Operation Manual

SLEUTELS, VERGRENDELINGEN EN ALARM
* Optie/accessoire.
266
Passief vergrendelen en
ontgrendelen*
Vergrendeling en ontgrendeling van buiten de
auto vindt plaats met de handgreep van de por-
tieren of de achterklep als de auto is voorzien
van passieve vergrendeling/ontgrendeling
(Passive Entry)*.
Aanraakgevoelige holte voor vergrendeling
Aanraakgevoelig gebied voor ontgrendeling
Het met rubber beklede drukplaatje op de achterklep
wordt alleen gebruikt voor ontgrendeling.
N.B.
Vergrendeling en ontgrendeling zijn alleen
mogelijk wanneer een van de transponders-
leutels van de auto zich binnen bereik bevindt.
N.B.
Let erop dat het systeem kan worden geacti-
veerd bij het wassen van de auto als de trans-
pondersleutel binnen bereik is.
Passief vergrendelen
Alle portieren en de achterklep moeten dicht-
staan om de auto te vergrendelen via de hand-
grepen van de zijportieren.
Raak na het sluiten van het portier het
gemarkeerde gebied aan de achter- en bui-
tenkant van een de portiergrepen aan of druk
voor vergrendeling
11
de knop aan de onder-
zijde van de achterklep in voordat u deze
sluit.
> De slotindicator aan de binnenkant van de
voorruit bevestigt door te gaan knipperen
dat de vergrendeling heeft plaatsgevon-
den.
Om alle zijruiten en het panoramadak* tegelijker-
tijd te sluiten moet u uw vinger in de aanraakge-
voelige holte aan de buitenkant van de portier-
greep houden totdat de zijruiten en het panora-
madak dichtstaan.
Passief ontgrendelen
Pak een portiergreep beet of druk voor ont-
grendeling op het met rubber beklede druk-
plaatje aan de onderzijde van de greep van
de achterklep.
> De slotindicator aan de binnenkant van de
voorruit bevestigt door uit te gaan dat de
auto is ontgrendeld. Open portieren of
achterklep op de normale wijze.
11
Geldt bij elektrische achterklepbediening*.