Operation Manual
||
BESTUURDERSONDERSTEUNING
338
WAARSCHUWING
Wanneer u de snelheid weer hervat met de
stuurknop
, kan er een markante snel-
heidstoename volgen.
Gerelateerde informatie
•
Pilot Assist (p. 328)
Inhaalassistent met Pilot Assist
Pilot Assist kan u helpen bij het inhalen van
andere voertuigen.
Hoe de inhaalassistent werkt
Als Pilot Assist een ander voertuig volgt en u
geeft met de richtingaanwijzer
70
te kennen dat u
wilt inhalen, dan helpt Pilot Assist door naar de
voorligger te accelereren voordat uw auto de
inhaalstrook heeft bereikt.
De functie vertraagt daarna de snelheidsverla-
ging om te vroeg afremmen te voorkomen als de
auto een langzamer voertuig nadert.
De functie is actief totdat u het ingehaalde voer-
tuig bent gepasseerd.
WAARSCHUWING
Let erop dat dit systeem mogelijk in meer
situaties wordt geactiveerd dan tijdens het
inhalen, zoals bij het gebruik van de richting-
aanwijzers om aan te geven dat u van rijbaan
wilt wisselen of wilt afslaan – de auto accele-
reert dan kort.
Gerelateerde informatie
•
Pilot Assist (p. 328)
Inhaalassistent van Pilot Assist
starten
Voorwaarden voor gebruik van de
inhaalassistent
Om de inhaalassistent te kunnen activeren, is het
volgende vereist:
•
er is een voorligger (doelvoertuig) aanwezig
•
de actuele snelheid van uw auto is mini-
maal 70 km/h (43 mph)
•
de opgeslagen snelheid voor Pilot Assist is
hoog genoeg om veilig te kunnen inhalen.
Inhaalassistent starten
Om de inhaalassistent te starten:
–
Activeer de richtingaanwijzer.
Gebruik de linker richtingaanwijzer bij een
auto met het stuur links of de rechter rich-
tingaanwijzer bij een auto met het stuur
rechts.
> De inhaalassistent wordt gestart.
Gerelateerde informatie
•
Pilot Assist (p. 328)
70
Alleen bij gebruik van de linker richtingaanwijzers bij een auto met het stuur links of de rechter richtingaanwijzers bij een auto met het stuur rechts.