Operation Manual

BESTUURDERSONDERSTEUNING
* Optie/accessoire.
321
WAARSCHUWING
Wanneer u de snelheid weer hervat met de
stuurknop
, kan er een markante snel-
heidstoename volgen.
Gerelateerde informatie
Adaptieve cruisecontrol* (p. 312)
Inhaalassistent met adaptieve
cruisecontrol
De adaptieve cruisecontrol (ACC
54
) kan u hel-
pen bij het inhalen van andere voertuigen.
Hoe de inhaalassistent werkt
Als ACC een ander voertuig volgt en u geeft met
de richtingaanwijzer
55
te kennen dat u wilt inha-
len, dan helpt de adaptieve cruisecontrol door
naar de voorligger te accelereren voordat uw
auto de inhaalstrook heeft bereikt.
De functie vertraagt daarna de snelheidsverla-
ging om te vroeg afremmen te voorkomen als de
auto een langzamer voertuig nadert.
De functie is actief totdat u het ingehaalde voer-
tuig bent gepasseerd.
WAARSCHUWING
Let erop dat dit systeem mogelijk in meer
situaties wordt geactiveerd dan tijdens het
inhalen, zoals bij het gebruik van de richting-
aanwijzers om aan te geven dat u van rijbaan
wilt wisselen of wilt afslaan – de auto accele-
reert dan kort.
Gerelateerde informatie
Adaptieve cruisecontrol* (p. 312)
Inhaalassistent van adaptieve
cruisecontrol starten
Voorwaarden voor gebruik van de
inhaalassistent
Om de inhaalassistent te kunnen activeren, is het
volgende vereist:
er is een voorligger (doelvoertuig) aanwezig
de actuele snelheid van uw auto is mini-
maal 70 km/h (43 mph)
de opgeslagen snelheid voor ACC is hoog
genoeg om veilig te kunnen inhalen.
Inhaalassistent starten
Om de inhaalassistent te starten:
Activeer de richtingaanwijzer.
Gebruik de linker richtingaanwijzer bij een
auto met het stuur links of de rechter rich-
tingaanwijzer bij een auto met het stuur
rechts.
> De inhaalassistent wordt gestart.
Gerelateerde informatie
Adaptieve cruisecontrol* (p. 312)
54
Adaptive Cruise Control
55
Alleen bij gebruik van de linker richtingaanwijzers bij een auto met het stuur links of de rechter richtingaanwijzers bij een auto met het stuur rechts.