tabel. Motor Bandenmaat 235/55 R19 Alle motoren Alle motoren, banden of combinaties daarvan zijn niet altijd beschikbaar op alle markten.
ALFABETISCH REGISTER 1, 2, 3 ...
ALFABETISCH REGISTER Afdichtmiddel 596 Applicatiemanager 625 Automatisch groot licht 160 Afsluitbare wielbouten 589 Approach-verlichting 166 Apps 522 Audio en media 520 Auto met internetaansluiting afspraak maken voor servicebeurt en reparatie 627 Auto met internetverbinding geen of een slechte verbinding 555 560 Automodem auto aansluiten op internet Instellingen 558 559 Auto opnemen 629 Autostatus Bandenspanning 626 586 Autovakantie 491 Afspraak maken voor servicebeurt en reparati
ALFABETISCH REGISTER Banden band afdichten bandenspanningscontrole bandenspanningstabel demonteren draairichting maten monteren opbergen profieldiepte rotatie slijtage-indicator spanning specificaties Winterbanden Bandenmaat 576 596 583 696 590 579 694 592 576 595 577 580 696 694, 695, 696 595 578, 588 Banden oppompen 601 Bandenspanning aanbevolen Controleren Instellen 582 580 581 Bandenspanningscontrole Kalibreren maatregel Status Bandenspanningstabel Batt.
ALFABETISCH REGISTER Centrale vergrendeling 269 City Safety bij kruisend verkeer 364 City Safety bij uitblijven van een actieve uitwijkmanoeuvre 365 City Safety™ CTA – Cross Traffic Alert 305, 306 307 376, 377, 378, 379 CZIP (Clean Zone Interior Package) 210 Claxon 203 Clean Zone 209 Clean Zone Interior Package 210 Dagrijlicht CO2-uitstoot 692 Dagteller op nul stellen 96 Dagtellers 93 Collision Warning Radarsensor voetgangersdetectie 357, 370 343 361 Compact reservewiel compact reser
ALFABETISCH REGISTER Elektrische stoelbediening Elektrische verwarming Ruiten Stoelen en achterbank stuurwiel 189 FSC, milieulabel 226, 228 220, 221 222, 223 Elektrisch inklapbare buitenspiegels 175 Elektrisch systeem 639 Elektromotor 472 Elektronische startblokkering 255 Ethanolgehalte max.
ALFABETISCH REGISTER HomeLink® gebruiken programmeren 512 514 512 Hoofdsteun 198 Hoogteregeling Houder voor boodschappentassen 480, 483 613 Hulp bij een dreigende botsing 396, 397, 398, 399, 400, 401, 402, 404 Hulplijnen voor parkeerhulpcamera 413 Hulpverwarming 237 Hybride-accu opladen 643 431 Hybride-accumeter 92 Hybride-meter 91 702 210 IC (Inflatable Curtain) 60 ID, Volvo 30 Identificatienummer 43 Immobilizer, startblokkering Elektronische startblokkering 255 In de was zetten
ALFABETISCH REGISTER Key tag 241 Kilometerstand Elektrische aandrijving 93 488 Kinderslot 271 Kinderveiligheid 63 Kinderveiligheidszitje 63, 66, 67 Bovenste bevestigingspunten 64 i-Size/ISOFIX-bevestigingspunten 65 onderste bevestigingspunten 65 plaatsen/monteren 66, 67 plaatsingstabel 70 tabel voor i-Size 74 tabel voor ISOFIX 75 Kinderzitje geïntegreerd kinderzitje 79 Kleurcode, lak 671 Kleurcodes 671 Klimaat automatische regeling gevoelstemperatuur sensoren spraakherkenning temperatuurregeli
ALFABETISCH REGISTER Luchtrecirculatie 224 Luchtverdeling blaasmonden ontdooien recirculatie tabel met alternatieven wijzigen 211 211, 213 225 224 214 212 Luchtzak, zie Airbag 54 Milieu M Maten Trekhaak 681 502 Max.
ALFABETISCH REGISTER Nooduitrusting EHBO-kit gevarendriehoek 621 621 opladen starten Status 438 441, 442, 444 Optie/accessoire 24 Oververhitting 498, 505 Peilstok, elektronisch 635 Persoonlijke rijmodus 474 Persoonsgegevens (Privacybeleid) Pilot Assist O octaangetal Olie, zie ook Motorolie inhalen 496 687, 688 Onbekende autocomponent 285 Ondergelopen weg 492 Onderhoud roestwering 669 Ontdooien 225 Ontgrendelen instellingen met sleutelblad 244 253 Op afstand bediende startblokkering
ALFABETISCH REGISTER starten van radioband en radiozender wisselen 525 526 460 461 460 164 458 Radiofavorieten 527 Red Key instellingen 250 251 Remstand 467 Regeleenheid laadstatus 436 442 Remsysteem vloeistof 689 Regeneratie 497 Remvloeistof kwaliteit 689 Regensensor 182, 183 Reinigen 660, 662 Automatische wasstraat 665 bekleding 658, 660, 661, 662 middendisplay 658 Stoffen bekleding 658, 660, 661 Veiligheidsgordels 660 Velgen 668 wasstraat 663, 664, 665, 666, 667, 668 Remfuncties 706
ALFABETISCH REGISTER Schakelindicatie (GSI) 471 Schakelindicator 471 Schakelstanden Automatische versnellingsbak 467 Schuifdak Beveiliging tegen overbelasting 170 sensoren Klimaat Luchtkwaliteit 206 211 Sensus aansluiting en entertainment 36 Sleutelvrij aanrakingsgevoelige vlakken instellingen vergrendelen/ontgrendelen 265 267 266 Slijtage-indicator 580 Snelheidsbegrenzer 294, 297, 298, 301 beknopte bedieningsinstructies 295 tijdelijk deactiveren 296 uitschakelen 297 Snelheidsklassen, banden
ALFABETISCH REGISTER Stoel voorin elektrische verwarming Klimaat Temperatuur Ventilatie Ventilator 220 217 231 222 229 Stoffen die allergieën en/of astma kunnen verwekken 210 Storingsdiagnose van camerasensor 354 Storingzoeken Adaptieve cruisecontrol 324 Stroombesparingsfunctie 499 Stuurhulp bij botsgevaar 396, 397, 398, 399, 400, 401, 402, 404 Stuurhulp bij gevaar voor staartbotsingen 401, 402 Stuurhulp bij gevaar voor tegenliggerbotsing 399, 400 Stuurkracht, snelheidsafhankelijk 288 Stuurkrachtn
ALFABETISCH REGISTER Trekhaak in- en uitklapbaar specificaties 501 502 502 V Trillingsdemper 501 TSA, Trailer Stability Assist 506 Veiligheid zwangerschap TSA - Trailer Stability Assist 290 Veiligheidsgordel gordelspanner gordelwaarschuwing omdoen/afdoen zwangerschap Tunneldetectie 159 Tv 538 539 539 instellingen kijken Twin Engine algemene informatie 430 Typeaanduidingen 678 Typegoedkeuring radarsysteem transpondersleutelsysteem 349 256 Veertransport Uitstoot van kooldioxide 692 USB
ALFABETISCH REGISTER Verlichting instrumentenpaneel verlichting van bedieningselementen Verlichting, gloeilampen vervangen 638 Verlichting display 168 Verlichting instrumentenpaneel Verlichtingsbediening 168 156, 168 Verlichting van bedieningselementen 168 Vermogen elektromotor 686 686 Versnellingsbak automaat 467 467 Versnellingsbakolie kwaliteit 689 Video instellingen 535, 537 536 Vierwielaandrijving, AWD Vlekken 472 658, 660, 661, 662 Vloeistoffen, hoeveelheden 674, 690 Vloeistoffen e
ALFABETISCH REGISTER Wisserblad Servicestand vervangen Wisserbladen reinigen 673 671, 672 667 Z Zekeringen algemene informatie in bagageruimte in motorruimte onder het dashboardkastje vervangen 644 654 647 651 645 Zekeringenkastje 645 Zonneklep spiegelverlichting 611 167 Zonnescherm achterportier inklembeveiliging panoramadak 173 170 177, 180 Zuinigheid 486 Zuinig rijden 486 711
ALFABETISCH REGISTER 712
TP 24891 (Dutch), AT 1746, MY18, Copyright © 2000-2017 Volvo Car Corporation